Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: lopen, vliegen, zwemmen (Pagina 2 van 2)

Mestkever leest de sterren

Ig Nobelprijs voor vaste koers met strontbal

 

In het pikkedonker kunnen mestkevers keurig in een rechte lijn blijven lopen – zolang ze de Melkweg maar zien. Dat bleek uit proeven van Marie Dacke en collega’s.

Als de Afrikaanse mestkever Scarabaeus satyrus ’s nachts zijn mestbal voortrolt, kan hij een vaste richting aanhouden dankzij de sterrenhemel, rapporteerden Marie Dacke en collega’s begin dit jaar. De kever heeft niet zozeer houvast aan heldere sterren, maar oriënteert zich op de Melkweg, die hij ziet als een zwakke lichte streep. De ontdekking leverde de onderzoekers vorige week vrijdag (13 september) een Ig Nobelprijs op, een prijs voor wetenschappelijk onderzoek waarom men eerst moet lachen, maar dat vervolgens aan het denken zet.

Scarabaeus satyrus wordt actief als de zon een uur onder is. Hij vliegt er in het donker op uit om verse zoogdierpoep te zoeken, want dat is zijn voedsel. Hij haalt er een royale klont af en draait er met zijn voorpoten een bal van die hij zal begraven om later op te eten. Een smakelijk voorraadje. Sommige ballen zijn bestemd voor zijn nakomelingen; daar legt hij zijn eitjes in zodat de larven zullen uitkomen in Luilekkerland.

Vaste koers

Maar rond een stronthoop verdringen zich veel mestkevers die graag de kant en klare mestbal van een ander afpakken. Zodra een mestkever zijn bal af heeft, gaat hij er dus vandoor. Hij keert zich om, zet zijn de achterpoten tegen de bal en holt achteruit weg, kop naar beneden.
Dat is een hele prestatie, want de bal is veel groter dan de kever. Om zo snel mogelijk en zo ver mogelijk van de drukke stronthoop vandaan te komen, moet hij zijn bal in een rechte lijn rollen. En dat doet hij dan ook. Hij heeft geen vaste bestemming, geen ‘thuis’, waar hij heen gaat, maar hij kiest een richting en houdt die koers aan. Valt hij in een kuil, dan krabbelt hij overeind en vervolgt zijn rechte weg. Stuit hij op een obstakel, dan gaat hij er erlangs en hobbelt vervolgens in de oorspronkelijke richting verder.

Houvast

Wie in het donker in een rechte lijn probeert te lopen, buigt al snel af. Ook een mestkever die ’s nachts met zijn bal onderweg is heeft houvast nodig om zijn rechte pad te handhaven. De onderzoekers hadden eerder laten zien dat de kevers zich uitstekend kunnen oriënteren op maanlicht, ook bij halve maan.

Maar wat als de maan ’s nachts onder de horizon staat en er dus geen maanlicht is?

De onderzoekers deden een serie experimenten tijdens maanloze nachten in een Zuid-Afrikaans wildpark. Ze lieten de dieren hun bal rollen in een arena met een wand eromheen, zodat ze alleen zicht hadden op de lucht. Onder een heldere sterrenhemel liepen de kevers in een heel fatsoenlijke rechte lijn. Maar ze begonnen te zwalken als de lucht bewolkt was of als de onderzoekers een zwart kartonnen kapje over hun ogen zetten. Kennelijk stelt de sterrenhemel hen in staat om koers te houden.

Oriëntatie

Met hun kleine ogen kunnen de mestkevers alleen de meest heldere sterren zien. De Melkweg zien ze als een zwakke lichte streep. Waar oriënteren ze zich nu op, vroegen de onderzoekers zich af, op heldere sterren of op de Melkweg? Om daar achter te komen gingen ze met de kevers naar het planetarium van Johannesburg, waar ze de kunstmatige hemelkoepel naar believen konden inrichten. Ze konden sterren plus de Melkweg op de koepel projecteren, of alleen sterren, of alleen de Melkweg. Daar mochten de kevers opnieuw hun kunsten tonen.
De conclusie was dat de mestkevers hun bal in een rechte lijn rollen zolang ze de Melkweg zien. Met alleen sterren lukt het ze niet.

Dit is het eerste keer dat onderzoekers ontdekken dat een insect zich op de sterren oriënteert. En Scarabaeus satyrus is het eerste dier dat ’s nachts houvast blijkt te hebben aan de Melkweg. Maar de onderzoekers verwachten dat er meer dieren zijn die zich op de Melkweg oriënteren.

Willy van Strien

Foto: Gilles San Martin (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Dacke, M., E. Baird, M. Byrne, C.H. Scholtz & E.J. Warrant, 2013. Dung beetles use the Milky Way for orientation. Current Biology 4: 298-300. Doi: 10.1016/j.cub.2012.12.034
Dacke, M., M.J. Byrne, E. Baird, C.H. Scholtz & E.J. Warrant, 2011. How dim is dim? Precision of the celestial compass in moonlight and sunlight. Phil. Trans. R. Soc. B 366: 697-702. Doi: 10.1098/rstb.2010.0191

Oranje kampioenen

Hoe donkerder de vleugels, hoe beter monarchvlinders vliegen

Beroemd zijn de monarchvlinders die hoog in de bergen van zuidwest Mexico overwinteren en de zomer doorbrengen rond de grote meren van Noord Amerika. Daniel Hanley en collega’s ontdekten dat de kleur van de vleugels een rol speelt bij hun fenomenale vliegvermogen.

Monarchvlinders zijn ongelooflijk goede vliegers. De ultieme vliegkampioenen onder hen leven ’s zomers in Noord Amerika ten oosten van de Rocky Mountains. Zij overwinteren een slordige 3000 kilometer verderop – in Mexico.

Ten westen van die bergketen is er een kleine populatie monarchvlinders die over een korte afstand trekt, en buiten Noord Amerika komen monarchvlinders voor die helemaal niet trekken.

Heen en weer

Naast de reis, is ook de overwintering van de Noord-Amerikaanse oostelijke trekkers in Mexico spectaculair. De vlinders hangen in dichte trossen aan de takken en stammen van de heilige zilverspar.

In het vroege voorjaar worden ze actief; ze paren en zetten koers naar het noordoosten. Onderweg leggen de vrouwtjes een of enkele keren eitjes op zijdeplanten, waarop de rupsen zich kunnen ontwikkelen. De rupsen verpoppen en er verschijnen nieuwe vlinders die de reis richting Canada vervolgen. Oude en nieuwe vlinders moeten steeds door om de juiste planten te vinden. Zijdeplanten groeien alleen als het niet te koud, maar ook niet te warm is. In het voorjaar schuift de zone met geschikte planten van zuid naar noord, en de vlinders gaan mee.
De meeste oude vlinders, die in Mexico overwinterd hadden, sterven ergens onderweg, maar een deel van hen, minimaal 10 procent, komt in het zomergebied aan, ontdekte Nathan Miller.

De voortplanting gaat daar tot ver in de zomer door.

In de nazomer verschijnt een nieuwe generatie die zich niet voorplant, maar die zich vol eet en de terugreis naar Mexico aanvaardt. De meeste vlinders voltooien dan de hele reis. Enkele leggen onderweg nog eitjes en ook de nieuwe vlinders vliegen naar Mexico. Daar brengen ze de winter door en in het voorjaar begint de cyclus weer opnieuw.

Kleine kleurverschillen

Biologen wisten al dat de kleur van vlindervleugels belangrijk is voor hun vliegvermogen. Donkere tinten – vooral zwart, maar ook rood – absorberen namelijk zonnewarmte en dat stelt de vlinders in staat om ook te vliegen als het koel is. Daniel Hanley onderzocht in hoeverre de vleugelkleur van monarchvlinders bepaalt hoe groot de afstand is die ze tijdens de trek kunnen overbruggen.
Monarchen hebben oranje vleugels met zwarte banen over de vleugeladers en een zwarte rand met witte stippen. De vleugels van mannetjes zijn dieper oranje dan die van de vrouwtjes en hebben smallere zwarte banen. Maar ook binnen de groepen mannetjes en vrouwtjes verschillen de vlinders iets van elkaar. Bij het ene exemplaar neigt het oranje naar rood, bij de ander ligt de kleur dichter bij geel, en ook de hoeveelheid zwart verschilt.

Hanley ving een aantal vlinders op hun zomerverblijf en mat hoe donker de oranje kleur van de voorvleugels was en hoeveel zwart erop zat. Van een klein stukje vleugel bepaalde hij  de chemische samenstelling en daaruit, in combinatie met de mate van slijtage, kon hij afleiden waar de vlinders als rups waren opgegroeid.

Afstandsverschillen

In zijn vlinderverzameling bleken dieren te zitten die de hele afstand vanuit Mexico hadden afgelegd (en dus van het vorige jaar waren en hadden overwinterd) en vlinders die waren komen aanvliegen van verschillende plaatsen tussen Mexico en de grote meren (en dus dit jaar geboren waren). En er waren vlinders bij die in het zomergebied zelf waren opgegroeid.

Vlinders die van ver kwamen, constateerde hij, hadden het meeste zwart op de vleugels en bij de mannetjes (die minder zwart hebben) was bovendien de oranje kleur intenser. De verschillen waren klein, maar toch. De vlinders uit Mexico waren het donkerst. Dat kwam niet doordat de vlinders die vanuit Mexico waren vertrokken allemaal donker waren, want daar waren ook lichter gekleurde exemplaren bij. Maar alleen de diepst gekleurde vlinders hadden de tocht helemaal kunnen volbrengen. Dus: hoe meer zwart de vleugels van een vlinder hebben – en voor een mannetje: hoe intenser de oranje kleur is –, hoe groter de afstand die hij kan afleggen.

Uithoudingsvermogen

Dat sluit aan bij het werk van Andrew Davis, die vlinders in het lab had laten vliegen in een speciaal molentje.
De hoeveelheid zwart speelde in zijn proeven geen rol, waarschijnlijk omdat de temperatuur aangenaam was en de vlinders warm genoeg. Maar de oranje kleur van hun vleugels deed er nog wel toe: hoe dieper oranje, hoe langer de vlinders bleven vliegen. Gemiddeld hielden ze het één uur achter elkaar vol, maar sommige vlogen ruim twee uur door. Het is nog wel de vraag of het betere vliegvermogen inderdaad het gevolg is van warmteabsorptie.

De kleur van de vleugels heeft overigens meerdere functies. Hij waarschuwt roofvijanden dat de vlinders bitter smaken en giftig zijn, en hij speelt een rol bij de partnerkeus.

Willy van Strien

Foto: Dwight Sipler (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Hanley, D., N.G. Miller, D.T.T. Flockhart & D.R. Norris, 2013. Forewing pigmentation predicts migration distance in wild-caught migratory monarch butterflies. Behavioral Ecology, 8 mei online. Doi: 10.1093/beheco/art037
Davis. A.K., J. Chi, C. Bradley & S. Altizer, 2012. The redder the better: wing color predicts flight performance in monarch butterflies. PLoS ONE 7: e41323. Doi: 10.1371/journal.pone.0041323
Miller, N.G., L.I. Wassenaar, K.A. Hobson & D.R. Norris, 2012. Migratory connectivity of the monarch butterfly (Danaus plexippus): patterns of spring re-colonization in Eastern North America. PLoS ONE 7: e31891. Doi: 10.1371/journal.pone.0031891

Krachtpatser met licht wapen

Neushoornkever vliegt met hoorn even makkelijk als zonder

De hoorn van de Japanse neushoornkevers moet de dieren vreselijk in de weg, zitten, zou je denken. Mis! Erin McCullough en collega’s laten zien dat het allemaal reuze meevalt.

De Japanse neushoornkever, Trypoxylus dichotomus (kabutomushi op z’n Japans) ziet er stoer uit met de lange vertakte vork voor op zijn kop. Tegelijk oogt het wat onbeholpen. Zit de hoorn niet in de weg, wilden Erin McCullough en collega’s weten.
Ze merkten dat zo’n ding amper iets weegt.

De Japanse kever is een van de grootste uit de groep van ruim driehonderd soorten neushoornkevers, ongeveer vijf centimeter groot. De mannen hebben hoorns, de vrouwen niet. Een man gebruikt zijn wapen om andere mannen weg te duwen van een plaats waar vrouwen komen, zodat hij daar het rijk alleen heeft.

De lengte van de hoorns verschilt nogal van man tot man: sommige hebben maar een kleine knobbel, andere een joekel van een paar centimeter.

Goede conditie

Een man met een korte hoorn druipt meteen af als er een tegenstander met een lange hoorn verschijnt. Twee mannen die ongeveer even goed bedeeld zijn gaan de strijd aan tot een van hen opgeeft of gewipt wordt. De man met de langste hoorn blijft altijd over.
Hij heeft ook echt de beste kwaliteit, heeft Douglas Emlen laten zien. Want naarmate een mannetje als larve beter gevoed en gezonder is, zal hij als volwassen kever groter zijn; bovendien is zijn hoorn dan in verhouding extra groot.

Een lange hoorn is dus belangrijk om succes te hebben met de voortplanting en een teken van een goede conditie.

Maar het lijkt een onding als zo’n man zich wil verplaatsen.

Vlieggemak

De kevers houden zich overdag verborgen, komen ’s nachts te voorschijn en vliegen dan naar bomen waar ze zich voeden met sap dat uit wondjes in de schors sijpelt. Daar ontmoeten ze elkaar. Voor een man met een forse hoorn lijkt die vliegtocht een moeizame onderneming.
Erin McCullough verwachtte dat ook. Zo’n hoorn maakt het dier een stuk zwaarder, dacht ze. Het zwaartepunt zou meer naar voren liggen, wat het moeilijk maakt om stabiel te vliegen en wendbaar te zijn. En het rare uitsteeksel zou de luchtweerstand een stuk groter maken.
Maar tot haar verrassing bleek dat helemaal niet waar te zijn. McCullough en collega’s vergeleken mannetjes en vrouwtjes van de Japanse neushoornkever, en mannetjes met korte hoorns met mannetjes met lange hoorns. Ze constateerden eerst dat alle dieren, vrouwen en mannen met lange dan wel korte hoorns, even snel en even ver vliegen.

Licht

Toen ze vervolgens wilden verklaren waarom een lange hoorn kennelijk geen last is, ontdekten ze dat de hoorns hol zijn en een veel lager vochtgehalte hebben dan andere lichaamsdelen. Ook de langste hoorns dragen daardoor maar een paar procent bij aan het lichaamsgewicht en hebben nauwelijks invloed op de ligging van het zwaartepunt.
De hoorns vergroten de luchtweerstand bovendien niet. Dat komt doordat de kevers vrij langzaam vliegen, een paar meter per seconde, en hun lichaam niet horizontaal houden, maar opgericht in een hoek van gemiddeld 50 graden.

Al met al hinderen de hoorns een vliegende kever amper. Mannen met een forse hoorn hoeven zich nog geen 3 procent extra in te spannen. De hoorns mogen er dan uitzien als lastige ondingen, maar schijn bedriegt.

Willy van Strien

Foto’s : Will Freihofer (groot) en Erin McCullough (klein)

Bronnen:
McCullough. E.L. & and B.W. Tobalske, 2013. Elaborate horns in a giant rhinoceros beetle incur negligible aerodynamic costs. Proc R Soc B 280: 20130197, 13 maart online. Doi: 10.1098/rspb.2013.0197
McCullough, E.L., P.R. Weingarden & D.J. Emlen, 2012. Costs of elaborate weapons in a rhinoceros beetle: how difficult is it to fly with a big horn? Behavioral Ecology 23:1042-1048. Doi: 10.1093/beheco/ars069
Emlen, D.J., I.A. Warren, A. Johns. I. Dworkin & L.C. Lavine, 2012. A mechanism of extreme growth and reliable signaling in sexually selected ornaments and weapons. Science  337: 860-864. Doi: 10.1126/science.1224286

Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑