Bijna allemaal dochters

Sluipwespvrouwtjes verenigen hun krachten

Ruim dertig vrouwtjes op één mannetje: bij de sluipwesp Sclerodermus harmandi zijn de geslachten behoorlijk scheef verdeeld. Xiuyun Tang en collega’s geven daar een mogelijke verklaring voor: de vrouwtjes hebben elkaar hard nodig om grote gastheren met succes te kunnen aanvallen.

Sclerodermus harmandi is een uitzonderlijke sluipwesp. Sluipwespen leggen hun eitjes in of op andere insecten. De sluipwesplarven komen dan uit te midden van een grote voorraad voedsel, namelijk hun gastheer, die ze helemaal opeten. Een vrouwtje is het best af als de gastheren die ze gebruikt alleen haar nakomelingen aan boord hebben. Dan komen die nakomelingen niets te kort en hoeven ze niet met andere larven te concurreren om het voedsel. Dat geldt voor bijna alle soorten sluipwespen.

Joekel

Maar niet voor Sclerodermus harmandi.

Deze sluipwesp valt veel verschillende soorten gastheren aan. Daar zijn lastige jongens bij, zoals larven van de Japanse boktor Monochamus alternatus die in gangen in dennenhout leven. Als een sluipwespvrouwtje zo’n keverlarve vindt, zal ze hem eerst verlammen door een giftige stof te injecteren; vervolgens poetst ze hem schoon. De keverlarve verzet zich hevig en er is een kans dat het wespenvrouwtje haar poging om hem te overmeesteren niet overleeft. In elk geval kost het veel tijd, en pas na enkele dagen of weken kan ze tientallen eitjes op de keverlarve leggen.
Een keverlarve is klein of groot, afhankelijk van zijn leeftijd. Hoe groter de keverlarve, hoe meer sluipwesplarven ervan kunnen leven en hoe groter de nieuwe sluipwespen zijn die daar later, na verpopping, uitkomen. Maar een grote gastheer is ook moeilijk klein te krijgen. Het kost een vrouwtje veel tijd om zo’n joekel te verlammen, het risico dat ze erbij om het leven komt is groot en ze kan haar eitjes niet vlot kwijt.

Gedeelde zorg

Nu blijkt dat vrouwtjes die een grote keverlarve willen gebruiken er goed aan doen om hem samen met een groepje collega’s aan te pakken.

Experimenten van Xiuyun Tang en collega’s laten dat een vrouwtje op een kleine keverlarve de meeste nakomelingen voortbrengt als ze hem helemaal voor zichzelf heeft. Maar op een grote keverlarve heeft ze het meeste succes als andere vrouwtjes meedoen. Want in haar eentje is ze niet tegen hem opgewassen; als vrouwtjes met een stel zijn kunnen ze hem makkelijker verlammen en vlotter eitjes gaan leggen.

En het werk is nog niet afgelopen als de eitjes zijn gelegd. Een vrouwtje bewaakt haar eitjes en zet ze terug op de gastheer als ze eraf gevallen zijn. Komen de sluipwesplarven uit, dan maakt ze gaatjes in de huid van de keverlarve waardoor haar larfjes hun gastheer kunnen leegzuigen. En zitten de larven te dicht op elkaar, dan verplaatst zij ze. Af en toe spuit ze opnieuw gif in om de gastheer rustig te houden. Door die zorg hebben haar nakomelingen een grotere overlevingslans. Als meerdere vrouwtjes dezelfde keverlarve gebruiken, delen ze ook de zorg voor de jongen.
De nakomelingen van een vrouwtje dat met een groep opereert om een grote gastheer aan te pakken moeten deze voedselvoorraad delen met de anderen. Toch houdt zij er gemiddeld meer nakomelingen aan over dan wanneer ze zou proberen hem in haar eentje te benutten.

Dochters

Omdat meerdere vrouwtjes nodig zijn om grote keverlarven de baas te kunnen, denken de onderzoekers, doen de sluipwespmoeders er goed aan om zoveel mogelijk dochters te maken. Vrouwtjes hebben geen vleugels en die dochters blijven dus makkelijk bij elkaar. De moeders maken net voldoende zoons om alle dochters te bevruchten – en daar zijn er maar enkele voor nodig. Ze kunnen het geslacht van hun nakomelingen regelen door het sperma dat ze na een paring opslaan te doseren, want bevruchte eicellen leveren een dochter op, en onbevruchte een zoon. Vandaar die scheve geslachtsverhouding.

In de praktijk

Is deze verklaring bevredigend? Misschien, maar het verhaal is nog niet helemaal rond. Zo is het nog de vraag of sluipwespvrouwtjes in de praktijk samenwerken als ze met een grote gastheer geconfronteerd worden – in de experimenten hadden ze geen keus, want de onderzoekers stelden steeds een kleine of een grote keverlarve bloot aan een enkel sluipwespvrouwtje of een groepje. En zijn er echt zó veel dochters nodig om te verzekeren dat zij, indien nodig, genoeg partners kunnen vinden voor een gezamenlijke aanval?

Hoe dan ook: op de een of andere manier moet het voor vrouwtjes de beste optie zijn om bijna uitsluitend dochters voort te brengen. Anders zou een vrouwtje dat meer zonen maakt dan haar metgezellen via haar zonen een groter aantal kleinkinderen krijgen, en die erven haar neiging om meer zoons te produceren. Dan zou het snel zijn afgelopen met de gewoonte om zo idioot veel dochters te produceren.

Willy van Strien

Foto: Sclerodermus harmandi: enkele vrouwtjes en hun larven op een keverlarve. Baoping Li.

Bronnen:
Tang, X., , L. Meng, A. Kapranas, F. Xu, I.C.W. Hardy & B. Li, 2014. Mutually beneficial host exploitation and ultra-biased sex ratios in quasisocial parasitoids. Nature Communications 5:4942, 12 september. Doi: 10.1038/ncomms5942
Hu, Z., X. Zhao, Y. Li, X. Liu & Q. Zhang, 2012. Maternal care in the parasitoid Sclerodermus harmandi(Hymenoptera: Bethylidae). PLoS ONE 7: e51246. Doi:10.1371/journal.pone.0051246
Liu, Z., B. Xu, L. Li & J. Sun, 2011. Host-size mediated trade-off in a parasitoid Sclerodermus harmandi. PLoS ONE 6: e23260. Doi:10.1371/journal.pone.0023260

Goed georganiseerde jachtpartij

Koraalduivels halen assistentie als ze prooien ontdekken

Voordat een koraalduivel op een school prooivisjes duikt, nodigt hij vaak een maatje uit om mee te gaan op jacht. Samen zetten ze de school klem en vervolgens verdelen ze de buit eerlijk, lieten Oona Lönnstedt en collega’s zien.

Het was biologe Oona Lönnstedt, die onderzoek doet bij het Groot Barrièrerif in Australië, opgevallen dat koraalduivels vaak jagen in groepjes van twee, drie of vier. Ze wilde daar meer van weten en legde nauwkeurig het gedrag vast van de gestreepte dwergkoraalduivel, een vis van twintig centimeter die ’s avonds op jacht gaat.

Samen jagen

Zo ontdekte ze hoe een gezamenlijke jachtpartij tot stand komt. Een vis neemt het initiatief. Hij benadert een andere koraalduivel, buigt zijn kop omlaag, spreidt zijn enorme waaiervormige borstvinnen uit en laat zijn staartvin golven. Na een paar seconden wuift hij langzaam eerst met de ene, dan met de andere borstvin. De andere reageert daar meestal op door ook zijn vinnen te bewegen. Dan gaan ze samen jagen.
Met hun grote borstvinnen drijven ze een school kleine visjes naar een plek waar ze niet kunnen ontsnappen en vervolgens pakken ze er om beurten één slachtoffer uit, die ze in een keer doorslikken.

In het lab bevestigde Lönnstedt dat de koraalduivels de jacht op deze manier organiseren. Ze deed proeven in een speciaal ontworpen aquarium met ondoorzichtige en doorzichtige afscheidingen die ze kon verwijderen.
In het midden zette ze bij elke proef een gestreepte dwergkoraalduivel. Aan een kant van de bak was een deels doorzichtige wand waarachter ofwel een andere gestreepte dwergkoraalduivel zat, ofwel een rode koraalduivel ofwel een andere roofvis (geen koraalduivel); soms was het compartiment gewoon leeg. De koraalduivel in het midden moest om een barrière heen zwemmen om die andere vis te kunnen zien. Aan de andere kant, achter een doorzichtige wand, liet ze prooivisjes los.

Om beurten toehappen

De prooivisjes waren natuurlijk aantrekkelijk: zo gauw ze verschenen, bracht de dwergkoraalduivel waar het om ging veel tijd door bij de wand waarachter zij zwommen. Maar hij zwom ook regelmatig naar de andere kant van het aquarium om daar de aandacht van de andere vis te trekken. Althans: als dat een gestreepte dwergkoraalduivel of rode koraalduivel was. Bij een andere roofvis of een leeg compartiment had hij niets te zoeken.
Tegenover een andere koraalduivel voerde hij de vertoning op die Lönnstedt ook al buiten op het rif had gezien.
Als ze de tussenwanden vervolgens weghaalde, gingen de twee samen op de prooivisjes af, dreven ze in een hoek en hapten om beurten toe. De vis die het initiatief tot de jachtpartij genomen had was meestal degene die begon. De koraalduivels waren beleefd en pakten steeds maar één prooivisje, hoewel ze er vier of vijf achter elkaar op zouden kunnen.

Lönnstedt denkt dat het vinvertoon misschien niet alleen een uitnodiging is, maar ook informatie bevat, bijvoorbeeld over waar de prooi te vinden is.

Communicatie, samenwerking en eerlijkheid lonen, bleek uit aparte proeven. Een koraalduivel die met een maatje jaagt krijgt namelijk twee keer zoveel visjes te pakken als wanneer hij alleen zou zijn. Dankzij de goed georganiseerde samenwerking zijn koraalduivels efficiënte jagers.

Willy van Strien

Foto: twee gestreepte dwergkoraalduivels op jacht. Oona Lönnstedt.

Het uitnodigingsgedrag van de koraalduivels is te zien op YouTube.

Bronnen:
Lönnstedt, O.M., M.C.O. Ferrari & D.P. Chivers, 2014. Lionfish predators use flared fin displays to initiate cooperative hunting. Biology Letters 10: 20140281, 25 juni online. Doi: 10.1098/rsbl.2014.0281
Rizzari J.R. & O.M. Lönnstedt, 2014. Cooperative hunting and gregarious behaviour in the zebra lionfish, Dendrochirus zebra. Marine Biodiversity 3: 1-2. Doi: 10.1007/s12526-014-0215-6

Aardig dier, zo’n vampier

Bloeddorstige vleermuizen laten elkaar niet verhongeren

Vleermuisvrouwtjes laten elkaar niet met een lege maag zitten, laten Gerald Carter en collega’s zien. Een dier dat honger heeft kan rekenen op hulp van haar vriendinnengroep.

Natuurlijk, vampiervleermuizen zijn enge griezels die ’s nachts te voorschijn komen om het bloed te drinken van paarden, koeien en andere grote zoogdieren.
Maar ze hebben ook een andere kant: tegenover elkaar zijn ze buitengewoon vriendelijk. Een vampier met een lege maag kan rekenen op voedselhulp. Dat gaat wel volgens het principe ‘Voor wat hoort wat’, ontdekten Gerald Carter en Gerald Wilkinson. Vampiers helpen vooral maatjes die ooit iets voor hen gedaan hebben.

De gewone vampier, Desmodus rotundus uit Midden en Zuid Amerika, is letterlijk bloeddorstig. De dieren moeten bloed drinken om in leven te blijven, en liefst elk etmaal. Drie nachten niet drinken en het is afgelopen met ze. Dus gaan ze in het donker op zoek naar een slachtoffer, trekken een stuk vel kapot met hun scherpe tandjes en lebberen het bloed op dat eruit vloeit. Na een half uur zijn ze verzadigd en zo zwaar dat ze niet meteen vlot weg kunnen vliegen.

Lege maag

Maar als de ochtend aanbreekt zijn er altijd vampiers die geen bloedmaal hebben kunnen nuttigen. Ze hebben geen slachtoffer gevonden of zijn er niet in geslaagd die te grazen te nemen. Vooral jonge vampiers zijn nog wat onervaren, komen niet altijd aan hun trekken en keren regelmatig met een lege maag terug naar de holle boom of grot waarin ze hangend de dag doorbrengen. Soms een paar keer achtereen.

Het gevaar om te verhongeren zou dan ook groot zijn als de vleermuizen geheel op zichzelf waren aangewezen.

Voedselhulp

Maar dat zijn ze niet, althans de vrouwtjes niet. Zij slapen overdag in groepen en houden een oogje op elkaar. Heeft één van hen niet gegeten, dan braken een paar andere dieren wat bloed uit hun eigen maag op en laten de hongerige vampier dat van hun snuit af likken. Die krijgt zo toch nog een aardig maaltje bij elkaar waarmee zij de dag kan doorkomen.
Wilkinson had twintig jaar geleden al geopperd dat de vampiers hulp bieden op basis van wederkerigheid: helpt een dier een ander, dan zal het later zelf bij die ander terecht kunnen als dat nodig is. Hij had de vampiers zo goed en zo kwaad als het ging in duistere boomholten in Costa Rica geobserveerd en een kleinschalig experiment gedaan met enkele vampiers in gevangenschap.

Maar niet alle biologen waren overtuigd. Hielpen de vampiers niet vooral hun eigen jongen? En was de gift wel vrijwillig, of bedelden hongerige vampiers zo vasthoudend dat de andere wel moesten helpen om er vanaf te zijn?

Vriendinnen

Met Carter deed hij daarom opnieuw proeven, nu met een groep vampiers in een vliegkooi. De onderzoekers boden de dieren, mannetjes en vrouwtjes, elke nacht bloed aan, maar haalden af en toe een vampier weg, zodat die niets kon drinken. Vervolgens keken ze wat de beestjes deden. Ze zetten dit twee jaar lang voort.
Zoals zij hadden vermoed, helpen vampiers elkaar inderdaad op basis van wederkerigheid. Ze zullen een hongerige koloniegenoot, of dat nu familie is of niet, meestal uit eigen beweging voeden.
Vrouwtjes waren veel hulpvaardiger dan mannen. Ze schoten vooral te hulp als een hulpbehoevend dier hen ooit eens geholpen had. Er bleken langdurige ‘vriendschapsrelaties’ te zijn tussen vrouwtjes die elkaar over en weer bijstaan in nood. Ook in het wild kunnen vrouwtjes vriendinnen maken, want ze zitten soms jaren bij elkaar in dezelfde slaapgroep; mannetjes leven meer op zichzelf.

Een vrijgevigheid zoals vampiers die tentoonspreiden vind je maar bij weinig diersoorten.

Willy van Strien

Foto: Paddy Ryan 

Op YouTube is een fimpje met David Attenborough te zien over voedsel delende vampieren in het wild. Er is ook een filmpje met vampiers in gevangenschap.

Bron:
Carter, G.G. & G.S. Wilkinson, 2013. Food sharing in vampire bats: reciprocal help predicts donations more than relatedness or harassment. Proceedings of the Royal Society B, 2 januari online. Doi: 10.1098/rspb.2012.2573