Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: verdediging (Pagina 2 van 7)

Op haar donkere ogen

Guppy-vrouwtje ontkomt aan roofvis dankzij zwarte irissen

Guppy-vrouwtje maakt haar irissen zwart bij gevaar

Door de aandacht van een roofvis op haar ogen te vestigen en haar kop razendsnel weg te draaien als hij een uitval doet, weet een guppy-vrouwtje te ontsnappen. Robert Heathcote en collega’s beschrijven hiermee een nog niet eerder ontdekte strategie.

Als guppy’s een roofvis zien, gaan ze op hem af om uit te vissen of hij hongerig is, en dus gevaarlijk. Dan kan de kleur van hun irissen, rond de pupil, veranderen; normaal zijn de irissen zilverkleurig, maar dan worden ze vaak zwart. De ogen vallen daardoor meer op. Het lijkt niet slim om zo de aandacht van een vijand op de kop te richten, dus Robert Heathcote en collega’s vroegen zich af waarom de visjes hun ogen zwart kleuren. Maken ze hun vijand daarmee bang? Of leiden ze zijn aanval af? Maar hoe werkt dat dan?
Door een serie experimenten uit te voeren, vonden ze het antwoord: de kleurverandering maakt deel uit van een succesvolle ontsnappingsstrategie.

Wilde guppy’s, Poecilia reticulata, leven in het noordoosten van Zuid-Amerika. Een van hun roofvijanden is de cichlide Crenicichla alta, een roofvis die zijn slachtoffers vanuit een hinderlaag aanvalt.

Eerst stelden de onderzoekers wilde guppy’s bloot aan een goed lijkend model van deze roofvis in een aquarium en keken of zij hun ogen zwart maakten. Dat doen vooral grote exemplaren, zo werd duidelijk. Over het algemeen zijn dat vrouwtjes, die gemiddeld groter zijn dan mannetjes.

Uitval

De roofvis schrikt niet terug voor die donkere ogen. Dat bleek uit volgende experimenten, dit keer met levende roofvissen en modellen van guppy’s met zwarte of zilverkleurige irissen. De cichlide valt guppy’s met zwarte irissen even vaak aan als visjes die zilverkleurige hebben. Dus de eerste mogelijke verklaring valt af.
De onderzoekers gingen ook na waar de roofvis zijn aanval op richt als hij uitvalt naar zijn prooi. Als de irissen zilverkleurig zijn, mikt hij op het dikste punt van het lijf, zo bleek. Bij vissen met donkere ogen is de aanval meer naar voren gericht. Kleurverandering van de irissen lijkt dus een afleidingsstrategie. Maar de roofvis kan beide typen modellen, met zwarte en met zilverkleurige irissen, even makkelijk te pakken krijgen. Aan een donkere oogkleur op zichzelf heeft een guppy blijkbaar niets.

Matador

De kleurverandering helpt echter wel in combinatie met een vluchtmanoeuvre op het juiste moment, zo lieten de laatste proeven zien. Hierbij werden levende guppy’s met een levende cichlide in een bak gezet, maar ze waren van hem gescheiden door een doorzichtig kunststof scherm, zodat ze geen gevaar liepen. Uit de bewegingen van de vissen, die werden gefilmd met een hogesnelheidscamera, konden de onderzoekers voor elke aanval berekenen hoe groot de kans was dat de roofvis het slachtoffer te pakken zou hebben gekregen in het echt, zonder scherm.

Op het moment dat de roofvis een uitval doet, draait een guppy razendsnel een kwartslag rondom een denkbeeldige verticale as en schiet weg. De denkbeeldige as loopt door het dikste punt van het lichaam (nauwkeuriger gezegd: door het zwaartepunt). Dat is ongeveer de plek waar de cichlide zich op richt bij een slachtoffer met zilverkleurige, minder opvallende irissen. Dit deel van het lijf blijft tijdens de draaibeweging ongeveer op dezelfde plek. Als de roofvis zijn aanval daarop richt, is er een grote kans dat hij succes heeft, bleek uit de analyse.
De kop daarentegen komt bij de draaibeweging meteen van zijn plaats. Als de roofvis daar op mikt – zoals hij doet bij een prooi met zwarte irissen – dan grijpt hij meestal mis.

Door zijn ogen zwart te maken, verhoogt een guppy dus de kans om met een snelle ontwijkingsmanoeuvre te ontkomen. De onderzoekers vergelijken deze ontsnappingsstrategie – de aandacht van de vijand op een punt richten en dat vervolgens snel verplaatsen – met het gedrag van een stierenvechter, de matador met zijn rode lap. Het is een ontsnappingsstrategie die nog niet van dieren bekend was.

Alleen vrouwtjes

De strategie heeft alleen succes als er voldoende afstand zit tussen oog en dikste lichaamsdeel. Mannetjes zijn te klein. Zij hebben bovendien een opvallende zwarte vlek op hun lijf die zo groot is als een oog, wat het moeilijker maakt om de aandacht van de roofvis naar de kop te leiden. Voor mannetjes heeft het dus geen zin om hun ogen zwart te kleuren in nabijheid van een roofvis, integendeel: ze zouden alleen maar extra opvallen. Zij doen dat dan ook niet.
Maar vrouwtjes kunnen hun vijanden te slim af zijn door hun ogen extra te laten opvallen. De roofvis mikt op haar donkere ogen. En weg zijn die.

Willy van Strien

Foto: Guppy, Poecilia reticulata, vrouwtje met zilverkleurige iris. H. Krisp (Wikimedia Commons, Creative Commons, CC BY 3.0)

Bron:
Heathcote, R.J.P., J. Troscianko, S.K. Darden, L.C. Naisbett-Jones, P.R. Laker, A.M. Brown, I.W. Ramnarine, J. Walker & D.P., 2020. A matador-like predator diversion strategy driven by conspicuous coloration in guppies. Current Biology, 11 juni online. Doi: 10.1016/j.cub.2020.05.017

Dure verdediging

Lieveheersbeestje kan niet alle vijanden tegelijk aan

Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje kan zich niet verdedigen tegen alle vijanden tegelijk

Als een lieveheersbeestje zich regelmatig moet verweren tegen roofvijanden, is het minder goed in staat om ziekteverwekkers en parasieten te weerstaan, schrijven Michal Knapp en collega’s.

Bedreigde lieveheersbeestjes proberen te voorkomen dat ze worden opgegeten door een gele, stinkende en bitter smakende vloeistof te laten lekken uit hun pootgewrichten. Dat ontneemt hongerige insecten, hagedissen, vogels of kleine zoogdieren de lust om toe te happen. De vloeistof is hemolymfe, de insectenvariant van bloed. Je krijgt het ook te zien als je een lieveheersbeestje een klein beetje pest.
Maar doe dat liever niet. Want het ‘reflexbloeden’ gaat ten koste van het vermogen om andere vijanden te bestrijden, namelijk ziekteverwekkers en parasieten, melden Michal Knapp en collega’s.
Zij deden onderzoek aan het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje, Harmonia axyridis. Dat leefde oorspronkelijk in Oost Azië, is ingevoerd in Europa en Noord Amerika en komt nu ook voor in Zuid Amerika en Afrika.

Kostbaar bloed

Hemolymfe is een ‘duur’ middel om vijanden weg te jagen. Het bevat voedingsstoffen, en er zitten bloedcellen, eiwitten en andere verbindingen in waarmee lieveheersbeestjes ziekteverwekkers en parasieten uitschakelen. Zo beschikt het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje onder meer over de stof harmonine, dat een sterke antimicrobiële werking heeft. Elke bloeding betekent een verlies van deze waardevolle bestanddelen.

Om te zien hoe dat verlies uitpakt, lokte Knapp twee keer per week een reflexbloeding bij lieveheersbeestjes uit, drie weken lang. Tegen zijn verwachting in, had dat geen gevolgen voor de overlevingskans van de kevers en verloren ze er geen gewicht door.
Ook liet hij pas uitgekomen vrouwtjes gedurende een maand dagelijks refexbloeden, en constateerde dat hun voortplantingsvermogen onaangetast bleef. Ze legden in hun eerste levensmaand evenveel eitjes als vrouwtjes die met rust gelaten werden. Wel begonnen ze een paar dagen later met eitjes leggen, vooral als ze veel hemolymfe verloren. Dat hoeft echter geen probleem te zijn, want de kevers blijven maandenlang leven.

Inleveren

Maar bloed uitscheiden, als verdediging tegen roofvijanden, gaat wel ten koste van het afweervermogen tegen andere vijanden, zo bleek. Het gehalte aan bloedcellen en eiwitten in hemolymfe daalde na bloedingen. Het gehalte aan afweerstoffen als harmonine is niet gemeten, maar ander onderzoek wijst erop dat ook dat zal zijn afgenomen.

Hemolymfe van lieveheersbeestjes die gebloed hadden, bleek dan ook minder goed in staat te zijn om bacteriën te remmen. Waarschijnlijk hebben deze lieveheersbeestjes ook minder weerstand tegen parasieten, want daarbij spelen bloedcellen een rol. Maar dat is niet onderzocht.

Lieveheersbeestjes kunnen bestanddelen van de hemolymfe succesvol inzetten tegen alle typen vijanden – maar ze kunnen die dus niet allemaal tegelijk met volle kracht bestrijden. Als ze veelvuldig met hongerige belagers te maken hebben, moeten ze inleveren op hun weerstand tegen ziekteverwekkers en parasieten.

Willy van Strien

Foto: Veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje, Harmonia axyridis. Timku (via Flickr, Creative Commons CC BY-NC-SA 2.0)

Bron:
Knapp. M., M. Řeřicha & D. Židlická, 2020. Physiological costs of chemical defence: repeated reflex bleeding weakens the immune system and postpones reproduction in a ladybird beetle. Scientific Reports 10: 9266. Doi: 10.1038/s41598-020-66157-9

Meeroepen voor de veiligheid

Mannetje boomkikker Smilisca sila is liever geen voorganger

mannetjes Smilisca sila roepen bijna tegelijkertijd

Zo gauw één mannetje van de boomkikker Smilisca sila roept, vallen andere mannetjes in de buurt vrijwel gelijktijdig in. Na een korte periode van herrie is het daarna weer lange tijd stil. Henry Legett en collega’s vonden een verklaring voor dit patroon.

Mannetjes van de boomkikker Smilisca sila staan voor een lastig dilemma. De kikker leeft in Midden-Amerika. Om zich voort te kunnen planten, moeten mannetjes een vrouwtje lokken door te roepen en dat doen ze in de avond, vanaf een plekje langs of boven een beek of kreek. Maar daarmee verraden ze hun aanwezigheid niet alleen aan vrouwtjes, maar ook aan hun natuurlijke vijanden, de franjelipvleermuis (Trachops cirrhosus) en muggen. De vijanden gaan op het geluid af.
Volgens Henry Legett en collega’s beperken de kikkermannetjes het risico door een gehoorsillusie te creëren voor hun vijanden.

Die illusie ontstaat door de manier waarop dieren, inclusief wijzelf, geluid verwerken. Als er met een korte tussentijd (het gaat om milliseconden) twee of meer identieke geluiden gemaakt worden door geluidsbronnen die dicht bij elkaar staan, horen we dat als één geluid. En dat is afkomstig van de bron die het geluid als eerste uitte. Zo negeren we weerkaatsingen die ontstaan in een gemeubileerde kamer of een bos, en nemen we geluiden helder waar. De voorrang die het eerste geluid krijgt heet het precedence effect.

Navolgers

franjelipvleermuis is gevoelig voor gehoorsillusieDankzij dit effect kunnen Smilisca sila-mannetjes die vrijwel gelijktijdig meeroepen met een ander, zich verstoppen voor de oren van hun vijanden. En dat werkt aardig, blijkt uit playbackexperimenten van de onderzoekers. Daarbij gebruikten ze twee speakers die vrijwel gelijktijdig de roep van een mannetje lieten horen; afwisselend was de ene of de andere speaker leidend. Ze keken achtereenvolgens hoe vleermuizen, muggen en kikkervrouwtjes reageerden.

Een mannetje dat een ander meteen volgt in zijn roep, loopt een wat kleiner risico dat een vleermuis hem pakt en trekt minder muggen aan dan de voorganger, maakten ze uit de resultaten op.
Navolging loont dus. Althans: voor zover het gaat om veiligheid. Maar hoe zit het met de voortplanting? Als ook vrouwtjes de navolgers moeilijker vinden, schieten die weinig op met de auditieve verstoppartij.

Maar dat blijkt mee te vallen. Het precedence effect is sterk bij andere kikkersoorten, zoals de tungarakikker (Engystomops pustulosus); die leeft in hetzelfde gebied en mannetjes roepen ook ’s nachts, maar niet gelijktijdig. Vergeleken met tungarakikkervrouwtjes is het effect bij vrouwtjes Smilisca sila beperkt. Ze kiezen minder vaak voor navolgers dan voor voorgangers, maar het verschil is klein. Ook navolgers krijgen damesbezoek.

Stilte

Rest de vraag waarom een boomkikkermannetje als eerste begint met roepen. Als voorganger heeft hij immers weinig extra aantrekkingskracht op vrouwtjes, maar loopt hij wel een grotere kans om opgegeten te worden.
Anderzijds: iemand moet het doen. Als alle mannetjes zouden blijven zwijgen, gebeurt er niets. Maar de onwil van mannetjes om de eerste te zijn verklaart wel dat er lange periode van stilte zijn, slechts af en toe onderbroken door een korte uitbarsting van geroep.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Boomkikker Smilisca sila, Brian Gratwicke (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)
Klein: Franjelipvleermuis, Karin Schneeberger alias Felineora (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 3.0)

Bronnen:
Legett, H.D., C.T. Hemingway & X.E. Bernal, 2020. Prey exploits the auditory illusions of eavesdropping predators. The American Naturalist 195: 927-933. Doi: 10.1086/707719
Tuttle, M.D. & M.J. Ryan, 1982. The role of synchronized calling, ambient light, and ambient noise, in anti-bat-predator behavior of a treefrog. Behavioral Ecology and Sociobiology 11: 125-131. Doi: 10.1007/BF00300101

Vereende krachten tegen broedparasiet

Mangrovezanger waarschuwt, epauletspreeuw valt aan

Epauletspreeuw luistert alarmroep van mangrovezanger af

De mangrovezanger laat een speciale roep horen als er een broedparasiet in de buurt is. De epauletspreeuw pikt het signaal op en valt aan, schrijven Shelby Lawson en collega’s. Zo beschermen de vogels samen hun nesten.

Epauletspreeuw wordt geparasiteerd door bruinkopkoevogel, een broedparasietEen vogelnest met eieren of jongen is kwetsbaar. Een van de gevaren is dat een vreemde vogel er een ei in legt en de ouders opscheept met een pleegjong, zoals de koekoek doet. Dat risico loopt de epauletspreeuw, die broedt in natte gebieden in Noord- en Midden-Amerika. Hier is de bruinkopkoevogel de ‘koekoek’, oftewel de broedparasiet.
Hoewel een jonge koevogel niet, zoals een koekoeksjong, zijn pleegbroertjes en -zusjes uit het nest gooit, zijn die toch slecht af. Het vreemde jong eist zoveel aandacht dat de rechtmatige jongen te kort komen en verhongeren of in een slechte conditie uitvliegen.
De epauletspreeuw moet de koevogel dus buiten zijn nest zien te houden. Daarbij profiteert hij van de waakzaamheid van de mangrovezanger, een andere zangvogel die de koevogel op bezoek kan krijgen, laten Shelby Lawson en collega’s zien. De mangrovezanger op zijn beurt profiteert van de agressie van de epauletspreeuw.

Verdediging

Mangrovezanger waarschuwt voor broedparasietAls mangrovezangers een bruinkopkoevogel ontdekken, laten ze een specifiek alarmsignaal horen, een ‘siet’-klank. Alle vrouwtjes die dat horen reageren adequaat: ze gaan onmiddellijk naar hun nest (als ze daar al niet waren), herhalen de ‘siet’ en drukken zich stevig op hun legsel. Zo heeft een koevogel geen toegang.
Mangrovezangers laten de ‘siet’-klank alleen horen als de broedparasiet in de buurt is en alleen in de broedperiode. Voor roofvijanden hebben ze een ander signaal, en als dat klinkt hippen vrouwtjes rond en zijn ze alert, maar gaan ze niet terug naar het nest. De combinatie van het speciale waarschuwingssignaal voor broedparasiet en de adequate reactie van vrouwtjes is uniek.

De onderzoekers vroegen zich af of epauletspreeuwen dat specifieke signaal afluisteren en er hun voordeel mee doen. Ze speelden verschillende opgenomen geluiden af bij nesten van epauletspreeuwen en keken hoe die daarop reageerden.
Zowel spreeuwen-mannetjes als -vrouwtjes werden agressief als ze de ‘siet’ van mangrovezangers hoorden en vielen de speaker aan. Ze reageerden even opgewonden als op het ‘gebabbel’ van bruinkopkoevogels. En ook de roep van een blauwe gaai, een roofvijand die nesten plundert, wekte die agressie op. De reactie op de ‘siet’-klank is blijkbaar een algemene verdedigingsactie tegen verschillende gevaren die een nest bedreigen. De zang van een onschuldige zangvogel negeerden ze.
Overigens lokte het gebabbel van andere epauletspreeuwen de verdedigingsreactie het allersterkst uit. De vogels beschouwen soortgenoten die hun territorium binnendringen kennelijk als het grootste gevaar.

Samen

Het waarschuwingssignaal van mangrovezangers voor broedparasieten wordt dus opgepikt door epauletspreeuwen, die op het gevaar af gaan. Daar profiteren mangrovezangers weer van. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat hun nesten minder risico lopen op misbruik door een koevogel als ze in de buurt van epauletspreeuwen broeden. Epauletspreeuw en mangrovezanger nestelen vaak in elkaars nabijheid; samen kunnen ze zich tegen de broedparasiet weren.

Tot nu toe lijkt de epauletspreeuw de enige vogelsoort te zijn die de waarschuwing van mangrovezangers voor broedparasieten verstaat en erop reageert.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Epauletspreeuw. Brian Gratwicke. (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)
Klein boven: Bruinkopkoevogel vrouwtje. Ryan Hodnett (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)
Klein onder: Mangrovezanger mannetje. Mykola Swarnyk (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

De onderzoekers lichten hun werk toe op YouTube

Bronnen:
Lawson, S.L., J.K. Enos, N.C. Mendes, S.A. Gill & M.E. Hauber, 2020. Heterospecific eavesdropping on an anti-parasitic referential alarm call. Communications Biology 3: 143 . Doi: 10.1038/s42003-020-0875-7
Gill, S.A. & S.G. Sealy, 2004. Functional reference in an alarm signal given during nest defence: seet calls of yellow warblers denote brood-parasitic brown-headed cowbirds. Behavioral Ecology and Sociobiology 5671-80. Doi: 10.1007/s00265-003-0736-7
Clark, K.L. & R.J Robertson, 1979. Spatial and temporal multi-species nesting aggregations in birds as anti-parasite and anti-predator defenses. Behavioral Ecology and Sociobiology 5: 359-371. Doi: 10.1007/BF00292524

Mangrovekwal steekt op afstand

Slijm zit stampvol bolletjes met netelcellen

Mangrovekwal stoot slijm uit met stekende celbolletjes

Het water rondom mangrovekwallen is gevaarlijk voor kleine beestjes en prikkelend voor snorkelaars. Beweeglijke celstructuren, afgescheiden door de kwallen, zijn daar verantwoordelijk voor, laten Cheryl Ames en collega’s zien.

De mangrovekwal Cassiopea xamachana zwemt niet rond, zoals kwallen normaal gesproken doen, maar strijkt ondersteboven neer op modderige bodems van mangrovebossen, zeegrasvelden of ondiepe baaien, zijn acht mondarmen met uitbundig vertakte flappen omhoog. De kwal komt voor in warme gedeelten van de westelijke Atlantische Oceaan, de Caribische Zee en de Golf van Mexico, vaak in grote groepen.
Het liggende bestaan is niet het enige ongewone van dit dier. Apart is ook dat in zijn geleiachtige lijf eencellige algachtige organismen leven, de zogenoemde zoöxanthellen. Net als planten maken die koolhydraten en zuurstof uit koolstofdioxide en water, met behulp van energie uit zonlicht. Een deel van de koolhydraten staan ze af aan de kwal, in ruil voor hun comfortabele en veilige onderkomen.

En dan is er nog een derde eigenaardigheid: water rondom een groep mangrovekwallen ‘steekt’, zoals snorkelaars weten. Cheryl Ames en collega’s ontdekten hoe de mangrovekwal dat voor elkaar krijgt.

Beweeglijke celbolletjes

De koolhydraten die de mangrovekwal aan zijn inwonende micro-organismen ontleent, zijn de belangrijkste bron van energie. Maar de kwal heeft ook eiwitten nodig. Daarom vult hij zijn dieet aan met dierlijk voedsel.
Om prooien te vangen hebben kwallen netelcellen. Deze cellen dragen netelblaasjes, een soort van harpoentjes, en zijn voorzien van een gifmengsel; de harpoentjes kunnen kleine beestjes verlammen of doden. De steken schrikken bovendien bedreigers af.
De mangrovekwal heeft netelcellen op zijn mondarmen. Het dier ligt te pulseren en veroorzaakt daarmee bewegingen in het water die prooidiertjes naar de armen drijft, waar ze gevangen worden. Maar hij steekt, in tegenstelling tot andere kwallen, ook op afstand. Hoe doet hij dat?

Als er prooidiertjes zijn of als de kwal verstoord wordt, zo blijkt uit het huidige onderzoek, stoot hij grote hoeveelheden slijm uit. Daarin zitten microscopisch kleine bolletjes met een bobbelig oppervlak. Ze hebben aan de buitenkant een laag cellen, namelijk netelcellen en opperhuidcellen met zweepharen. De inhoud is geleiachtig als de kwal zelf; vaak zitten er zoöxanthellen in.

Dodelijk

De celbolletjes, die de onderzoekers cassiosomen hebben genoemd, worden in grote hoeveelheden aangemaakt op de armen van de kwal. Bij verstoring begint hij ze na vijf minuten uit te stoten in een wolk slijm en gaat daar uren mee door. Dankzij de zweepharen zijn de bolletjes beweeglijk. Ze zwemmen een kwartier lang rond in het slijm en zakken dan naar beneden; daar blijven ze nog dagenlang kruipen en draaien. Ze worden geleidelijk gladder en kleiner en vallen uiteindelijk uit elkaar.

De cassiosomen zijn in staat prooidiertjes te doden, blijkt uit proeven in het lab. Een pekelkreeftje bijvoorbeeld is vaak op slag dood als hij met zo’n bolletje in aanraking komt.

Terwijl ze met hun werk bezig waren, ondervonden de onderzoekers zelf dat het water in de proefbakken stak.

Van alle eigenaardigheden die de mangrovekwal heeft, is dit misschien wel de vreemdste: stukjes kwal die los van het eigenlijke lichaam dagenlang in leven blijven en de kwal helpen prooien te vangen en vijanden af te schrikken. De onderzoekers weten inmiddels dat een handvol nauw verwante soorten kwallen vergelijkbare kleine ‘granaten’ afscheidt.
De celbolletjes in het slijm van de mangrovekwal waren al eerder gezien, aan het begin van de twintigste eeuw, maar men dacht dat het parasieten waren. Dat het kwalweefsel was had toen niemand kunnen denken.

Willy van Strien

Foto: Bjoertvedt (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Bron:
Ames, C.L., A.M.L. Klompen, K. Badhiwala, K. Muffett, A.J. Reft, M. Kumar, J.D. Janssen, J.N. Schultzhaus, L.D. Field, M.E. Muroski, N. Bezio, J.T. Robinson, D.H. Leary, P. Cartwright, A.G. Collins & G.J. Vora, 2020. Cassiosomes are stinging-cell structures in the mucus of the upside-down jellyfish Cassiopea xamachana. Communications Biology 3: 67. Doi: 10.1038/s42003-020-0777-8

Uit betrouwbare bron?

Boomklever geeft afgeluisterde informatie onvolledig door

Canadese boomklever luistert Amerikaanse matkop af

De Canadese boomklever verstaat de alarmroep van Amerikaanse matkoppen uitstekend. Maar hij geeft niet alle informatie die daarin besloten is door in zijn eigen roep, laten Nora Carlson en collega’s zien.

Een uil die overdag rustig op een boomtak zit vormt geen acuut gevaar voor zangvogels. Toch hebben die hem liever niet in hun buurt. Door met een groep een boel drukte te maken, proberen ze de vijand te verjagen.
Zo ook de Canadese boomklever uit Noord-Amerika. Als deze vogel weet dat er een uil zit, ronselt hij soortgenoten om mee te doen met jennen. In zijn oproep geeft hij daarbij aan hoe gevaarlijk de uil is die hij weg wil pesten, schrijven Nora Carslon en collega’s. Althans: als de boomklever die vijand zelf heeft waargenomen.

Op hoge toon

Niet alle uilen zijn namelijk even gevaarlijk. De Amerikaanse oehoe, een knoeperd van ongeveer een halve meter lengte, is niet wendbaar genoeg om een zangvogeltje makkelijk te kunnen pakken; hij is dan ook niet erg bedreigend. Voor de kleine, behendige Noordamerikaanse dwerguil is het veel meer oppassen geblazen.
Boomklevers reageren dan ook verschillend als ze oehoe of dwerguil horen, zo bleek In playbackexperimenten waarin de onderzoekers deze zangvogels blootstelden aan de roep van beide vijanden. Horen boomklevers een dwerguil, dan bestaat hun pestoproep uit kortere roepjes op hogere toon die sneller na elkaar komen dan wanneer ze een oehoe horen. De opgetrommelde soortgenoten zijn dan meer opgewonden en gaan langduriger en feller tekeer – in dit geval tegen de speakers die de onderzoekers gebruikten.
Zo stoppen de zangvogels hun tijd en energie vooral in het verjagen van de meest gevaarlijke vijanden.

Luistervink

Amerikaanse zwartkop laat horen hoe gevaarlijk een vijand isBoomklevers hoeven niet alleen op hun eigen oren te vertrouwen; ze maken ook gebruik van de waakzaamheid van andere zangvogels en luisteren hun alarmroep af.
De onderzoekers hadden eerder al laten zien hoe boomklevers gepast reageren op pestoproepen van Amerikaanse matkoppen. Ook deze vogeltjes laten in hun alarmroep horen of ze een minder gevaarlijke oehoe of een gevreesde dwerguil in het vizier hebben. Als boomklevers matkoppen horen roepen vanwege een dwerguil, maken ze meer drukte en laten ze zelf meer oproepen horen dan wanneer ze matkoppen alarm horen slaan om een oehoe. Ze begrijpen de boodschap van de matkoppen dus uitstekend.

Maar ondanks dat begrip geven boomklevers in hun eigen pestoproep niet door of er volgens matkoppen een meer of minder gevaarlijke uil verjaagd moet worden, zoals ze wel doen wanneer ze die vijand zelf hebben waargenomen. Komt de informatie van matkoppen, dan laten ze in het midden hoe gevaarlijk de vijand is. Letterlijk: hun pestoproep zit dan qua lengte van roepjes, toonhoogte en tempo tussen oproepen bij hoog en laag risico in.

En dat is misschien niet eens zo gek. Hoewel boomklevers en matkoppen dezelfde vijanden hebben, zijn ze door hun verschillende levenswijze niet even kwetsbaar voor die vijanden. Hoe matkoppen de bedreiging die van verschillende vijanden uitgaat ervaren en communiceren kan dus verschillen van hoe boomklevers het gevaar zouden inschatten. Dat maakt de informatie die ze van matkoppen krijgen wat minder betrouwbaar.

Willy van Strien

Foto’s
Groot: Canadese boomklever. Cephas (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)
Klein: Amerikaanse matkop. Shanthanu Bhardwaj (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 2.0)

Bronnen:
Carlson, N.V., E. Greene & C.N. Templeton, 2020. Nuthatches vary their alarm calls based upon the source of the eavesdropped signals. Nature Communications 11: 526. Doi: 10.1038/s41467-020-14414-w
Templeton, C.N. & E. Greene, 2007. Nuthatches eavesdrop on variations in heterospecific chickadee mobbing alarm calls. PNAS 104: 5479-5482. Doi: 10.1073_pnas.0605183104
Templeton, C.N., E. Greene & K. Davis, 2005. Allometry of alarm calls: black-capped chickadees encode information about predator size. Science 308: 1934-1937. Doi: 10.1126/science.1108841

Vreedzaam samenleven

Vervaarlijke kogelmier en defensieve bij tolereren elkaar

Vervaarlijke kogelmier Paraponera clavata tolereert angelloze bij

De kogelmier is geen lieverdje, de angelloze bij verdedigt zijn nest fanatiek. Uitgerekend deze twee vechtjassen leven probleemloos samen, schrijven Adele Bordoni en collega’s.

Angelloze bijen zijn sociale insecten, net als honingbijen. Ze bouwen hun nest in een holte, maar zo’n holte kunnen ze zelf niet maken. Ze maken daarom gebruik van een bestaande holte, en vaak kiezen ze dan een groter nest van andere sociale insecten, zoals termieten. Dat biedt een comfortabel onderdak, want de gastheer zorgt voor een goed klimaat in het nest.
Angelloze bij Partamona testacea bouwt zijn nest in dat van een mierHet angelloze bijtje Partamona testacea, dat in het Zuid-Amerikaanse Amazonegebied leeft, maakt zijn nest in een mierennest. Zijn gastheren kunnen ongevaarlijke schimmelkwekende mieren zijn, maar de bijtjes nemen net zo makkelijk hun intrek in een nest van de kogelmier Paraponera clavata, schrijven Adele Bordoni en collega’s. Op het eerste gezicht een vreemde keus, want de kogelmier is geen lieverdje.

Enorme kaken

De kogelmier valt agressief aan zodra hij zich bedreigd voelt. Zijn steek staat bekend als een van de meest pijnlijke dingen die je in de natuur kunt meemaken. Bovendien jaagt hij op insecten, want die eet hij, en heeft hij enorme kaken. Als je dan ook nog ziet hoeveel kleiner de bij is, dan zou je verwachten dat hij met een wijde bocht om het een nest van de kogelmier heen gaat. Maar nee, hij zoekt er juist onderdak.

En dat gaat nog goed ook, laat Bordoni zien. In het lab zetten de onderzoekers een mier en een bijtje bij elkaar in een schaaltje. De vervaarlijke mier deed weinig agressief en liet de kleine bij met rust. Als de bij inwoner was van het nest van de mier, deed de mier nog minder agressief. Bijten en steken waren uiterst zeldzaam.

Hars

Omgekeerd zijn ook de angelloze bijen tolerant. Ze kunnen hun kolonie fanatiek verdedigen, bleek uit observaties rond een mierennest met inwonend bijenvolk; de kogelmier bouwt zijn nest aan de voet van een boom. Brachten de onderzoekers een mier in de nestingang van de bij, dan grepen de bijenwerksters die mier, trokken haar dieper het nest in en bedekten haar met hars, zodat ze niet meer kon bewegen.
Maar een kogelmier gaat uit zichzelf het nest van de bijen niet in. Er loopt wel eens een mier langs het bijennest, waar altijd bijen bij de ingang op wacht zijn om indringers te weren. Maar dat laten de bijen toe. Als een kogelmier passeert, trekken de wachters zich even terug in het nest om zich weer te herpositioneren als de mier voorbij is. Komt de passerende mier uit een ander nest, dan keren de bijenwachters sneller terug; dan zijn ze dus wat waakzamer.

Bescherming

De vervaarlijke kogelmier en de defensieve angelloze bij Partamona testacea herkennen elkaar blijkbaar als vertrouwde soort, en ze maken ook onderscheid tussen bewoners van hetzelfde mierennest en vreemden. Waarschijnlijk herkennen ze elkaars geur. Ze leven vreedzaam samen zonder elkaar tot last te zijn, en de bijen profiteren ervan mee dat de mieren hun nest beschermen en verdedigen; misschien dragen ze daar een steentje aan bij, met hun waakzame wachters.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Paraponera clavata. Graham Wise (Via Flickr. CC BY-NC-ND 2.0)
Klein: de nestingang van Partamona testacea. © Giorgia Mocilnik

Bron:
Bordoni, A., G. Mocilnik, G. Forni, M. Bercigli, C.D.V. Giove, A. Luchetti, S. Turillazzi, L. Dapporto, & M. Marconi, 2019. Two aggressive neighbours living peacefully: the nesting association between a stingless bee and the bullet ant. Insectes Sociaux, 30 november online. Doi: 10.1007/s00040-019-00733-9

Verstopte eieren

Pimpelmees bedekt haar legsel bij gevaar

Pimpelmezen verstoppen de eieren in hun nest als er een roofdier in de buurt is

Zijn er tekenen dat er een roofdier in de buurt is? Pimpelmeesvrouwtjes hebben in dat geval een grotere neiging om hun eieren te verbergen, laten Irene Saavedra en collega’s zien.

Pimpelmeesvrouwtjes die aan de leg zijn, voegen elke dag een nieuw ei aan hun legsel toe, en het was bekend dat ze in die periode soms nestmateriaal op hun eieren leggen. Als het legsel compleet is, gaan ze broeden. Vanaf dat moment bedekken ze de eieren niet meer en zitten ze er zelf voortdurend op. Hun mannelijke partners brengen dan voedsel.
Waarom doen sommige vrouwtjes tijdens de eilegperiode moeite om hun legsel af te dekken? Een van de redenen is, veronderstelden Irene Saavedra en collega’s, dat ze hun eieren willen verbergen voor roofdieren. Pimpelmezen broeden van nature in boomholten, en een nestkast vinden ze ook prima. Zo’n dicht nest is al een stuk veiliger dan een open nest, zoals bijvoorbeeld dat van een merel: grote roofdieren kunnen er niet in. Maar misschien nemen pimpelmeesvrouwtjes extra veiligheidsmaatregelen als dat nodig is.

Penetrant

De proeven die de onderzoekers deden, bevestigden het vermoeden. In een aantal nestkasten legden de biologen tijdens de eilegperiode een stukje papier tussen bodem en nest dat was doordrenkt met de urine en het anaalkliervocht van een fret, een marterachtig roofdier, een sterk ruikend goedje. Ze wisten al dat pimpelmezen die geur herkennen en beseffen dat die op gevaar duidt.
Ter controle legden ze in andere nestkasten een stukje papier met citroengeur of een geurloos nat papiertje.

De pimpelmoeders reageerden op de penetrante geur van het roofdier. Als die lucht in een nestkast hing, was de kans dat de bewoonster haar legsel bedekte groter dan wanneer er een citroengeur aanwezig was of geen geur. Bedekking lijkt dus een maatregel te zijn om de eieren te beschermen als er een roofdier in de buurt is; het is mogelijk dat de mezen ook andere redenen hebben om hun legsel te bedekken.

Of de verstoptruc in de praktijk helpt, is nog niet onderzocht. Het zal zeker niet altijd zo zijn, want als een rover het nest grondig doorzoekt, kan hij de verborgen eieren vinden.

Willy van Strien

Foto: N.P. Holmes (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

Koolmezen beschermen hun legsel ook vaak tegen nieuwsgierige blikken, maar om een andere reden

Bronnen:
Saavedra, I. & L. Amo, 2019. Egg concealment is an antipredatory strategy in a cavity-nesting bird. Ethology, 5 augustus online. Doi: 10.1111/eth.12932
Amo, L., I. Galván, G. Tomás & J.J. Sanz, 2008. Predator odour recognition and avoidance in a songbird. Functional Ecology 22: 289-293. Doi: 10.1111/j.1365-2435.2007.01361.x

Klimplant mijdt mijten

Ranken buigen weg van aangevreten steunplant

klimplant Cayratia japonica voorkomt contact met spintmijt

Als de Aziatische klimplant Cayratia japonica met zijn ranken houvast zoekt bij andere planten, is hij voorzichtig. De ranken trekken zich terug zodra ze de aanwezigheid van spintmijt bespeuren, constateren Tomoya Nakai & Shuichi Yano.

Klimmen kan de Aziatische klimplant Cayratia japonica uitstekend: in Amerika, waar hij is ingevoerd, is hij bekend onder de naam bushkiller. De ranken van de plant wikkelen zich om stengels van andere planten, zodat de klimplant naar het licht kan groeien. De ranken grijpen zich vast aan alles wat ze kunnen bereiken.
Nou ja: niet aan alles. Ze trekken zich terug als ze op een plant stuiten waar bonenspintmijt op zit, laten Tomoya Nakai & Shuichi Yano zien. Bonenspintmijt of rode spintmijt (Tetranychus urticae) is een klein spinachtig beestje dat plantensap uit bladeren opzuigt; de bladeren overleven dat vaak niet. De mijten kunnen op honderden plantensoorten leven. Als hun aantal ergens te hoog wordt, lopen ze naar een andere plek. Omdat ze daarbij elkaars spoor volgen, zijn ze al gauw met een hele groep op zo’n nieuwe plaats.

Spinsel

Door zijn fysieke contact met andere planten zou een klimplant makkelijk een infectie met deze schadelijke beestjes kunnen oplopen. Dat moet hij niet hebben. Nu blijkt dat Cayratia japonica een doeltreffende manier heeft om te voorkómen dat er mijten op komen. Zo gauw een rank een plant met spintmijt aanraakt, laat die rank los en krult zich van de aangetaste plant af.
De onderzoekers lieten dat mooi zien in het lab, waar ze een aantal klimplanten elk naast een bonenplant zetten die ofwel schoon was, ofwel veel mijten droeg. Ze legden de beweging van de ranken vast in een versnelde film met behulp van time-lapsefotografie, waarbij ze één filmbeeld per minuut maakten.

De vraag was vervolgens: waaraan herkent zo’n rank de aanwezigheid van spintmijt? Pikt hij de vluchtige stoffen op die een bonenplant aan de lucht afgeeft als hij wordt aangevreten? Of voelt hij het web waarmee de mijten het oppervlak van een plant bedekken om daaronder veilig te zijn voor roofvijanden?
Uit experimenten bleek dat de vluchtige stoffen die aangetaste bonenplanten afgeven geen effect hebben op de tastende ranken. Maar mijtenspinsel heeft dat wel: na contact met een spintmijtweb buigen de ranken meteen weg. Nakai en Yano probeerden het ook met spinnenzijde, maar daarop reageerden de ranken niet. De klimplant reageert dus direct en specifiek op de aanwezigheid van spintmijt.

Dat verkleint de kans dat mijten massaal overlopen van steunplant naar klimplant. Er steken er wel een paar over tijdens het korte contactmoment, maar die zijn vervolgens zonder web niet veilig en vertrekken weer.

Willy van Strien

Foto: 石川 Shihchuan (via Flickr. Creative Commons CC BY-NC-SA 2.0)

Bron:
Nakai, T. & S. Yano, 2019. Vines avoid coiling around neighbouring plants infested by polyphagous mites. Scientific Reports 9: 6589. Doi: 10.1038/s41598-019-43101-0

Zelfmoord-reparatieteam

Jonge luizen spuiten zich leeg om gat in nest te dichten

Nymphen van Nipponaphis monzeni repareren gat in nest met lichaamsvloeistof

In gallen op de winterhazelaar leven Japanse bladluizen, Nipponaphis monzeni. Een gat in de wand van zo’n gal zou het einde betekenen van de kolonie die erin woont, ware het niet dat luizensoldaten hun leven offeren om het gat te dichten. Mayako Kutsukake en collega’s laten zien hoe ze dat doen.

De Japanse bladluis Nipponaphis monzeni is sociaal: de dieren leven in kolonies van familieleden. Jonge exemplaren, nimfen, doen een tijdlang dienst als soldaat voordat ze volwassen worden en zich voortplanten. Het is hun taak om het nest, dat is gevestigd in gallen op de takken van de winterhazelaar (Distylium racemosum), te verdedigen en te repareren als het beschadigd is.

Dat laatste doen ze op spectaculaire wijze. In een zelfmoordactie spuiten ze namelijk hun lichaamsvloeistof naar buiten om het gat daarmee te stoppen. De vloeistof stolt tot een hard korstje. Mayako Kutsukake en collega’s wilden weten hoe dat in zijn werk gaat.

Kwetsbaar nest

gal op winterhazelaar waarin Nipponaphis monzeni leeftDe kolonies van Nipponaphis monzeni worden gesticht door vrouwtjes die zich maagdelijk voortplanten. Zo ontstaat een kolonie van zusters die genetisch identiek zijn en identieke dochters voortbrengen. De luizen dwingen de hazelaar waarop ze leven om een gesloten, hol gezwel te vormen, een gal. Daarin leven de diertjes van plantensap dat ze aan de binnenkant van de galwand opzuigen; zij hebben in deze fase geen vleugels.
De gal blijft lang klein, maar na drie tot vijf jaar begint hij in de lente flink uit te groeien. In de zomer die volgt is hij volgroeid – tot acht centimeter lang – en biedt hij onderdak aan duizenden luizen.
In het najaar daarop verschijnen gevleugelde luizen. Zij maken een opening in de wand en vliegen weg naar een tweede gastheerboom, een eik. Daar paren ze en brengen ze een nieuwe generatie koloniestichtsters voort.

Een volgroeide gal heeft een verhoute, keiharde wand en biedt daarmee een veilig onderkomen. Maar tijdens de groei bestaat de wand uit zacht plantenweefsel en is het nest kwetsbaar. Rupsen van motten die hazelaarbladeren eten, knagen zich makkelijk zo’n gal in en vreten al doende ook luizen op. De soldaten laten dat niet toe, maar vallen de vijand aan: ze klimmen op hem en steken hem dood met hun monddelen.
Maar dan zitten ze nog met de opening die de rups in de galwand gemaakt heeft. Die moet dicht, want er kunnen andere vijanden of ziekteverwekkers door binnenkomen, of het nest kan uitdrogen.

Knap pleisterwerk

Japanse onderzoekers hadden al laten zien hoe de soldaten het gat repareren met een heuse zelfmoordactie. Ze komen met tientallen of honderden op het gat af en spuiten door twee buisjes op het achterlijf een grote hoeveelheid witte lichaamsvloeistof naar buiten, de hemolymfe die vergelijkbaar is met ons bloed. Met hun poten mengen ze het goedje en smeren ze keurig het gat dicht. Sommige soldaten worden daarbij ingemetseld, andere raken buitengesloten. En allemaal schrompelen ze in als ze hun lichaamsvloeistof kwijt zijn en gaan ze dood.
Maar het gat is gemaakt; de vulling hardt uit en wordt zwart. Daardoor heeft de kolonie een grote kans om de schade te overleven. Na het dichten volgt herstel van de galwand. De soldaten zetten de boom aan om het pleisterwerk aan de binnenkant met nieuw plantenweefsel te bedekken.

Stollingsproces

Kutsukake heeft nu onderzocht met welke stoffen de soldaten de reparatie uitvoeren. De lichaamsvloeistof, zo laat ze zien, bevat veel merkwaardige, grote cellen van een tot dusver onbekend type die stampvol zitten met vetbolletjes en het enzym fenoloxidase; in de vloeistof zelf zitten lange eiwitten en de verbinding tyrosine.
Als de soldaten hun lichaamsvloeistof uitstoten, scheuren de cellen en komen de vetbolletjes vrij. Het gat wordt meteen gedicht met een zachte, vettige klodder. Tegelijk komen de andere bestanddelen met elkaar in contact, en dan komt een stollingsproces op gang waarin de eiwitten tot een netwerk aan elkaar geklonken worden. Dat netwerk verstevigt het vettige vulsel en maakt er een korstje van.
De onderzoekers veronderstellen dat het proces is afgeleid van het proces waarmee wondjes zich sluiten. Alleen hebben de soldaten de bestanddelen in extreem grote hoeveelheden in voorraad, veel en veel meer dan nodig is voor wondheling.

Met hun unieke reparatiegedrag gaan de jeugdige soldaten van Nipponaphis monzeni  tot het uiterste om hun kolonie te verdedigen: ze geven hun leven. Dankzij dat offer overleeft een groot deel van hun familie. Anders was de hele kolonie verloren geweest.

Willy van Strien

Foto’s : ©Mayako Kutsukake
Groot: soldatennimfen van Nipponaphis monzeni vullen een gat met hun lichaamsvloeistof
Klein: gal waarin Nipponaphis monzeni leeft

Op een filmpje laten de onderzoekers zien hoe de soldaten een gat in de galwand dichten

Bronnen:
Kutsukake, M., M. Moriyama, S. Shigenobu, X-Y. Meng, N. Nikoh, C. Noda, S. Kobayashi & T. Fukatsu, 2019. Exaggeration and cooption of innate immunity for social defense. PNAS, 15 april online. Doi: 10.1073/pnas.1900917116
Kutsukake, M., H. Shibao, K. Uematsu & T. Fukatsu, 2009. Scab formation and wound healing of plant tissue by soldier aphid. Proceedings of the Royal Society B 276: 1555-1563. Doi: 10.1098/rspb.2008.1628
Kurosu, U., S. Aoki & T. Fukatsu, 2003. Self-sacrificing gall repair by aphid nymphs. Proceedings of the Royal Society London B (Suppl.) 270: S12-S14. Doi: 10.1098/rsbl.2003.0026

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑