Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: communicatie (Pagina 2 van 3)

(A)sociaal dier

Dreigende octopus maakt zich groot en donker

De reputatie van octopussen als eenlingen zonder sociale contacten is aan herziening toe. De dieren kunnen complexe dreighoudingen tegenover elkaar aannemen, melden David Scheel en collega’s.

Octopussen (achtarmige inktvissen) staan bekend als eenlingen die zich weinig met elkaar bemoeien. Dat beeld is niet terecht: de dieren gaan wel degelijk met soortgenoten om, schrijven David Scheel en collega’s, al is dat vooral op een onvriendelijke manier. De onderzoekers maakten filmopnamen van Octopus tetricus bij Australië en constateerden dat de dieren vaak mot hebben.
Ze laten hun agressiviteit op een complexe manier blijken. Een dier dat een ander bedreigt maakt zich groot door zich op zijn acht armen op te heffen en zich zoveel mogelijk te strekken. Als er een verhoging op de zeebodem is, gaat hij daarop staan. Tegelijkertijd wordt hij donker van kleur; net als veel andere inktvissen kan ook deze soort van kleur veranderen.

Donker

Hoe de confrontatie verloopt, hangt af van het kleurverschil tussen de twee. Maakt de één zich donkerder dan de ander, dan druipt die ander af. Maar worden ze even donker, dan dagen ze elkaar uit. Soms pakken ze elkaar vast en gaan ze vechten.
Hoe groter een dier is vergeleken met de ander, hoe donkerder hij zich maakt. Kleur en grootte laten zien hoe sterk een dier is en hoe gemotiveerd hij is om te vechten, denken de auteurs. De imponerende dreighouding geeft een tegenstander de kans om in te binden als hij een strijd niet kan winnen.

Tot voor kort was zo’n complexe dreighouding van octopussen niet bekend. Het idee was dat de veranderlijke kleuren dienen om de dieren te camoufleren tegen de achtergrond. Of dat kleuren kunnen opflakkeren om een roofvijand af te schrikken. Nu blijkt dat de dieren met hun kleur ook communiceren met soortgenoten. Ze zijn toch sociaal – al is hun gedrag vrij asociaal.

Willy van Strien

Foto: John Turnbull (via Flickr, Creative Commons)

Bron:
Scheel, D., P. Godfrey-Smith & M. Lawrence, 2016. Signal use by octopuses in agonistic interactions. Current Biology, 28 januari online. Doi: 10.1016/j.cub.2015.12.033

In goed overleg

Zebravink-ouders regelen de aflossing op het nest

zebravinken, mannetje en vrouwtje
In een zacht ‘gesprek’ maken een mannetje en een vrouwtje zebravink elkaar duidelijk hoelang ze op de eieren willen zitten, dus hoe lang de ander weg kan blijven om te eten. Het is het eerste voorbeeld van dieren die zo onderhandelen over zorgtaken, schrijven Ingrid Boucaud en collega’s.

Bij zebravinken vormen mannetje en vrouwtje een paar voor het leven. Eerlijk verdelen ze de zorg voor het nageslacht: nestbouw, broeden en voeden. En ze trekken altijd samen op. Maar als er eieren in het nest liggen, lukt dat niet. Een van de ouders moet dan op de eieren zitten om ze warm te houden. De partners nemen die taak beurtelings op zich, terwijl de ander elders gaat eten. Ze lossen elkaar ruwweg elk halfuur af.
Ingrid Boucaud en collega’s ontdekten nu dat de twee als het ware van tevoren afspreken hoe lang degene die vertrekt weg kan blijven.

Gesprekjes

Een aantal jaren geleden hadden Julie Elie en collega’s al beschreven hoe man en vrouw in en bij hun nest communiceren. Ze laten dan beurtelings zeer korte roepjes en wat langere, hoge tonen horen. Dat doen ze zachtjes: het zijn een soort onderlinge gesprekjes van ongeveer een halve minuut die niet voor pottenkijkers bedoeld zijn. Ze babbelen bijvoorbeeld als een van de twee terugkomt na een poosje weggeweest te zijn. Ze doen het in het wild – zebravinken leven in groepen in droge gebieden van Australië -, maar ook in gevangenschap.
De vogels bleken hun partner aan zijn geluidjes te herkennen, maar de onderzoekers opperden dat een stelletje misschien ook overlegt over de zorgtaken.

Begroeting

Nu schrijven Ingrid Boucaud en collega’s (van dezelfde onderzoeksgroep als Elie) dat man en vrouw met hun geluidjes regelen wanneer ze elkaar aflossen op het nest. Ze hielden zebravinken in een grote vliegkooi, verbonden met een aparte ruimte waar de vogels heen moesten om eten en drinken te vinden. Er nestelden 32 paartjes, waarvan de biologen er 12 volgden in de broedperiode. Ze namen het gedrag van de vogels waar en maakten geluidsopnamen. En ze deden proeven waarbij ze het mannetje van de koppels een tijdje ophielden, zodat hij langer van het nest wegbleef dan normaal. Omdat het vrouwtje pas van de eieren af kon als hij terug was, moest zij extra lang wachten voordat zij kon gaan eten.

Als een mannetje langer weggeweest is, houden de vogels het begroetingsgesprek korter en sneller dan anders, zo bleek.
Bovendien lijken ze af te spreken hoe lang de ander zal wegblijven. Naarmate de man in het gesprek na zijn terugkomst meer roept, zal de vrouw sneller weer terugkomen. En hetzelfde gebeurt daarna, als zij terug is en hij weer gaat vertrekken. Hoe sneller zij dan haar roepjes laat horen, hoe eerder hij zich weer zal melden om haar af te lossen.

Pa en ma houden dus rekening met elkaar. Voorbeeldig.

Willy van Strien

Foto: Zebravinken: mannetje rechts, vrouwtje links. Sunphlo (Creative Commons)

Bronnen:
Boucaud, I.C.A., M.M. Mariette, A.S. Villain & C. Vignal, 2015. Vocal negotiation over parental care? Acoustic communication at the nest predicts partners’ incubation share. Biological Journal of the Linnean Society, 13 november online. Doi: 10.1111/bij.12705
Elie, J.E., M.M. Mariette, H.A. Soula, S.C. Griffith, N. Mathevon & C. Vignal, 2010. Vocal communication at the nest between mates in wild zebra finches: a private vocal duet? Animal Behaviour 80: 597-605. Doi:10.1016/j.anbehav.2010.06.003

Oproepkracht

Zaagbaars ‘weet’ wanneer murene kan helpen een prooi te vangen

Vissen zijn niet zo dom als ze misschien lijken. Kijk bijvoorbeeld hoe slim een jagende zaagbaars een murene inschakelt als hij het niet alleen af kan. Hij beoordeelt goed wanneer hij hulp nodig heeft en van welke murene hij die kan verwachten, blijkt uit onderzoek van Alex Vail en collega’s.

De zaagbaars Plectropomus leopardus jaagt boven koraalriffen in het westelijk deel van de Stille Oceaan op kleine vissen. Als die zich verschansen in spleten en kieren van het rif, kan de zaagbaars ze niet pakken.
Maar daar heeft hij een oplossing voor: hij haalt er dan een gemarmerde murene bij. Deze palingachtige vis kan zich wel in smalle ruimtes wringen. Aan het koppel kan een prooivis moeilijk ontkomen. In zijn schuilplek is hij niet meer veilig, want de murene probeert hem in een hoek te drijven en te pakken. En vlucht hij naar open water, dan zet de zaagbaars een snelle achtervolging in. De twee rovers hebben een deal: wie de prooi vangt, slikt hem in.

Kop omlaag

Zaagbaars en murene vullen elkaar dus goed aan, wat een gezamenlijke aanval kansrijk maakt. Voor de zaagbaars betekent dat winst. Hij krijgt de buit weliswaar niet altijd, maar zonder hulp van een bondgenoot zijn prooien die schuilen in het rif allemaal onbereikbaar. En de murene zou ongevraagd niet overdag op jacht zijn gegaan; hij rust dan in een schuilplaats. De opbrengst van de gezamenlijke jachtpartij is voor hem een extraatje.

Alex Vail, Redouan Bshary en collega’s hadden al beschreven hoe een zaagbaars een jachtmaatje rekruteert. Als hij het voorzien heeft op een visje dat zich tussen het koraal heeft teruggetrokken, bijvoorbeeld na een mislukte achtervolging, en hij ziet een murene in de buurt, dan benadert hij die met bepaalde trillingen van zijn lijf en bewegingen van zijn rugvin. Hij stoot de murene ook weleens aan. En soms wijst hij naar de plaats waar de prooi zit door daar te gaan staan met zijn kop omlaag.

Heeft hij geluk, dan komt de murene uit zijn schuilplaats om de prooi op te jagen.
Een deel van dit werk is overigens gedaan aan een andere zaagbaarssoort, de Rodezeewrakbaars. Die jaagt op dezelfde manier als Plectropomus undulatus (die geen Nederlandse naam heeft), maar dan met de reuzenmurene als partner.

Oefening

Nu laten Vail en collega’s zien hoe slim de zaagbaars Plectropomus undulatus het aanpakt. Alleen als de prooi op een plaats zit waar hij niet bij kan, nodigt hij een murene uit om mee toe doen. En hij krijgt snel in de gaten welke murene daar wel en welke daar niet voor te porren is. Niet elke murene gaat namelijk op het verzoek in, wisten de onderzoekers uit waarnemingen in zee.

Ze vingen een aantal zaagbaarzen bij het Groot Barrièrerif bij Australië en namen die mee naar het lab om ze te testen in een grote ronde bak met zeewater waarin ze verschillende situaties in scène zetten. In een doorzichtige perspex cilinder bevond zich bij wijze van prooi een dood visje. Er zat een visdraad aan vast, zodat de onderzoekers hem in beweging konden brengen. De cilinder bevatte ook een brok koraal, waaronder de ‘prooi’ zich kon verschansen.
In de eerste serie proeven was de prooi in zijn cilinder ofwel onder het koraalbrok te zien, ofwel erboven, in het open water. In de bak lag een koker waaruit de kop van een murene-model stak, een geplastificeerde foto die de onderzoekers ook via een vislijn konden bewegen. De zaagbaarzen, een voor een in het aquarium gezet voor de test, moesten laten zien in welke situatie ze die ‘murene’ bij de jacht probeerden te betrekken.

Dat deden de baarzen voornamelijk als het nodig was, als de prooi onder het brok koraal lag. Na enige oefening, waarbij terechte hulpvragen werden beloond met een hapje eten, beslisten ze nog wat beter en sneller.

Bereidwillig

In de tweede serie proeven waren twee murene-modellen in kokers present. Een van hen was bereid om mee te werken als dat gevraagd werd; de onderzoekers trokken hem dan aan de visdraad met de baars mee. De ander verdomde het; de onderzoekers lieten hem wel te voorschijn komen, maar vervolgens de verkeerde kant op zwemmen.
De zaagbaarzen kregen snel door op welke van de twee ze konden rekenen als ze assistentie zochten en wendden zich tot dit bereidwillige exemplaar.

De onderzoekers zijn onder de indruk van de manier waarop de zaagbaarzen de situatie beoordelen en een bereidwillige partner voor de jacht rekruteren als dat nodig is. Ik vermoed dat vissen eigenlijk slimmer zijn dan we denken.
Het werk is opgezet vanuit het perspectief van de zaagbaars. Ik ben nu benieuwd waarom murenen wel of niet op een uitnodiging tot samenwerken ingaan. Doen ze dat bijvoorbeeld alleen op dagen dat ze zelf ook behoefte aan prooi hebben, bijvoorbeeld als ze hongerig zijn na een nacht die weinig vangst heeft opgeleverd?

Willy van Strien

Foto’s: ©Alex Vail

Het onderzoek naar zaagbaars en murene op twee filmpjes van de onderzoekers:
Wel of geen murene inschakelen?
De ene murene werkt mee, de andere niet.

Zie ook: Goed georganiseerde jachtpartij

Bronnen:
Vail, A.L., A. Manica & R. Bshary, 2014. Fish choose appropriately when and with whom to collaborate. Current Biology 24: R791-R793. Doi: 10.1016/j.cub.2014.07.033
Vail, A.L., A. Manica & R. Bshary, 2013. Referential gestures in fish collaborative hunting. Nature Communications 4: 1765. Doi: 10.1038/ncomms2781
Bshary, R., A. Hohner, K. Ait-el-Djoudi & H. Fricke, 2006. Interspecific communicative and coordinated hunting between groupers and giant moray eels in the Red Sea. PLoS Biol 4: e431. Doi: 10.1371/journal.pbio.0040431

Goed georganiseerde jachtpartij

Koraalduivels halen assistentie als ze prooien ontdekken

Voordat een koraalduivel op een school prooivisjes duikt, nodigt hij vaak een maatje uit om mee te gaan op jacht. Samen zetten ze de school klem en vervolgens verdelen ze de buit eerlijk, lieten Oona Lönnstedt en collega’s zien.

Het was biologe Oona Lönnstedt, die onderzoek doet bij het Groot Barrièrerif in Australië, opgevallen dat koraalduivels vaak jagen in groepjes van twee, drie of vier. Ze wilde daar meer van weten en legde nauwkeurig het gedrag vast van de gestreepte dwergkoraalduivel, een vis van twintig centimeter die ’s avonds op jacht gaat.

Samen jagen

Zo ontdekte ze hoe een gezamenlijke jachtpartij tot stand komt. Een vis neemt het initiatief. Hij benadert een andere koraalduivel, buigt zijn kop omlaag, spreidt zijn enorme waaiervormige borstvinnen uit en laat zijn staartvin golven. Na een paar seconden wuift hij langzaam eerst met de ene, dan met de andere borstvin. De andere reageert daar meestal op door ook zijn vinnen te bewegen. Dan gaan ze samen jagen.
Met hun grote borstvinnen drijven ze een school kleine visjes naar een plek waar ze niet kunnen ontsnappen en vervolgens pakken ze er om beurten één slachtoffer uit, die ze in een keer doorslikken.

In het lab bevestigde Lönnstedt dat de koraalduivels de jacht op deze manier organiseren. Ze deed proeven in een speciaal ontworpen aquarium met ondoorzichtige en doorzichtige afscheidingen die ze kon verwijderen.
In het midden zette ze bij elke proef een gestreepte dwergkoraalduivel. Aan een kant van de bak was een deels doorzichtige wand waarachter ofwel een andere gestreepte dwergkoraalduivel zat, ofwel een rode koraalduivel ofwel een andere roofvis (geen koraalduivel); soms was het compartiment gewoon leeg. De koraalduivel in het midden moest om een barrière heen zwemmen om die andere vis te kunnen zien. Aan de andere kant, achter een doorzichtige wand, liet ze prooivisjes los.

Om beurten toehappen

De prooivisjes waren natuurlijk aantrekkelijk: zo gauw ze verschenen, bracht de dwergkoraalduivel waar het om ging veel tijd door bij de wand waarachter zij zwommen. Maar hij zwom ook regelmatig naar de andere kant van het aquarium om daar de aandacht van de andere vis te trekken. Althans: als dat een gestreepte dwergkoraalduivel of rode koraalduivel was. Bij een andere roofvis of een leeg compartiment had hij niets te zoeken.
Tegenover een andere koraalduivel voerde hij de vertoning op die Lönnstedt ook al buiten op het rif had gezien.
Als ze de tussenwanden vervolgens weghaalde, gingen de twee samen op de prooivisjes af, dreven ze in een hoek en hapten om beurten toe. De vis die het initiatief tot de jachtpartij genomen had was meestal degene die begon. De koraalduivels waren beleefd en pakten steeds maar één prooivisje, hoewel ze er vier of vijf achter elkaar op zouden kunnen.

Lönnstedt denkt dat het vinvertoon misschien niet alleen een uitnodiging is, maar ook informatie bevat, bijvoorbeeld over waar de prooi te vinden is.

Communicatie, samenwerking en eerlijkheid lonen, bleek uit aparte proeven. Een koraalduivel die met een maatje jaagt krijgt namelijk twee keer zoveel visjes te pakken als wanneer hij alleen zou zijn. Dankzij de goed georganiseerde samenwerking zijn koraalduivels efficiënte jagers.

Willy van Strien

Foto: twee gestreepte dwergkoraalduivels op jacht. Oona Lönnstedt.

Het uitnodigingsgedrag van de koraalduivels is te zien op YouTube.

Bronnen:
Lönnstedt, O.M., M.C.O. Ferrari & D.P. Chivers, 2014. Lionfish predators use flared fin displays to initiate cooperative hunting. Biology Letters 10: 20140281, 25 juni online. Doi: 10.1098/rsbl.2014.0281
Rizzari J.R. & O.M. Lönnstedt, 2014. Cooperative hunting and gregarious behaviour in the zebra lionfish, Dendrochirus zebra. Marine Biodiversity 3: 1-2. Doi: 10.1007/s12526-014-0215-6

Waterballet

Biologen ontdekken nieuwe Indiase danskikkers

Kikkermannetjes van Micrilaxus-soorten uit India sloven zich aardig uit om een vrouwtje te verleiden: ze roepen en steken een vlag uit. Sathyabhama Das en collega’s vonden een aantal nieuwe soorten.

Regelmatig stuiten biologen op verrassingen. Zo vonden Sathyabhama Das Biju en collega’s onbekende soorten Micrixalus-kikkers in India. Sommige daarvan hebben iets leuks: de mannetjes ‘dansen’ om vrouwtjes te verleiden en om rivalen te waarschuwen.

De biologen voegen veertien nieuwe soorten Micrixalus-kikkers toe aan de elf die al bekend waren. Al deze soorten komen alleen voor in de West-Ghats, een bergketen aan de westkust van India. De kikkers, slechts een paar centimeter groot, leven daar langs bergstromen. Minstens acht van de soorten dansen; twee van die acht waren al bekend.

Opgeblazen keelzak

De dansende kikkers verzamelen zich na de regentijd in grote groepen in ondiepe delen van bergbeken om te broeden, vaak bij kleine stroomversnellingen. De mannetjes gaan op een kiezel zitten en trekken de aandacht van de vrouwtjes door te roepen en een helderwitte keelzak op te blazen. Af en toe tikken ze met een achterpoot. En als ze op dreef zijn strekken ze een achterpoot wijd uit en houden die even als een vlag in de lucht, met gespreide tenen en zwemvliezen. ‘Dansen’ is hiervoor misschien een groot woord, maar grappig is het wel.

Als een vrouwtje een mannetje ziet zitten, paren ze. Zij graaft dan een kuiltje in de bodem van de beek, legt haar eitjes erin en begraaft ze.

Waarschuwing

Maar de mannetjes vlaggen ook naar elkaar, om te laten zien dat ze bereid zijn om hun plekje tegenover elkaar te verdedigen, schreven Doris Preininger en collega’s vorig jaar. Komt er een mannetje te dichtbij een ander, dan probeert die hem met zijn achterpoot weg te schoppen.
Door een poot uit te steken als een indringer nadert, geven de mannetjes alvast een waarschuwing af.

Willy van Strien

Foto: Sathyabhama Das Biju (Wikimedia Commons)

De biologen maakten een leuk YouTube-filmpje over de Indiase danskikkers. Er is ook een kortere versie.

Bronnen:
Biju, S.D., Sonali Garg, K.V. Gururaja, Yogesh Shouche & Sandeep A. Walujkar, 2014. DNA barcoding reveals unprecedented diversity in Dancing Frogs of India (Micrixalidae, Micrixalus): a taxonomic revision with description of 14 new species. Ceylon Journal of Science (Bio. Sci.) 43, 8 mei online. Doi: 10.4038/cjsbs.v43i1.6850
Preininger, D., M.J. Stiegler, K.V. Gururaja, S.P. Vijayakumar, V.R. Torsekar, M. Sztatecsny & W. Hödl, 2013. Getting a kick out of it: multimodal signalling during male-male encounters in the foot-flagging frog Micrixalus aff. saxicola from the Western Ghats of India. Current Science 105 : 1735-1740.
Preininger, D., M. Boeckle, M. Sztatecsny & W. Hödl, 2013. Divergent receiver responses to components of multimodal signals in two foot-flagging frog species. PLoS One 8: e55367. Doi: 10.1371/journal.pone.0055367

Vliegenvangers gluren bij de buren

Beschermen koolmezen hun legsel tegen nieuwsgierige blikken?

Bonte vliegenvangers nemen vaak een kijkje in het nest van koolmezen en apen vervolgens het gedrag na van koolmezen die veel eitjes hebben. Maar koolmezen delen liever geen informatie over de inhoud van hun nest. Signaleren ze een vliegenvanger in de buurt, schrijven Olli Loukola en collega’s, dan bedekken ze hun eitjes.

Als de bonte vliegenvangers in het voorjaar terugkomen uit Afrika, zijn de koolmezen, die niet zijn weggeweest, al volop aan het broeden. In Finland, waar Olli Loukola werkt, lopen de mezen 10 tot 14 dagen op de vliegenvangers voor.
De koolmezen kennen hun omgeving goed en hebben een geschikte plek voor hun nest uitgezocht.
Het is niet zo vreemd dat vliegenvangers afkomen op plaatsen waar veel koolmezen nestelen. Ze zoeken namelijk dezelfde nestplaatsen: holten in bomen of nestkasten. En ze hebben hetzelfde voedsel nodig voor hun jongen: insecten. Dus waar het goed is voor koolmezen, is het ook goed voor vliegenvangers. Daar vestigen ze zich graag en daar produceren ze grote legsels. Tenzij er zoveel koolmezen zijn dat de concurrentie erg hevig zou worden.

Inbreuk op privacy

Maar de vliegenvangers blijken de privacy van hun buren niet te respecteren. Als de mezenouders weg zijn, komen de vliegenvangers regelmatig in hun nesten kijken hoeveel eitjes er liggen. Daar trekken ze conclusies uit. Waar de koolmeesburen veel eitjes hebben, leggen de vliegenvangers ook iets meer eitjes die bovendien iets zwaarder zijn. Ze rekenen er dan op dat de omgeving voldoende voedsel biedt voor een groot gezin.

Bovendien apen ze mezen met grote legsels na. In een eerdere studie plaatsten de onderzoekers ofwel een witte cirkel, ofwel een witte driehoek rond de ingang van nestkasten. Troffen de vliegenvangers een groot legsel aan bij een koolmeespaar in zo’n versierde nestkast, dan kozen ze voor zichzelf meestal een nestkast met hetzelfde symbool erop. Troffen ze een klein legsel in een koolmeesnest, dan namen ze liever een kast van het andere type. Ze kopieerden zo het gedrag van succesvolle mezen en vermeden het gedrag van minder succesvolle mezen.

Groot risico

De vliegenvangers spieken dus bij de concurrentie. De koolmezen zijn de dupe. Want waar ook vliegenvangers komen nestelen, blijft straks minder voedsel over voor de koolmeesjongen. Dan kan het gebeuren dat er minder jongen opgroeien of dat ze kleiner zijn als ze uitvliegen. De mezen moeten daarom niets hebben van vliegenvangers. Als ze pottenkijkers betrappen, jagen ze die weg of maken ze soms zelfs dood.
Glurende vliegenvangers nemen dus grote risico’s. Kennelijk is de informatie over de inhoud van koolmeesnesten ze erg veel waard.

Toegedekt

Nu melden de Finse onderzoekers dat de koolmezen die informatie afschermen door hun eitjes te bedekken. Mezen hebben de gewoonte om haar en ander materiaal op de eitjes te leggen zolang het legsel nog niet compleet is en de mezenouders vaak weg zijn. Waarom is niet helemaal duidelijk; misschien is het om de eitjes warm te houden.

Is er een vliegenvanger in de buurt, dan dekken koolmezen hun legsel extra goed toe, ontdekten de onderzoekers via experimenten. Ze lieten bij een aantal koolmeesnesten een opgezette vliegenvanger zien en het geluid van zijn zang horen. Bij andere nesten gebruikten ze een opgezette pestvogel en zijn geluid, ter controle. De pestvogel is geen concurrent van de mezen.
Geconfronteerd met een vliegenvanger brachten de mezen meer haar in hun nest en dekten ze hun eitjes zorgvuldiger toe dan wanneer ze een pestvogel in hun buurt zagen. Het verschil was niet heel groot, dus ik ben nog niet helemaal overtuigd dat de mezen opzettelijk informatie voor vliegenvangers verbergen. Maar het lijkt er op.

De onderzoekers zagen soms ook dat vliegenvangers een mezennest binnengingen en het haar van de eitjes afhaalden. Hondsbrutaal.

Willy van Strien

Foto: Arnstein Rønning (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Loukola, O.J., T. Laaksonen, J-T. Seppänen & J.T Forsman, 2014. Active hiding of social information from information-parasites. BMC Evolutionary Biology 14:32. Doi: 10.1186/1471-2148-14-32
Loukola, O.J., J-T. Seppänen, I. Krams, S.S. Torvinen & J.T. Forsman, 2013. Observed fitness may affect niche overlap in competing species via selective social information use. American Naturalist 182: 474-483. Doi: 10.1086/671815
Forsman, J.T., J-T. Seppänen & I.L. Nykänen, 2012. Observed heterospecific clutch size can affect offspring investment decisions. Biol. Lett. 8: 341-343. Doi: 10.1098/rsbl.2011.0970
Seppänen, J-T., J.T. Forsman, M. Mönkkönen, I. Krams & T. Salmi, 2011. New behavioural trait adopted or rejected by observing heterospecific tutor fitness. Proc. R. Soc. B 278: 1736-1741. Doi: 10.1098/rspb.2010.1610
Forsman, J.T., R.L. Thomson & J-T. Seppänen, 2007. Mechanisms and fitness effects of interspecific information use between migrant and resident birds. Behavioral Ecology 18: 888-894. Doi: 10.1093/beheco/arm048

Flitsend machtsvertoon

Kleurwisseling weerspiegelt vechtlust en overwicht van kameleon

Kameleon-mannen weten wat ze aan elkaar hebben, laten Russell Ligon en Kevin McGraw zien. De dieren lezen strijdlust en overwinningskansen van een tegenstander af aan diens kleurverandering.

Zet twee mannen van de jemenkameleon bijeen en het wordt hommeles. Ze zijn zeer agressief naar elkaar. Maar tot een daadwerkelijk gevecht komt het zelden. Want voor het zover is, heeft vaak een van de twee de aftocht geblazen.
Daar gaat een inschattingsprocedure aan vooraf die een tijdje duurt. De twee tegenstanders beoordelen elkaar eerst op afstand en vervolgens van dichtbij voordat ze eventueel (maar meestal dus niet) een kop-aan-kop gevecht beginnen. Jemenkameleons, grote dieren met een flinke helm op de kop, leven in Jemen en Saoedi-Arabië.
Hoe schatten mannen van deze kameleons elkaars vechtlust en overwicht in?

Vechtlust en lef

Dat moet iets met hun kleurpatroon te maken hebben, dachten Russell Ligon en Kevin McGraw. Dat verandert namelijk tijdens een confrontatie. Zoals alle kameleons kunnen ook jemenkameleons razendsnel van kleur verschieten. Met opvallende kleurwisselingen brengen ze misschien boodschappen over, veronderstelden de onderzoekers. In een serie proeven zetten ze steeds twee mannen bij elkaar, maakten elke vier seconden een foto en analyseerden de kleuren en kleurveranderingen op de foto’s.

De mate waarin de kleuren veranderen en vooral de snelheid waarmee dat gebeurt geven de vechtlust en het lef van een man aan, zo bleek. Hoe feller de strepen op de flanken van een man worden, hoe groter zijn neiging is om op zijn tegenstander af te gaan. Hoe sneller de kleur van zijn kop vervolgens opflakkert, hoe waarschijnlijker het is dat hij zal doorzetten.

De man die minder snel en minder intens van kleur verandert trekt zich bijtijds terug. Hij begrijpt de boodschap en neemt geen risico.

Oei. Die wil knokken en hij zal een gevecht waarschijnlijk winnen ook. Wegwezen!

Willy van Strien

Foto: Steven G. Johnson (Wikimedia Commons)

De onderzoekers filmden dreigende kameleons

Bron:
Ligon, R.A. & and K.J. McGraw, 2013. Chameleons communicate with complex colour changes during contests: different body regions convey different information. Biol. Lett. 9: 20130892, 11 december online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0892

 

Zangtalent

Lied van orpheuswinterkoning klinkt ons als muziek in de oren

Hoor je de orpheuswinterkoning zingen, dan lijkt het alsof er iemand aan het fluiten is. Dat is geen toeval, leggen Emily Doolittle en Henrik Brumm uit. De zang van deze vogel heeft kenmerken gemeen met veel soorten menselijke muziek, waaronder de westerse.

De zang van de orpheuswinterkoning, Cyphorhinus arada klinkt buitengewoon muzikaal. Deze zanger leeft in de regenwouden van het Amazonegebied waar hij bekend is als de uirapuru.
Het mannetje – of het vrouwtje ook zingt is niet bekend – laat een liedje horen dat hij een aantal keer herhaalt. Daarna kan hij overstappen op een ander deuntje. Elke man heeft een paar liedjes op zijn repertoire. Zo’n liedje duurt een paar seconden en bevat zeven tot 38 zuivere tonen, en soms wat geratel en andere geluiden tussendoor.

Consonanten

De verschillen in hoogte tussen de opeenvolgende tonen maken de zang zo muzikaal, schrijven componiste Emily Doolittle en ornitholoog Henrik Brumm. Want de orpheuswinterkoning maakt vaak sprongen die in onze muziek ook veel voorkomen: octaaf, reine kwint en reine kwart. De opeenvolgende tonen zijn dan consonanten: klanken die goed bij elkaar passen.
Soms lijkt het zelfs alsof de vogel in een bekende toonsoort zingt, bijvoorbeeld in F groot. Daardoor bestaat de zang voor onze oren niet uit losse tonen, maar horen wij er muziek in. Sommige fragmenten doen Doolittle en Brumm denken aan Haydn en Bach.

Daar komt bij dat de vogel, net als componisten, thema’s gebruikt: patronen van tonen die met kleine variaties worden herhaald.

Omdat de zang van de orpheuswinterkoning voldoet aan onze muzikale regels hebben sommige componisten de liedjes ingepast en erop gevarieerd in hun werk. Een mooi voorbeeld is het sfeervolle Uirapuru do Amazonas van Paul Winter.

Willy van Strien

Foto: Nick Athanas, Antpitta

Zang van de orpheuswinterkoning
Hoor de orpheuswinterkoning in Uirapuru do Amazonas van Paul Winter

Andere talentvolle vogels:
Sonorawinterkoning: meesterlijk duet van winterkoning
Liervogel: disco in het bos
Stompveermanakin: musicerende mannekes van de Andes

Bron:
Doolittle, E. & H. Brumm, 2013. O canto do uirapuru: consonant intervals and patterns in the song of the musician wren. Journal of Interdisciplinary Music Studies, 15 oktober online. Doi: 10.4407/jims.2013.10.003

“Roofvogel! Hoog!”

Springaapjes geven informatieve alarmberichten

Met variaties in een paar verschillende roepen kunnen springapen, Callicebus nigrifrons, elkaar gericht waarschuwen tegen verschillende gevaren, ontdekten Cristiane Cäsar en collega’s.

Het springaapje Callicebus nigrifrons (‘zwart-voorhoofd-springaap’) kan slechts een paar eenvoudige roepen laten horen. Toch kunnen de dieren elkaar heel goed attenderen op gevaar, doordat ze die roepen volgens vaste regels combineren.
De springapen, die in kleine familiegroepen leven in de Atlantische bossen langs de kust van Brazilië, hebben nogal wat vijanden: onder meer verschillende soorten roofvogels, verschillende katachtige roofdieren en kapucijnapen. Oplettendheid en een goed alarmsysteem zijn dus hard nodig.

Extra informatie


Cristiane Cäsar en collega’s hadden al ontdekt dat de zwart-voorhoofd-springaapjes, net als veel andere dieren, verschillende alarmroepen hebben voor vijanden in de lucht en voor vijanden op de grond.
Een aap die een roofvogel boven zich ziet, waarschuwt zijn groepsgenoten met een hoge ‘tjilp’. Als reactie hierop kijken de anderen op om de lucht en de boomkronen af te speuren. De onderzoekers noemden deze roep A. Ziet een aap een katachtig roofdier op de grond, dan laat hij een hoge ‘piep’ horen, geluid B. De anderen kijken vervolgens naar de aap die alarm slaat, voegen zich vaak bij hem en roepen mee.

Door experimenten te doen hebben de onderzoekers nu ontdekt dat de apen extra informatie in hun alarmberichten stoppen. Ze zetten een model van een gekuifde caracara (een roofvogel) of van een oncilla (tijgerkat) op de grond of hoog in een boom, wachtten af tot een springaap die ontdekte en namen zijn alarmroepen op.

Duidelijke boodschap

Als een springaap het caracara-model in de boom zag, liet hij, zoals verwacht, een serie A-roepen horen. Maar een aap die de roofvogel op de grond ontdekte, gaf een andere boodschap. Hij riep ook een serie A’s, maar gooide er af en toe een B tussendoor.
Een aap die de oncilla op de grond aantrof, waarschuwde de anderen met een serie B-roepen. Maar een aap die de oncilla in de boom opmerkte, liet de serie B’s voorafgaan door een A en stopte soms nog wat A’s tussen de B’s.
Zo geven de springapen voor elke bedreigende situatie een apart waarschuwingssignaal af.

De apen pasten nog meer variaties toe om hun boodschap te verduidelijken. Ze maakten de lengte tussen de eerste en de tweede roep bijvoorbeeld langer als de vijand op een ongewone plaats zat: de roofvogel op de grond, of de kat in een boom. Caracara’s zijn meestal in de lucht of op een boomtak te zien, maar komen soms op de grond. Oncilla’s lopen juist meestal op de grond, al zijn het goede klimmers.

Effectief communiceren

De onderzoekers namen ook ontmoetingen waar tussen de springapen en levende dieren. In situaties die ze met de modellen hadden nagebootst hoorden ze dan dezelfde patronen in de alarmberichten terug. In andere situaties waren de boodschappen anders: een overvliegende roofvogel ontlokt slechts een korte serie A-roepen en om te waarschuwen voor een kapucijneraap gebruiken de springapen nog weer andere combinaties van kreten, met een derde type roep erbij. Zo kunnen ze met hun bescheiden roepjes effectief communiceren in het bos.

Willy van Strien

Foto’s: Springaap: Claudio Marcio Lopes (Wikimedia Commons); Kuifcaracara: Nori Almeida (Wikimedia Commons).

Bronnen:
Cäsar, C., K. Zuberbühler, R.J. Young & R.W. Byrne, 2013. Titi monkey call sequences vary with predator location and type. Biology Letters 9: 20130535. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0535
Cäsar, C., R.W. Byrne, W. Hoppitt, R.J. Young & K. Zuberbühler, 2012. Evidence for semantic communication in titi monkey alarm calls. Animal Behaviour 84: 405-411. Doi: 10.1016/j.anbehav.2012.05.010

Meesterlijk duet van winterkoning

Man en vrouw beheersen spel van vraag en antwoord

Mannetje en vrouwtje van de sonorawinterkoning zijn qua zang uitstekend op elkaar ingespeeld, ontdekten Christopher Templeton en collega’s. De partners zingen een duet volgens eigen regels.

Het klinkt als één lied – maar het zijn twee sonorawinterkoningen, man en vrouw, die om en om zingen en elkaar zonder enige hapering afwisselen. Zo’n strak gecoördineerd duet is een indrukwekkende prestatie, schrijft Christopher Templeton, en hij laat zien dat de vogels razendsnel op elkaars zang reageren.
Sonorawinterkoningen komen alleen voor in droge bossen aan de westkust van Mexico. Ze leven in paren, elk stel in zijn eigen territorium. Man en vrouw overnachten apart, maar ’s morgens vroeg zoeken ze contact en fluiten ze duetten. Met die duetten weren ze indringers uit hun territorium en bevestigen ze hun band.

Templeton verdiepte zich in de kunst van het samenspel. Mannetjes en vrouwtjes, die ook solo kunnen zingen, hebben elk een repertoire van dertig tot veertig liedfrasen die ongeveer een seconde duren. De mannetjes zingen andere deuntjes dan vrouwtjes; de frasen van mannetjes eindigen gewoonlijk met een triller.
Als ze samen zingen, rijgen man en vrouw een selectie van hun wijsjes soepel en naadloos aaneen tot een zogenoemd antifonaal (tegenstemmig) duet, een spel van vraag en antwoord. Ze zitten dan tien meter of meer van elkaar af in dichtbegroeid bos.

Zangregels

Het is al bijzonder dat ze elkaar zo precies afwisselen, maar het is nog opmerkelijker dat ze daarbij hun eigen strikte regels volgen. Elk koppel maakt namelijk unieke combinaties van de riedels die het ter beschikking heeft. Als een van hen een frase zingt, geeft de partner het voor dit paar bijbehorende antwoord. Zo ontstaat een reeks van twee frasen.
Soms schakelt een van de twee (meestal het mannetje) over op iets anders, waarop de ander daar het juiste antwoord op geeft. De vogels moeten dus goed naar elkaar luisteren, elkaars liedfragment herkennen en de juiste tegenfrase uit het repertoire opdiepen en laten horen. En dat alles zo snel dat er geen gat valt.

Templeton en collega’s werken al een aantal jaar met sonorawinterkoningen in het Chamela-Cuixmala Biosfeer Reservaat. Ze hebben elke vogel een unieke combinatie van pootringen gegeven en de territoria in kaart gebracht.

Om het kunstige samenspel te bestuderen namen de onderzoekers duetten op van elf paar vogels en splitsten die opnamen in tweeën: een opname van de zang van het mannetje en een van de zang van het vrouwtje. Uit de zang van het vrouwtje kozen ze één frase en monteerden die zes keer achter elkaar met een pauze ertussen waarin de tegenfrase van een mannetje zou passen.

Omvangrijk repertoire

Toen dat klaar was haalden ze de elf mannetjes een voor een naar een veldstation. Daar kregen ze de opname met zes keer dezelfde liedfrase van hun partner te horen. De mannetjes reageerden daar verrassend snel op, constateerde Templeton, en vielen binnen een fractie van een seconde in. Allemaal kozen ze uit hun omvangrijke repertoire minstens één keer precies die ene frase die het juiste antwoord was. Acht van de elf zongen die specifieke frase vaak, en vijf deden het al meteen na de eerste riedel van de partner. De mannetjes hielden zich dus goed aan de duetregels die ze samen met hun partner hadden, concludeert Templeton. Net als in het veld zongen ze ook vaak een andere frase terug. Alleen kon de partner daar nu niet op reageren.

Na de testen werden de mannetjes teruggebracht naar hun territorium. Daar was alles in orde, want tijdens hun afwezigheid hadden de onderzoekers de opname van hun zang afgespeeld om te voorkómen dat een ander mannetje beslag zou leggen op hun territorium en partner.

Willy van Strien

Foto: Francesco Veronesi (Creative Commons)

Beluister een duet, en nog een, van de stichting Xeno-canto. In elk herhaald stukje zit een frase van een mannetje en een van een vrouwtje.

Bronnen:
Templeton, C.N.,  N.I. Mann, A.A. Ríos-Chelén, E. Quiros-Guerrero, C. Macías Garcia & P.J.B. Slater, 2013. An experimental study of duet integration in the happy wren, Pheugopedius felix. Animal Behaviour, 24 augustus online. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.07.022
Templeton, C.N., A.A. Ríos-Chelén, E. Quirós-Guerrero, N.I. Mann & P.J.B. Slater, 2013. Female happy wrens select songs to cooperate with their mates rather than confront intruders. Biology Letters, 20120863. Doi: 10.1098/rsbl.2012.0863
Templeton, C.N., K.D. Rivera-Cáceres, N.I. Mann, P.J.B. Slater, 2011. Song duets function primarily as cooperative displays in pairs of happy wrens. Animal Behaviour 82: 1399-1407. Doi: 10.1016/j.anbehav.2011.09.024

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑