Evolutie en Biodiversiteit

Maand: november 2013

Superman krijgt minidochters

Klein type vrouw bij kemphanen ontdekt

Onder kemphanen is er volop diversiteit: er zijn drie verschillende typen mannen, en nu blijkt er ook een tweede type vrouw te zijn. Dat melden David Lank en collega’s.

Kemphaanmannen zijn er in verschillende uitvoeringen. Je hebt de veel voorkomende honkman, de minder vaak voorkomende satelliet en de heel zeldzame faar die pas negen jaar bekend is. De mannentypen verschillen van elkaar in uiterlijk en gedrag.
De vrouwen, een stuk kleiner dan mannen, zijn allemaal eender, was tot nu toe het idee. Maar David Lank en collega’s ontdekten tussen de nakomelingen van faren een afwijkend type vrouw: een onderdeurtje dat minder vruchtbaar lijkt te zijn.

Veroveringsstrategieën

Kemphaanmannen zorgen niet voor hun jongen, dat doen de vrouwen. Het enige dat mannen aan voortplanting hoeven te doen is paren. Hoe meer vrouwen ze versieren, hoe groter hun succes. Maar de concurrentie is hevig en ze moeten hun uiterste best doen om te scoren. Daar gebruiken ze verschillende strategieën voor.
Het bijzondere van kemphaanmannen is dat die verschillende veroveringsstrategieën erfelijk vastliggen. Dat komt bij bijna geen enkele andere diersoort voor.

Kemphanen broeden in Noord Europa en Siberië en overwinteren in Zuid Europa en Afrika. Tijdens de trek doen ze Nederland aan, maar ze broeden hier niet. Vroeger wel.

Uitbundig versierd

Twee mannentypen waren al langer bekend: honkmannen en satellieten. Zij hebben in de broedtijd uitbundige versieringen: halskragen en oorpluimen van lange veren die zwart, bruin, oranje of wit zijn, en effen, gestreept of gespikkeld. Op hun kop zitten gele wratjes.
De kragen en oorpluimen van honkmannen zijn over het algemeen donker van kleur. Bij satellieten zit er weinig of geen zwart in en meestal zijn óf kraagveren óf pluimenveren wit. Elke man heeft zijn eigen patroon. Na de broedtijd verliest hij zijn sierveren, maar het volgende broedseizoen komen die veren in precies hetzelfde kleurpatroon terug.

Deze twee mannentypen maken op speciale baltsarena’s een boel drukte om vrouwen te verleiden. Ze spelen daar verschillende rollen. Ook het gedrag van een man blijft, net als het kleurpatroon van zijn sierveren, van jaar op jaar hetzelfde.

Onweerstaanbare show

De honkmannen zijn met 85 procent in de meerderheid. Op de balts-arena’s proberen ze een stukje grond te bezetten en te verdedigen, hun honk. Daar bakkeleien ze met de buren, zetten kraag en oorpluimen op en buigen naar vrouwen. Meestal reageren die niet, maar soms gaan ze in op de avances van een man die hen aanstaat. Die heeft dan succes.
Maar honkman zijn is een riskante strategie, want drie op de vier honkmannen kunnen geen honk bemachtigen en buiten de arena’s paren vrouwen niet. De honkman-strategie kan dus veel nageslacht opleveren, maar leidt meestal tot niets.

De andere 15 procent van de mannen is satelliet. Een satelliet ambieert geen eigen honk, maar voegt zich brutaalweg bij een succesvolle honkbezitter. De twee baltsen en bespringen elkaar, en die show vinden vrouwen onweerstaanbaar. Daarom hebben honkmannen graag een satelliet op hun honk.
Maar als het eropaan komt – als er een vrouw in de buurt is – doet de honkman zich gelden. Hij is duidelijk de baas en de vrouw is voor hem. Een satelliet probeert op zijn beurt de honkman te hinderen als een vrouw gedekt wil worden. En als de baas even afgeleid is door een buurman, grijpt hij snel zijn kans. Zo hebben satellieten altijd wel enig succes, en gemiddeld krijgen ze evenveel nakomelingen als honkmannen.

De Canadees David Lank knobbelde uit dat er een gen is dat bepaalt of een man honkman is of satelliet. Vrouwen dragen dat gen ook, maar bij hen heeft het geen invloed op uiterlijk en gedrag.

Andere aanpak

Zo was de stand van zaken toen Joop Jukema en Theunis Piersma in 2004 in Friesland een derde type man ontdekten dat het heel anders aanpakt. Hij is kleiner dan honkmannen en satellieten. In het broedseizoen krijgt hij geen flitsend verenkleed met bonte kraag en oorpluimen, maar blijft er onopvallend uitzien. Hij lijkt op een vrouwtje, maar is wat groter. Baltsen doet hij zelden of niet. Maar zijn zaadballen zijn tweeënhalf keer zo groot als die van andere mannen: in die zin is het een superman.
Piersma noemde de nieuw ontdekte mannenvorm faar en stuurde twee exemplaren naar Lank, die hen doorfokt en hun gedrag bestudeert.

Hebben de onopvallende faren enig seksueel succes tussen de opgedofte uitslovers?

Trucjes

Zeker, zag Lank. “Een faar hangt rond bij andere mannen, bespringt die en laat zich bespringen”, zegt hij. “Hij draagt bij aan het drukke spektakel op de arena dat vrouwen aantrekt. Af en toe nodigt een vrouw speciaal een faar uit om met haar te paren. En wil ze paren met een normale man, dan glipt de faar soms tussen beide in om haar stiekem te dekken.”
Na zo’n gestolen paring heeft een faar nog een trucje in petto. “Als die vrouw zich daarna tegen de grond drukt om door een andere man gedekt te worden, kruipt de faar vaak naast haar. Slaagt de truc, dan springt die andere man op hem, en niet op de vrouw. Zij krijgt dan geen zaadcellen van die ander die met de zijne zullen concurreren om de bevruchting van de eieren.” De grotere testes van faren produceren volgens hem extra veel sperma, en dat helpt als er wel sperma-concurrentie is. Faren kunnen dus wel degelijk succes hebben bij vrouwen.

Kleine dochters

Ook het faar-zijn is erfelijk bepaald, bleek toen Lank ging fokken met de twee exemplaren die hij uit Nederland gekregen had. Toen de jongen van zijn twee faren opgroeiden, ontpopte ongeveer de helft van hun zonen zich tot faar. Ook die fokte Lank door. Er moet een gen zijn dat bepaalt of een man faar is of niet, ontdekte hij, en dat gen overstemt het gen dat bepaalt of een man honkman is of satelliet.

Maar er bleek ook iets aan de hand te zijn met de vrouwen. Tot verrassing van Lank was de helft van de dochters van faren kleiner dan andere vrouwen. Faren zijn heel zeldzaam; slechts ongeveer één procent van de mannetjes is faar. Hun dochters zijn dus ook zeer zeldzaam, en daarom was het nog nooit opgevallen dat er een klein type kemphaanvrouwen bestaat.

Het gen dat bepaalt of een man honkman/satelliet of faar is, heeft dus ook gevolgen voor de vrouwelijke draagsters.
Vrouwelijke faren lijken, in tegenstelling tot mannelijke faren, minder vruchtbaar te zijn dan gewone vogels. In de kooien van Lank hebben ze althans nog geen jongen voortgebracht. Deze verminderde vruchtbaarheid van de kleine farendochters zal gecompenseerd moeten worden door het succes van de andere dochters en de zonen van faren. Anders zouden de faren uit de kemphaanpopulaties verdwijnen.

Willy van Strien
Dit is een bewerking en uitbreiding van een artikel dat ik drie jaar geleden voor Bionieuws schreef.

Foto’s
Groot: Kemphaanman, Zeddammer (Wikimedia Commons)
Klein, rechts: Baltsende man, Terence Voller (Creative Commons)
Klein, links: Kemphaanvrouw, Dick Daniels (Wikimedia Commons)

Bekijk de balts van kemphanen op een YouTube-filmpje van Jos Vroegrijk

Bronnen:
Lank, D.B., L.L. Farrell, T. Burke, T. Piersma & S.B. McRae, 2013. A dominant allele controls development into female mimic male and diminutive female ruffs. Biology Letters 9, 6 november online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0653
Jukema, J. &T. Piersma, 2006. Permanent female mimics in a lekking shorebird. Biology Letters 2: 161-164. Doi: 10.1098/rsbl.2005.0416
Lank, D.B., C.M. Smith, O. Hanotte, T. Burke & F. Cooke, 1995. Genetic polymorphism for alternative mating behavior in lekking male ruff Philomachus pugnax. Nature 378: 59-62. Doi: 10.1038/378059a0

Vaste prik

Parende zeenaaktslakken drijven elkaar een naald in de kop

Als bepaalde Siphopteron-zeenaaktslakken paren, planten ze een naald in elkaars kop. Die naald gaat er diep in, vlakbij de ogen en boven een zenuwknoop. Het waarom van dit vreemde ritueel is nog niet duidelijk, schrijven Rolanda Lange en collega’s.

Een schitterend uiterlijk, pikante seks: zeenaaktslakken zijn boeiende beestjes met vaak vreemde eigenschappen. Nieuw hoogtepunt is de ontdekking dat bepaalde zeenaaktslakken van het geslacht Siphopteron (een tot nu toe onbekende soort)  een scherpe naald bij elkaar in de kop steken tijdens de paring, zoals Rolanda Lange en collega’s beschrijven.
Deze piepkleine zeenaaktslakken van het Groot Barrièrerif bij Australië, een paar millimeter groot, zijn wit met gele en rode accenten. Ze hebben een puntige rode staartlob en witte zijflappen met een kleurig randje over hun rug gevouwen.

Twee penistakken

Zoals alle zeenaaktslakken zijn ze hermafrodiet, dat wil zeggen man en vrouw tegelijk.

Als deze Siphopteron-zeenaaktslakken paren, is dat geheel wederzijds. In yinyanghouding stulpen beiden een lange en buigzame penis uit. Die penis vertakt zich in tweeën. De ene tak gaat netjes in de vrouwelijke geslachtsopening van de partner, onder de rechterflap; dat is de eigenlijke penis die het sperma overdraagt.
De tweede tak heeft een scherp en hol uiteinde, als een injectienaald. Die wordt midden in de kop van de partner geplant, enkele seconden nadat de eigenlijke penis is ingebracht. Zo blijven de twee dan bijna drie kwartier met elkaar verbonden.

Prostaatvloeistof

Het lijkt akelig, die injectienaalden in die koppen. Maar de dieren ondergaan het allemaal rustig.
Via de naald pompen de twee vloeistof uit de prostaatklier over, zagen de onderzoekers die er een filmpje van maakten. Bedenk, als je de beelden bekijkt, hoe klein deze dieren zijn.

Er zijn meer Siphopteron-soorten, nauw verwant aan deze, en allemaal hebben ze zo’n penis met een naald op een zijtak. Allemaal prikken ze de naald ergens in de partner om prostaatvloeistof over te brengen. Maar deze soort is de enige die zijn naald in de kop van de partner duwt, en altijd op dezelfde plaats: bij de ogen, boven een zenuwknoop. In het hele dierenrijk is dit uniek.

Waarom de dieren dit doen, is nog een raadsel. Maar omdat ze elkaar altijd boven die zenuwknoop prikken, denken de onderzoekers dat stofjes uit de overgepompte vloeistof inwerken op het zenuwstelsel van de partners.
Deze zeenaaktslakken maken wel iets héél intiems van hun seks.

Willy van Strien

Foto: Johanna Werminghausen en Rolanda Lange

De onderzoekers maakten een filmpje van parende Siphopteron-zeenaaktslakken

Bron:
Lange, R., J. Werminghausen & N. Anthes, 2014. Cephalo-traumatic secretion transfer in a hermaphrodite sea slug. Proc. R. Soc. B 281: 20132424, 13 november 2013 online. Doi: 10.1098/rspb.2013.2424

Samenwerking afgedwongen met een trucje

Acacia maakt helpende mier geheel afhankelijk

Acacianectar is verslavend voor Pseudomyrmex ferrigineus, een mier die in een samenwerkingsverband met de stierenhoornacacia leeft. Martin Heil en collega’s laten zien dat ander voedsel niet meer te verteren is na een portie nectar.

De mier Pseudomyrmex ferrigineus krijgt kost en inwoning van de stierenhoornacacia, Acacia cornigera. In ruil daarvoor beschermt hij de boom tegen vretende dieren en klimplanten en haalt hij zaailingen weg rond de stam. Een samenwerkingsrelatie waar beide partijen iets aan hebben. Toch neemt de acacia het zekere voor het onzekere, blijkt uit onderzoek van Martin Heil en collega’s. Hij maakt de mier volledig afhankelijk zodat die de relatie niet zal verbreken.

De acaciamieren, die leven in Mexico en Midden Amerika, nestelen in de holle doorns van de stierenhoornacacia. De boom maakt voedzame bolletjes die de mierenwerksters oogsten om aan de larven te voeren. Zelf eten ze nectar die de boom voor ze produceert, niet in bloemen, maar op speciale orgaantjes.

Niet meer vrijwillig

Het lijkt dat de boom voldoende biedt om de mieren aan zich te binden. Maar die mieren kunnen ook ander zoet voedsel vinden, zoals de honingdauw die luizen afscheiden of sappen uit andere planten. En vinden ze daar veel van, dan laten ze de boom misschien aan zijn lot over.
Om te voorkómen dat de mieren op die andere voedselbronnen af gaan, haalt de acacia een trucje met ze uit, schrijft Heil. Zo gauw een volwassen mier eenmaal een hapje acacianectar heeft genomen, wil ze geen ander voedsel meer. Zij blijft dus op de boom en verzorgt die goed, zodat de boom floreert en de nectar blijft komen. De mier zit als het ware in de val, de samenwerking is niet meer geheel vrijwillig.

Waarom wil een mier die eenmaal acacianectar heeft gegeten niets anders meer?

Enzym platgelegd

Omdat ze niets anders meer kan verteren. In zoet voedsel zit veel sucrose, een samengestelde suiker die in de darmen van de mier moet worden gesplitst in zijn onderdelen, glucose en fructose. De mier heeft daar een enzym voor. Maar de acacianectar bevat een eiwit dat dit enzym voorgoed uitschakelt. Een mier die nog nooit deze nectar heeft gegeten breekt sucrose gewoon af, maar zo gauw ze eenmaal wat nectar op heeft zal dat nooit meer lukken. Sucrose wordt onverteerbaar en dus onaantrekkelijk, en de mier mijdt voortaan alles waar het in zit.
En dat is al het zoets, behalve ….. de nectar van de acacia. Die is sucrosevrij. En alleen daar kunnen de darmen van de mier nog mee overweg. Zo dwingt de acacia de samenwerking af door de spijsvertering van de mier te manipuleren.

Eigenbelang

Dat sommige parasieten hun gastheer manipuleren om iets voor hen te doen, dat wisten we. Maar hier gebeurt het om samenwerking veilig te stellen. Ook in mooie samenwerkingsrelaties (mutualistische relaties) kan het eigenbelang op de voorgrond treden.

Willy van Strien

Foto’s: Alex WildPseudomyrmex spinicola lijkt erg op Pseudomyrmex ferrugineus en werkt ook samen met acacia’s. Groot: werksters oogsten de voedzame bolletjes. Klein: mier bij nestingang in doorn.

Bron:
Heil, M., A. Barajas-Barron, D. Orona-Tamayo, N. Wielsch & A. Svato, 2013. Partner manipulation stabilises a horizontally transmitted mutualism. Ecology Letters, 4 november online. Doi: 10.1111/ele.12215

Macabere opdracht

Sluipwesplarve maakt spin tot zijn slaaf

Stanislav Korenko en collega’s beschrijven drie sluipwespen die hun gastheer, een spin, dwingen om een ongewoon web te maken, een bouwwerk waarin de sluipwesp veilig kan verpoppen.

Kruisspinnen en komkommerspinnen die worden geparasiteerd door een sluipwesplarve zijn ten dode opgeschreven. Maar voor zo’n spin sterft krijgt hij nog een klusje opgedragen: onder invloed van de volgroeide sluipwesplarve maakt hij een constructie van draden waarin die larve veilig kan verpoppen.
Het is een voorbeeld van hoe parasieten hun gastheer kunnen manipuleren. Verschillende sluipwespen ‘bestellen’ verschillende bouwsels, laten Stanislav Korenko en collega’s zien.

De onderzoekers beschrijven de manipulaties van drie soorten sluipwespen: Polysphincta boops, Polysphincta tuberosa en Sinarachna pallipes.

Volwassen sluipwespen leven vrij; hun larven zijn parasitair en hun gastheren sterven als ze volgroeid zijn.
De drie zijn Europese soorten, maar ze hebben geen Nederlandse naam. Hun slachtoffers – de andere spelers in dit verhaal – zijn bekender: de kruisspin, de gewone komkommerspin, de bonte komkommerspin en de tweelingkomkommerspin.

Drama

Sluipwespvrouwtjes zoeken een spin om daar een eitje op te leggen; de larve die eruit komt klampt zich aan het achterlijf van de spin vast en voedt zich met vloeistoffen die hij uit zijn slachtoffer opzuigt. Die blijft voorlopig leven en weeft zijn normale, vlakke wielweb om prooien te vangen.
Pas als de sluipwesplarve volgroeid is, voltrekt zich het echte drama. De ongelukkige spin gaat opeens een heel ander web bouwen, een stevige ruimtelijke structuur zonder kleefdraden. Als dat bouwsel af is, maakt de sluipwesplarve zijn gastheer dood, zuigt hem helemaal leeg en verpopt in het driedimensionale ‘coconweb’. Daar is de sluipwesppop beschut tegen weer en wind en tegen roofvijanden. Uiteindelijk komt er een volwassen sluipwesp te voorschijn.

Waarschijnlijk dwingen sluipwesplarven de spinnen tot hun macabere werk door stofjes in te spuiten die inwerken op hun zenuwstelsel.

Verschillende opdrachten

Korenko laat zien dat de sluipwesplarve bepaalt hoe het coconweb eruit gaat zien. In opdracht van Polysphincta boops en Polysphincta tuberosa maakt een spin namelijk een ander bouwsel dan wanneer hij werkt voor Sinarachna pallipes.

De beide Polysphincta-soorten krijgen een dicht geweven constructie waarin ze in horizontale positie verpoppen. Deze larven spinnen zelf nog een vrij losse cocon om zich heen.

Een Sinarachna-larve dwingt de spin om een los web te weven waarin hij zelf nog een stevige rechtopstaande cocon bouwt om in te verpoppen.
Ongeparasiteerde vrouwtjesspinnen bouwen soms ook een ruimtelijk web, maar dat is dan bestemd als veilige plaats voor hun eitjes.

Deze sluipwespen zijn parasieten van de ergste soort. Ze zuigen hun gastheer niet alleen letterlijk uit, maar laten hem eerst nog slavenarbeid verrichten.
Vanuit de sluipwesp gezien is het natuurlijk een verrekt knap staaltje van manipulatiekunst.

In het veld draagt een klein deel van de kruisspinnen en komkommerspinnen zo’n sluipwesplarve bij zich.

Willy van Strien

Foto’s:
Bovenste drie: Stanislav Korenko.
Volgroeide larve van sluipwesp Polysphincta tuberosa.
Komkommerspin met larve van Sinarachna pallipes; het ‘wormpje’ linksonder op het lijf van de spin.
Pop van Sinarachna pallipes in beschermend coconweb.
Onderste: Hectonichus (Wikimedia Commons). Volwassen sluipwesp Polysphincta boops.

Bron:
Korenko, S., M. Isaia, J. Satrapová & S. Pekár, 2013. Parasitoid genus-specific manipulation of orb-web host spiders (Araneae, Araneidae). Ecological Entomology, 17 oktober online. Doi: 10.1111/een.12067

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑