Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: eetgewoonten (Pagina 2 van 2)

Warm gezinsleven

Jonge oorwurmen krijgen aandacht van hun moeder en van elkaar

Oorwurmen groeien op in eenoudergezinnen. Bekend was al dat een oorwurmmoeder een tijdlang voor haar jongen zorgt, wat bij insecten maar weinig voorkomt. Nu melden Joachim Falk en collega’s dat de jongen ook elkaar steunen door voedsel te delen. 

Een vrouwtje van de gewone oorwurm, Forficula auricularia, legt in het najaar twintig tot veertig eitjes in een holletje in de grond. De hele winter bewaakt zij de eitjes; ze zorgt dat ze niet uitdrogen of beschimmelen. Als in het vroege voorjaar de jongen zijn uitgekomen, blijven ze nog een paar weken bij hun moeder. Zij beschermt ze, braakt voedsel voor hen op en begeleidt ze als ze ’s nachts zelf eten gaan zoeken.
Jonge oorwurmen zijn kleine versies van volwassen dieren, oftewel nimfen. De nimfen kunnen het zonder zorg redden. Ze zijn bijna meteen mobiel en kunnen zelfstandig voedsel zoeken. Maar ze doen het beter als hun moeder zich om hen bekommert.

Adoptie

Niet elk vrouwtje met eitjes overleeft de winter of het voorjaar. Nimfen die geen moeder meer hebben verlaten hun holletje en proberen zich aan te sluiten bij de jongen van een ander vrouwtje. Ze zoeken liefst een gastgezin waarin de nimfen kleiner zijn dan zijzelf. Een moeder neemt weesjes die zijn komen aanlopen meestal op: Joachim Falk en collega’s hadden eerder al ontdekt dat oorwurmweesjes worden opgevangen in adoptiegezinnen.

Tweedehandsvoedsel

Nu blijkt dat de nimfen uit een gezin elkaar helpen. Ze houden elkaar schoon en ze delen voedsel, zoals de onderzoekers het formuleren. Dat gebeurt alleen wel wat indirect – en een tikje onsmakelijk. De diertjes eten namelijk elkaars uitwerpselen op. Ze doen dat altijd, maar vooral als ze geen voedsel van de moeder krijgen. De onderzoekers lieten dat zien met proeven waarbij ze een nimf een dag apart hielden, geen eten gaven en daarna terugzetten bij zijn maatjes die op die dag gekleurd voedsel hadden gegeten. Omdat de beestjes doorschijnend zijn, konden ze zien hoe de kleurstof uit het voedsel dat de anderen gegeten hadden in de hongerige nimf verscheen.
Nimfen van een gezin vinden de uitwerpselen van de anderen natuurlijk toch wel. Het bijzondere is echter dat ze extra veel uitwerpselen voor elkaar produceren als er behoefte aan is. Ze eten die van de grond, of ze nemen het weg uit elkaars anus. Dat gaat allemaal gemoedelijk, zonder agressie.

Dat ‘tweedehands voedsel’ is waardevol. Nimfen groeien ervan, dus er zitten blijkbaar nog voedingsstoffen in; de eerste gebruiker heeft niet alles eruit gehaald. Vandaar dat de onderzoekers spreken van voedsel delen. Ze denken dat nimfen deze voeding makkelijk kunnen opnemen omdat het al is voorverteerd. Moeilijk afbreekbare stoffen, zoals cellulose, zitten er niet meer in. Bovendien kunnen de nimfen er bacteriën uit opnemen om een goede darmflora mee op te bouwen.

Kannibalisme

Maar als voedsel schaars is, komen nimfen voor zichzelf op en kunnen ze elkaar doden of zelfs opeten. Ze doden en eten dan eerder nimfen van een andere moeder dan eigen broertjes en zusjes, en de kleinere nimfen leggen het meestal af tegen grotere. Geadopteerde nimfen vormen in zo’n situatie een risicofactor. Ook de aanwezigheid van de moeder pakt verkeerd uit als er veel concurrentie om voedsel is: er gaan dan meer nimfen dood dan wanneer er geen moeder is.

Het gezinsleven heeft dus ook nadelen, met name in slechte tijden. Maar de voordelen wegen kennelijk zwaarder. Dat nimfen voedsel delen in goede tijden is zo’n voordeel. Deze samenwerking is misschien de opmaat naar ontwikkeling van een complexere sociale samenlevingsvorm, zoals bijvoorbeeld mieren, termieten en sommige bijen en wespen die hebben, denken de auteurs.

Willy van Strien

Foto: Joël Meunier

Bronnen:
Falk, J., J.W.Y. Wong, M. Kölliker & J. Meunier, 2014. Sibling cooperation in earwig families provides insights into the early evolution of social life. The American Naturalist, 12 februari online. Doi: 10.1086/675364
Wong, J.W.Y. & M. Kölliker, 2013. The more the merrier? Condition-dependent brood mixing in earwigs. Animal Behaviour 4: 845–850. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.07.027
Meunier, J. & M. Kölliker, 2012. When it is costly to have a caring mother: food limitation erases the benefits of parental care in earwigs. Biology Letters 8, 547-550. Doi:10.1098/rsbl.2012.0151
Dobler, R. & M. Kölliker, 2010. Kin-selected siblicide and cannibalism in the European earwig. Behavioral Ecology 21: 257-263. Doi:10.1093/beheco/arp184
Staerkle, M. & M. Kölliker, 2008. Maternal food regurgitation to nymphs in earwigs (Forficula auricularia). Ethology 114: 844-850. Doi: 10.1111/j.1439-0310.2008.01526.x

Alsjeblieft, voor jou!

Spinnenman maakt indruk met mooi ingepakt cadeau

Mannetjes Paratrechalea ornata, een spin, geven bun partner een bruidsgift. Het beste is het, wanneer de heren hun bruidsgift eerst inspinnen: de dames zijn dol op een in witte zijde verpakt cadeautje, schrijven Mariana Trillo en collega’s.

Zodra een mannetje van de spinnensoort Paratrechalea ornata een vrouwtje een smakelijke vlieg voorhoudt, heeft hij haar belangstelling. En als het dan tot een paring komt, zal die lekker lang duren. Een vrouwtje eet tijdens de paring de prooi op die haar minnaar haar aanbiedt. Hoe groter zijn geschenk is, hoe gewilliger zij ervan wordt en hoe langer de paring duurt.
En daar profiteert hij van, want hij kan dan meer sperma overbrengen. Aangezien spinnenvrouwtjes met meerdere mannetjes paren zullen zijn zaadcellen het moeten opnemen tegen de zaadcellen van rivalen. Hoe meer sperma hij heeft kunnen geven, hoe meer jonge spinnetjes straks van hem zullen zijn.

Niet alleen de grootte van het geschenk doet ertoe, maar ook de verpakking telt mee, blijkt nu uit onderzoek van Mariana Trillo en collega’s. Een mannetje dat iets wits bij zich heeft vinden vrouwtjes interessanter dan een mannetje zonder iets wits.

Conditie

Wit zien ze waarschijnlijk beter, want Paratrechalea ornata, een spin uit Zuid-Amerika die langs stromen en rivieren leeft, is alleen actief als het donker is. Maar los daarvan hebben vrouwtjes een goede reden om de cadeauverpakking te waarderen, laten de onderzoekers zien. Ze brachten een aantal mannetjes in contact met het spinsel van een vrouwtje (een trigger om op de versiertoer te gaan) en gaven hen een prooi. Sommige mannetjes hadden ze de dagen daarvoor volop te eten gegeven, andere mannetjes hadden ze twee weken laten vasten.
De meeste weldoorvoede mannetjes deden veel moeite om de prooi netjes in te spinnen. Hongerige mannetjes maakten er weinig werk van.

Een mannetje dat aan komt zetten met een mooi wit pakje is dus zeker een mannetje in goede conditie. Hier was die conditie een gevolg van de proefopzet, maar doorgaans wijst een topconditie op een goede erfelijke kwaliteit. Omdat de jongen van een sterke vader iets van zijn goede eigenschappen  zullen erven, doet een vrouwtje er goed aan om langdurig met zo’n mannetje te paren.

Een mannetje dat een vrouwtje benadert met een onverzorgd pakje en geweigerd wordt, kan maar één ding doen: zijn geschenk alsnog keurig inpakken. En dat doet hij dan ook meestal.

Willy van Strien

Foto: Mannetje Paratrechalea ornata met een ingepakt cadeau. Mariana C. Trillo

Bronnen:
Trillo, M.C., V. Melo-González & M.J. Albo, 2014. Silk wrapping of nuptial gifts as visual signal for female attraction in a crepuscular spider. Naturwissenschaften, 15 januari online. Doi: 10.1007/s00114-013-1139-x
Klein, A.L., M.C. Trillo, F.G. Costa & M.J. Albo, 2014. Nuptial gift size, mating duration and remating success in a Neotropical spider. Ethology Ecology & Evolution 26: 29-39. Doi: 10.1080/03949370.2013.850452
Albo, M.J. & F.G. Costa, 2010. Nuptial gift-giving behaviour and male mating effort in the Neotropical spider Paratrechalea ornata (Trechaleidae). Animal Behaviour 79: 1031-1036. Doi: 10.1016/j.anbehav.2010.01.018

Stank voor dank

Voor zijn motten komt een luiaard uit de boom

Er leven motjes in de vacht van luiaards, en volgens Jonathan Pauli en zijn collega’s profiteren deze motjes en luiaards van elkaar. Het beeld van wederzijdse samenwerking dat zij schetsen is nog wat onzeker, maar het zou best eens kunnen kloppen.

Sommige soorten motten leven maar op één plek, en een gekke plek bovendien: ze wonen in de vacht van luiaards.
Dat de luiaardmotten van de luiaards profiteren was al duidelijk. In de vacht van luiaards, die de hele dag bijna onbeweeglijk in een boom hangen en bladeren eten, zitten de motten rustig en zijn ze onvindbaar voor hongerige vogels. De gastheren leveren bovendien voedsel voor hun rupsen. Die leven namelijk van verse luiaardmest. Ze verpoppen daar en als er een nieuwe generatie motjes verschijnt, zoeken die onmiddellijk een vacht op waarin ze zich kunnen vestigen.

Mest voor algen

Nu beweren Jonathan Pauli en collega’s dat de luiaards iets terugkrijgen voor hun gastvrijheid. Als de motjes dood gaan, worden ze afgebroken door schimmels die ook in de vacht leven en daarbij komen stikstof en fosfaat vrij. Dat zijn voedingsstoffen voor de algen die op de haren van de luiaards groeien (hun vacht is een heus ecosysteem). En die algen zijn een welkome aanvulling op hun dieet. Want boombladeren zijn lastig verteerbaar, weinig voedzaam en soms zelfs giftig; vandaar dat luiaards op een laag pitje leven en inderdaad lui zijn. De algen uit hun vacht zijn veel voedzamer en makkelijk verteerbaar. De luiaards gebruiken die algen als voedingssupplement, denken de onderzoekers, en de motjes helpen dat ‘gewas’ te bemesten.

De onderzoekers troffen de algen inderdaad aan in de maag van luiaards die ze onderzochten in Costa Rica. Dat waren twee soorten: de kapucijnluiaard en de Hoffmannluiaard.

De twee soorten gaan verschillend met hun bewoners om.

Poepexcursie

De kapucijnluiaard, die behoort tot de drievingerige luiaards, maakt het de motten extra aangenaam. Hij biedt zijn kleine gasten niet alleen onderdak en rupsenvoer, maar hij stemt ook zijn stoelgang op hen af. Eens per week ontlast hij zich. Zou hij dan alles gewoon maar laten vallen, dan zou het in losse flodders uiteenspatten. Dat doet hij niet. In plaats daarvan sleept hij zich uit zijn boom om op de grond te gaan poepen. In zo’n mooie verse hoop leggen de vrouwelijke motten graag hun eitjes. Zij komen er bovendien vanzelf bij. Ze hoeven maar af te stappen als hun gastheer bezig is.
Voor een luiaard is dit een groot offer. De tocht naar beneden en weer terug omhoog is een enorme inspanning. Het is bovendien gevaarlijk, want op de grond is hij een makkelijke prooi voor roofdieren. Veel luiaards komen zo om het leven.

Maar die inspanning en dat risico hebben de kapucijnluiaards ervoor over, want het levert een nieuwe generatie motten op. Omdat ze weer in dezelfde boom terugklimmen, pal boven hun hoop, zullen die jonge motten bij hen terecht komen, denken de onderzoekers. Eigenlijk is het anders niet te begrijpen waarom kapucijnluiaards de poepexcursie ondernemen.

De Hoffmannluiaard, een soort uit de groep tweevingerige luiaards, komt zijn gasten minder tegemoet. Hij komt meestal niet naar beneden om zijn behoefte te doen, maar laat de poep vanuit zijn hangplek vallen. Dat verklaart, denken de onderzoekers, dat er op deze luiaard minder motten leven.

Afhankelijkheid

Ze telden luiaardmotten (Cryptoses choloepi) op een aantal kapucijnluiaards en Hoffmannluiaards. De Hoffmannluiaards hadden er gemiddeld 4 (en maximaal 21), terwijl de kapucijnluiaards er gemiddeld 15 hadden (maximaal 39). Doordat er minder motjes zijn, is het stikstofgehalte in de vacht van Hoffmannluiaards lager en groeit er minder alg.

Maar dat is niet erg, want de Hoffmannluiaards hebben de algen minder hard nodig. Ze hebben namelijk een rijker dieet dan de kapucijnluiaards; niet uitsluitend bladeren, maar ook vruchten en zelfs dierlijk materiaal staan op het menu. Ze zijn dan ook niet zo sterk van hun motten afhankelijk als kapucijnluiaards en hebben minder voor hen over.
Dankzij dat rijkere dieet zijn ze ook wat minder lui. Ze verhuizen veel vaker naar een andere boom, zodat de motten die zich in de mest van een Hoffmannluiaard ontwikkelen vaak niet bij diezelfde luiaard terecht komen. Ook daarom is het niet de moeite of het risico waard om een nette hoop op de grond te deponeren.

Ook nog kevers

De vergelijking tussen de twee soorten maakt het verhaal sterker: hoe afhankelijker een luiaard is van de algen in zijn vacht, hoe meer moeite hij doet en hoe meer risico hij neemt voor zijn motten, hoe meer motten in zijn vacht leven en hoe meer algen dat oplevert. Kapucijnluiaard en mot zijn sterker aan elkaar gebonden dan Hoffmannluiaard en mot.

In de vacht van luiaards – het kan niet op – leven ook kevers met eenzelfde levenscyclus als de motten. Hun larven ontwikkelen zich in luiaardmest. Misschien helpen ook deze kevers de algen te bemesten, en misschien komen kapucijnluiaards ook voor hen uit de boom om te poepen.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Kapucijnluiaard, Stefan Laube (Wikimedia Commons)
Klein: Hoffmannluiaard, Leyo (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Pauli, J.N., J.E. Mendoza, S.A. Steffan, C.C. Carey, P.J. Weimer & M.Z. Peery, 2014. A syndrome of mutualism reinforces the lifestyle of a sloth. Proc. R. Soc. B 281: 20133006, 22 januari online. Doi: 10.1098/rspb.2013.3006
Gilmore, D.P., C.P. Da Costa & D.P.F. Duarte, 2001. Sloth biology: an update on their physiological ecology, behavior and role as vectors of arthropods and arboviruses. Brazilian Journal of Medical and Biological Research 34: 9-25. Doi: 10.1590/S0100-879X2001000100002

Hoe de huismus een huismus werd

Met de landbouw mee

Huismussen volgen mensen al sinds er landbouw is. Ze pasten zich goed aan hun nieuwe woonplaats aan,  zoals Sepand Riyahi en collega’s beschrijven.

Wat zou een huismus zijn zonder ons? Huismussen leven in dorpen en steden, broeden onder dakpannen en eten de kruimels die wij laten vallen. Het zijn mensenvogels. Ze zijn echt anders dan hun wilde verwanten, laten Sepand Riyahi en collega’s zien.

Uit DNA-onderzoek blijkt dat de huismus, die nu een bijna wereldwijde verspreiding heeft, van oorsprong uit het Midden Oosten komt. Zodra daar de eerste landbouw verscheen, zo’n tienduizend jaar geleden, pikten mussen letterlijk een graantje mee. Ze aten niet langer de zaden van grassen, maar stapten over op de graankorrels die ze bij de vroege landbouwers konden vinden.

Stevige schedel

En sindsdien zijn ze bij de mensen blijven hangen. Ze volgden de landbouw naar delen van Azië, Europa en Noord Afrika. Later heeft de mens ze naar Noord en Zuid Amerika, Zuid Afrika, Australië en Nieuw Zeeland gebracht. Praktisch overal waar mensen wonen hebben ze nu gezelschap van huismussen.

De ‘cultuurvolgers’ hebben zich aangepast aan hun nieuwe woonplaats, bleek uit een nieuwe studie. Ook in Iran leven huismussen in dorpen en steden, maar daarnaast leeft er nog een ondersoort die niet de menselijke beschaving heeft opgezocht. Deze ondersoort is in het wild blijven leven en graszaden blijven eten, en zal sterk lijken op de voorouders van de huiselijke huismus. De onderzoekers vergeleken nu een aantal wilde en huiselijke Iraanse huismusexemplaren uit verzamelingen van natuurhistorische musea en universiteiten. Ze maten koppen en snavels op.
Het resultaat: de huiselijke huismussen hebben een steviger schedel en een langere, puntiger snavel. Daarmee kunnen ze goed overweg met het nieuwe voedsel dat ze op akkers vinden: graankorrels van bijvoorbeeld haver, tarwe en gerst zijn namelijk groter en harder dan graszaden.

Goed bruikbaar

Bij de mensen vonden de huismussen meer dingen die ze goed konden gebruiken, zoals daken om onder te broeden. En, verrassender: sigarettenpeuken om hun nesten mee te ontsmetten.
Maar in de moderne Westerse maatschappij kregen de vogels het uiteindelijk toch moeilijk, en sinds 1970 zijn ze zeldzamer geworden. Het lijkt er wel op dat die afname nu gestopt is.

Willy van Strien

Foto: Christine Matthews (Wikimedia Commons)

Zie ook: Verfrissende peuk

Bronnen:
Riyahi, S., Ø. Hammer, T. Arbabi, A. Sánchez, C.S. Roselaar, M. Aliabadian & G.-P. Sætre, 2013. Beak and skull shapes of human commensal and non-commensal house sparrows Passer domesticus. BMC Evolutionary Biology 13: 200. Doi: 10.1186/1471-2148-13-200
Sætre, G.-P., S. Riyahi, M. Aliabadian, J.S. Hermansen, S. Hogner, U. Olsson, M.F. Gonzalez Rojas, S.A. Sæther, C.N. Trier & T.O. Elgvin, 2012. Single origin of human commensalism in the house sparrow. Journal of Evolutionary Biology 25: 788-796. Doi: 10.1111/j.1420-9101.2012.02470.x

Veilig dankzij vermomming

Lastige vis doet zich voor als hulpvaardige poetser

De slijmvis Plagiotremus rhinorhynchos bootst met succes een poetsvis na. Het helpt hem aan voedsel en beschermt hem tegen roofvijanden, laten Karen Cheny en collega’s zien.

Poetsstations op koraalriffen vormen een ongelooflijk leuk voorbeeld van samenwerking.  Poetsvisjes komen er aan de kost door andere vissen van hun parasieten af te helpen. De poetsers kunnen zelfs veilig de parasieten van visetende roofvissen afplukken zonder opgegeten te worden. Klanten herkennen poetsers waarschijnlijk aan hun kleurpatroon. Ik schreef al over deze dienstverleners.

Misbruik

Nu komt een derde partij ten tonele, namelijk een visje dat misbruik maakt van de goede relatie tussen poetser en klanten. Deze Plagiotremus rhinorhynchos, een naakte slijmvis, neemt graag een hapje van de schubben, vinnen of huidlaag van andere vissen. Soms schiet hij plotseling vanuit een schuilplaats in het koraalrif op een slachtoffer af.
Maar hij kan ook op listige wijze te werk gaan. Dan neemt hij het uiterlijk aan van de gewone poetslipvis (Labroides dimidiatus) om nietsvermoedende klanten te grazen te kunnen nemen.

Die imitatie heeft nog een groot voordeel, schrijft Karen Cheney: roofvissen laten ook deze neppoetser met rust.

Het is bijzonder dat dit visje kan overschakelen tussen twee kleurpatronen; dat komt verder alleen bij een aantal inktvissen voor. Als Plagiotremus rhinorhynchos zich als poetsvis voordoet, is hij zwart met een helderblauwe streep van voor naar achter. Dat is precies zoals een jonge poetsvis eruit ziet; volwassen poetsvissen zijn wit met een zwarte streep en worden niet nagebootst.
De slijmvis trekt het poetseruniform vaak aan als er een poetsstation in de buurt is. Anders is hij olijfgroen, bruin of oranje met twee witte of lichtblauwe strepen opzij. Hij kan binnen vijf à dertig minuten van kleur wisselen.

Winnaar

Klanten zijn de dupe van de vermomming. Ze worden door een neppoetser gebeten als ze verwachten door een poetser van hun parasieten te worden verlost. Klanten lijken het verschil tussen een echte en een namaakpoetser niet te zien.
Ook de eerlijke poetser ondervindt nadeel, hadden Isabelle Côté en Karen Cheney al laten zien. Er komen minder klanten naar een poetsstation waar behalve een echte poetser een neppoetser actief is, en dat betekent minder werk en minder eten. Hoe vervelender een neppoetser zich gedraagt, hoe groter het verlies aan klandizie is.

De neppoetser is de winnaar. Als er een echte poetser in de buurt is, stelden Cheney en Côté vast, ziet hij veel vissen langskomen die hij kan aanvallen, vissen die onderweg zijn naar het poetsstation of er vandaan komen. Vooral een klant die veel last heeft van parasieten en graag geholpen wil worden is een makkelijk slachtoffer.
Klanten die gebeten worden, zullen vaak achter de belager aan gaan; de kans dat die dan nog eens toeslaat is klein. Maar in de buurt van een echte poetsvis wordt de nepper niet zo vaak verjaagd; misschien is het slachtoffer in verwarring.

Risico

Nu blijkt dat neppoetsers dankzij hun uiterlijk veilig zijn voor roofvissen, net als de echte poetsers die ze nabootsen. Cheney leidt dat af uit waarnemingen die ze duikend of snorkelend deed rond koraalriffen. Een slijmvisje in poetseruniform, zag ze, durft af en toe een roofvis aan te vallen die hem op zou kunnen eten. Slijmvisjes die niet als poetser zijn vermomd doen dat nooit.
Een neppoetser valt bovendien vaker vissen aan als er een roofvis in de buurt is dan een slijmvis met niet-imiterend kleurpatroon. Een slijmvisje dat eruit ziet als poetser neemt dus veel meer risico tegenover roofvissen, en kan dat kennelijk doen omdat zijn poetseruniform hem beschermt.

Zo gaat de brutale bijter lekker zijn gang. Poetsvissen kunnen er weinig tegen ondernemen en klanten hebben het bedrog niet op tijd door.

Willy van Strien

Foto: Nick Hobgood (Wikimedia Commons); Plagiotremus rhinorhynchos als hij niet een poetsvis nabootst.

Zie ook: Schoonmakers in het gareel

Bronnen:
Cheney, K.L., 2013. Cleaner fish coloration decreases predation risk in aggressive fangblenny mimics. Behavioral Ecology, 28 mei online. Doi: 10.1093/beheco/art043
Cheney, K.L., 2012. Cleaner wrasse mimics inflict higher costs on their models when they are more aggressive towards signal receivers. Biology Letters 8: 10–12. Doi: 10.1098/rsbl.2011.0687
Cheney, K.L. & I.M. Côté, 2007. Aggressive mimics profit from a model-signal receiver mutualism. Proc. R. Soc. B 274: 2087–2091. Doi: 10.1098/rspb.2007.0543
Côté, I.M. & K.L. Cheney, 2007. A protective function for aggressive mimicry? Proc. R. Soc. B 274: 2445–2448. Doi: 10.1098/rspb.2007.0797
Côté, I.M. & K. L. Cheney, 2004. Distance-dependent costs and benefits of aggressive mimicry in a cleaning symbiosis. Proc. R. Soc. Lond. B  271,: 2627–2630. Doi: 10.1098/rspb.2004.2904

Keverman krijgt hulp bij het eten

Hij tast pas toe als zij een blaadje heeft klaargemaakt

Mannetjes van de boktor Tetraopes femoratus kunnen niet overweg met het gif in hun voedselplant. Vrouwtjes wel. Als een mannetje een vrouwtje vindt, heeft hij dubbel winst, laten Lessando Gontijo en collega’s zien: hij kan eten en paren.

De boktor Tetraopes femoratus, een kever uit het westen van de Verenigde Staten, eet voornamelijk van de zijdeplant Asclepias speciosa. Dat lijkt een slechte keus, want de plant zit vol giftig melksap en de meeste plantenetende insecten blijven er dan ook vanaf.
Maar deze boktorsoort heeft er wat op gevonden. De kevers doorboren eerst op een aantal plaatsen de melksapbuizen die naast de nerven lopen. Het giftige sap druppelt weg en de kevers kunnen daarna veilig aan de top van het blad knagen. Ze krijgen nauwelijks gif binnen.

Maar niet alle kevertjes zijn in staat de melksapbuizen lek te prikken, ontdekte Lessando Gontijo. De vrouwtjes hebben er geen moeite mee, maar de mannetjes, die kleiner zijn en kleinere kaken hebben, krijgen dat klusje nauwelijks voor elkaar. Zij kunnen dan ook pas toehappen als een vrouwtje het voorwerk heeft gedaan.

Voorwerk

Gontijo observeerde het gedrag van de beestjes in het lab, waar hij een aantal proeven deed, en in het veld. Het is inderdaad bijna altijd een vrouwtje dat als eerste een blad te pakken neemt. Ze laat het melksap eruit lopen en begint dan de top weg te vreten. Een mannetje komt daar vervolgens vrij snel op af, nog op dezelfde dag. Dankzij haar voorwerk kan ook hij van het blad eten.

Maar ….. hij begint niet altijd meteen aan de maaltijd.

Eerst seks

Want omdat hij zo snel komt, treft hij vaak het vrouwtje nog op het blad aan. En ja, in dat geval zal hij natuurlijk eerst met haar paren – het hapje kan wel even wachten.
Hij profiteert dus dubbel: hij vindt een partner en een voorbehandeld blad om van te snoepen. Zij eet tijdens de paring rustig door. Dat ze een partner aantrekt doordat ze het gif uit een blad gehaald heeft, is mooi meegenomen. Of misschien zat ze daar niet echt op te wachten.

Willy van Strien

Foto: Mathesont  (Creative Commons)

Bron:
Gontijo, L.M., 2013. Female beetles facilitate leaf feeding for males on toxic plants. Ecological Entomology, 18 maart online. Doi: 10.1111/een.12015

Hoe een vis een duif vangt

Europese meerval werpt zich op nieuwe prooi

 

Van nature vangen Europese meervallen hun prooien gewoon in het water: vissen en kreeften. Maar in Frankrijk, waar ze zijn uitgezet, komen ze even aan land, zo legde Julien Cucherousset vast.

De duiven die komen drinken en poedelen op een kiezelstrandje stuiven verschrikt uiteen als er opeens monsters uit het water opduiken die hen proberen te grijpen.
De spectaculaire scène is gefilmd door Julien Cucherousset en collega’s in het historische centrum van de Franse stad Albi, aan de rivier de Tarn. De monsters zijn Europese meervallen, vissen die meer dan 2 meter lang kunnen worden. Ze komen oorspronkelijk uit Midden-, Oost- en Zuid-Europa, maar zijn elders uitgezet en leven sinds 1983 ook in de Tarn.

Nieuwe prooi

Daar komen ze uit het water om prooien te pakken. Dat is vreemd, want dat doen ze in hun oorspronkelijk leefgebied nooit, voor zover bekend. Daar eten ze prooien die ze gewoon in het water kunnen pakken, zoals vissen en kreeften.

Cucherousset en collega’s observeerden dit ongewone gedrag en stelden vast dat het redelijk vaak succesvol is; 28 procent van de pogingen om een duif te pakken slaagt. De onderzoekers denken dat de meervallen, die slecht zien, de duiven in de gaten krijgen door de trillingen die zij in het water veroorzaken. Voor de aanval richten ze namelijk hun voeldraden op.
Niet alle meervallen jagen op de duiven of hebben daar succes mee, bleek uit weefselanalyse. Slechts enkele vissen hadden daadwerkelijk wat duif gegeten in plaats van vis.

Waarom de vissen in hun nieuwe leefomgeving op een nieuwe manier zijn gaan jagen, is onduidelijk. Misschien zijn de normale prooien er schaars, zodat ze gedwongen waren iets nieuws te proberen.

Willy van Strien

Foto: Dieter Florian (Creative Commons)

Zie hoe de meervallen op duiven jagen op YouTube

Bron:
Cucherousset, J., S. Boulêtreau, F.Azémar, A. Compin, M. Guillaume & F. Santoul, 2012. “Freshwater killer whales”: Beaching behavior of an alien fish to hunt land birds. PLoS ONE 7: e50840, 5 december online. Doi: 10.1371/journal.pone.0050840

Onschuldig hellebeest

Vampierinktvis leeft van afval

Ondanks zijn angstaanjagende naam en uiterlijk, is de ‘vampierinktvis uit de hel’ een watje. Hij leeft van afval van andere dieren, laten Henk-Jan Hoving en Bruce Robison zien.

Zijn naam is onheilspellend: vampierinktvis. De wetenschappelijke naam klinkt nog een slagje griezeliger: Vampyroteuthis infernalis, vampierinktvis uit de hel. En angstaanjagend oogt dit beest zeker, hoewel het maar maximaal 30 centimeter lang wordt. Hij heeft een donkerrode kleur, ijskoude blauwe ogen, twee lobbige vinnen en acht armen waartussen een vlies is gespannen met zuignappen en stekels aan de binnenkant. Een mooi type voor een horrorfilm.

Maar hij is volkomen ongevaarlijk. Hij eet waarschijnlijk alleen maar afval. Hij is een onschuldig buitenbeentje binnen de inktvissen, die verder allemaal op levende prooien jagen.
Die mogelijkheid hebben vampierinktvissen niet.

Allegaartje

Zij leven op een diepte van 600 à 900 meter in extreem zuurstofarm water. Daar zit weinig leven in: geen roofvijanden en geen concurrenten, maar ook geen prooien. Het was een raadsel hoe de dieren zich in leven houden.

Henk-Jan Hoving en Bruce Robison onderzochten de inhoud van bek, krop en maag van een paar exemplaren die met een onbemande duikrobot of een trawler waren gevangen. Ze troffen daarin een allegaartje van dierlijke restanten aan: eencellige organismen, planktondiertjes en vooral veel losse onderdelen zoals oogjes, antennen, pootjes, vervellingshuidjes en visschubben.

Ze bekeken ook videobeelden die vanuit duikrobots waren gemaakt en ze bestudeerden het gedrag van een aantal levend gevangen dieren in het lab.

Kleefdraden

Een vampierinktvis blijkt een rustig dier. Hij heeft twee lange draden die opgerold in een zakje tussen zijn armen kunnen liggen. Maar meestal houdt hij één van die draden uitgestrekt; zo’n draad is dan acht keer zo lang als hijzelf. Op die draad blijven alle rommeltjes plakken die langs komen. En zit er iets op vast, dan strijkt de inktvis de draad langs het vlies tussen zijn armen om de vangst eraf te schrapen. Het spul wordt in slijm verpakt en de stekels, die zacht en vlezig zijn, manoeuvreren het slijmballetje naar de mond.
Microscopisch onderzoek liet zien dat er veel zintuigcellen in de kleefdraden zitten die signaleren wanneer er iets op vast zit. Op de zuignappen zitten cellen die slijm produceren.

Conclusie: het ‘hellebeest’ eet afval van dieren die hoger in het water leven. Hij vist met zijn kleefdraden alles op wat er maar naar beneden komt dwarrelen en werkt het naar binnen.

Oplichten

De vampierinktvis doet dus waarschijnlijk geen enkel beestje kwaad en een bloedzuiger is het zeker niet.

Hij is wel afschrikwekkend – maar dan voor zijn vijanden. Als er soms een roofdier, zoals een haai, verschijnt, klapt hij zijn vlies om en vouwt het als een mantel om zich heen, de stekels naar buiten. De uiteinden van zijn armen lichten dan op, en hij kan een wolk lichtgevende slijmdeeltjes uitstoten.

Willy van Strien

Foto: Monterey Bay Aquarium Research Institute (2010 © MBARI)

Filmpje ‘What the vampire squid really eats’ van Henk-Jan Hoving op YouTube:

Bron:
Hoving, H.J.T. & B.H. Robison, 2012. Vampire squid: detritivores in the oxygen minimum zone. Proc. R. Soc. B, 26 september online. Doi: 10.1098/rspb.2012.1357

Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑