Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: ouderlijke zorg (Pagina 5 van 5)

Dwingelandjes

Jonge eksterbabbelaar wordt beloond voor riskant gedrag

 Jonge eksterbabbelaars zoeken een volwassen vogel op die behendig prooien vangt om bij hem te gaan bedelen. Ze spelen daarbij hoog spel: ze wagen zich in open veld waar ze bloot staan aan roofvijanden. Want daar krijgen ze het meest. Vooral als er acuut gevaar dreigt, schrijft Alex Thompson.

Hoe krijg je als kleintje zoveel mogelijk voedsel toegestopt? Jonge eksterbabbelaars weten dat precies en laten zich zoveel mogelijk verwennen. Alex Thompson onderzoekt hun strategie. Hij werkt in Zuid Afrika in het zuidelijk gedeelte van de Kalahari woestijn, in de groep van Amanda Ridley die de vogels al sinds 2003 volgt.

Eksterbabbelaars, zwart-witte vogels zo groot als merels, komen voor in droge gebieden in het zuiden van Afrika. Ze leven in groepen van drie tot vijftien volwassenen.
Slechts één man en één vrouw krijgen jongen; zij zijn het dominante paar. De andere vogels zijn ondergeschikt en helpen de kleintjes van het dominante paar grootbrengen. Gaan de dominante vogels opnieuw broeden, dan komt de zorg voor de oudere jongen helemaal voor rekening van de ondergeschikten, die bijna altijd familieleden zijn.

Profiteren

De zorg gaat wekenlang door. Als de jongen, in een bruin verenpakje, het nest verlaten, kunnen ze nog niet zelf prooien vinden en vangen; ze eten voornamelijk ongewervelde dieren. De volwassenen laten hen mee-eten, bewaken hen en leren hen om zelf op voedsel uit te gaan. Na negen weken beginnen de jongen langzaam zelfstandig te worden. Hoe groter de groep is en hoe langer het duurt voor een volgend stel jongen om aandacht vraagt, hoe meer hulp ze krijgen.

Maar of de periode van hulp nu lang of kort is: het is zaak om er zoveel mogelijk van te profiteren. Want hoe beter doorvoed een vogel van jongs af aan is, hoe beter hij of zij groeit en hoe groter de kans is om later een dominante vogel te worden die jongen krijgt, in plaats van een ondergeschikte die andermans jongen moet grootbrengen.

Vijanden

De volwassen witkatlagters, zoals ze heten in het Zuid-Afrikaans, zoeken hun prooien bijna uitsluitend op de grond, en hongerige jongen gaan hen achterna om wat toegestopt te krijgen. Ze hangen vooral rond bij de behendigste volwassenen, constateerde Thompson. Die vangen het meest en delen het meest.
Maar in het open veld staan de jongen bloot aan vijanden: roofvogels en zoogdieren als stokstaartjes en mangoesten. In bomen en struiken zijn ze veiliger, maar op grotere afstand van de volwassenen met hun lekkere hapjes. Ze krijgen daar minder te eten.

Dus wagen ze zich toch maar in het open veld. Liever enig risico dan een karig maal.

Chantage

Daarmee zetten ze hun verzorgers behoorlijk onder druk als er een roofvijand in de buurt is. Thompson en collega’s bootsten die situatie na door de alarmroep van andere vogels te laten horen, voor de eksterbabbelaars een teken dat er gevaar dreigt. Maar hongerige jongen blijven dan doodleuk in het veld staan bedelen. Vooral voor jongen die nog maar net het ouderlijk nest verlaten hebben is dat erg link: zij kunnen zich niet snel uit de voeten maken als er inderdaad een roofvijand opduikt.

Het enige wat de volwassenen kunnen doen om die jongen weg te krijgen uit het open veld, is hen extra voeren, zodat ze zich snel kunnen vol eten en bereid zijn om een veilig plekje op te zoeken.
De jongen chanteren de verzorgers, schrijven de onderzoekers: ze storten zich in het gevaar om extra voedsel los te peuteren. Dat is een beetje sterk uitgedrukt, maar hoe dan ook: de jongen nemen risico’s en dwingen daarmee een extra portie eten af. In die zin wordt hun roekeloze gedrag beloond.

Willy van Strien

Foto’s: Alex Thompson

Bronnen:
Thompson, A.M., N.J. Raihani, P.A.R. Hockey, A. Britton, F.M. Finch & A.R. Ridley, 2013. The influence of fledgling location on adult provisioning: a test of the blackmail hypothesis. Proc. R. Soc. B 280: 20130558, 10 april online. Doi: 10.1089/rspb.2013.0558
Thompson, A.M. & A.R. Ridley, 2013. Do fledglings choose wisely? An experimental investigation into social foraging behaviour. Behavioral Ecology and Sociobiology 67: 69-78. Doi: 10.1007/s00265-012-1426-0
Nelson-Flower, M.J., P.A.R. Hockey, C. O’Ryan, N.J. Raihani, M.A. du Plessis & A.R. Ridley, 2011. Monogamous dominant pairs monopolize reproduction in the cooperatively breeding pied babbler. Behavioral Ecology 22 :559-565. Doi: 10.1093/beheco/arr018

Hulp in moeilijke jaren

Kinderloze staartmezen zorgen voor neefjes en nichtjes

Staartmezen die hun nest verloren zien gaan, kunnen het seizoen nog een beetje redden door familieleden te helpen om het broed groot te brengen, stellen Ben Hatchwell en collega’s. Tenzij het een regelecht rampjaar is.

Familiehulp is bij staartmezen de gewoonste zaak van de wereld. In de drukke periode dat de jongen in het nest zitten te piepen om eten krijgen veel ouders hulp met voeren.
Ben Hatchwell en collega’s volgen al sinds 1995 een populatie staartmezen in Engeland van 25 à 75 paartjes om te achterhalen welke vogels hulp geven, welke gezinnen hulp krijgen en onder welke omstandigheden dat gebeurt.

Staartmezen leven in groepen en vormen paartjes die in maart gaan broeden. Ze leggen ongeveer tien eitjes; de jongen die daar uitkomen geven ze kleine insecten te eten.
Zolang alles goed gaat, tenminste.
Veel staartmeesparen zien hun nest mislukken doordat het wordt geplunderd door een ekster, Vlaamse gaai, kraai, wezel of hermelijn. Speelt dat drama zich vroeg in het seizoen af, dan kunnen ze nog een nieuwe poging wagen. Maar naarmate de zomer dichterbij komt heeft een tweede legsel steeds minder kans van slagen en op een gegeven moment beginnen ze er niet meer aan. Het broedseizoen dreigt compleet te mislukken.

Of toch niet helemaal.

Familiehulp

Sommige pechvogels, vooral mannetjes, maken er namelijk het beste van door een broer of zus die wel jongen heeft te hulp te schieten. Ze herkennen dat familielid aan zijn contactroep – en de onderzoekers herkenden de vogels doordat ze elk van hen een unieke combinatie van gekleurde pootringen hadden gegeven.
Dankzij de hulp groeien de neefjes en nichtjes beter en maken ze een grotere kans om volwassen te worden en zelf te kunnen gaan broeden. Zo boekt een kinderloze oom (en soms tante) toch nog wat voortplantingssucces.

De onderzoekers wilden nu weten onder welke omstandigheden die familiehulp gegeven wordt. Ze maten daarom elk jaar de hoeveelheid hulp op twee manieren: het percentage volwassen vogels dat helper werd en het gemiddelde aantal helpers op de geholpen nesten. Die cijfers brachten ze in verband met verschillende kenmerken die ze elk jaar genoteerd hadden, zoals het percentage nesten dat verloren ging.
Ze kregen resultaten die goed in het verhaal passen.

Goede en slechte jaren

De hoeveelheid hulp bleek samen te hangen met de hoeveelheid leeggeroofde nesten.
In goede jaren ging ‘slechts’ de helft van de nesten verloren. Dan waren er in verhouding weinig kinderloze vogels, en dan was er dus ook weinig hulp beschikbaar. De meeste paartjes die hun nest behielden brachten hun jongen zonder hulp groot.
In jaren dat er meer nesten te gronde gingen, kwamen er meer helpers vrij en werd dus meer hulp geboden. De verleende hulp was maximaal in jaren dat ongeveer driekwart van de nesten aan roofvijanden verloren ging; dat is voor de staartmezen overigens een gemiddeld jaar wat nestverlies betreft.

Rampjaren

Was de toestand nog dramatischer, dan nam de hoeveelheid hulp weer af. Er waren in zulke rampjaren wel veel pechvogels die zouden kunnen helpen, maar er waren weinig nesten over waar ze hun diensten konden aanbieden. In de aller-slechtste jaren bleef maar 15 procent van de nesten intact. Veel van die nesten krijgen hulp, maar de meeste potentiële hulpkrachten blijven werkeloos.

Seizoenslengte

Daarnaast speelde de lengte van het broedseizoen een rol. Het begin van het seizoen hangt af van de voorjaarstemperatuur, maar het eind ligt vast. De lengte van het broedseizoen kan daardoor van jaar tot jaar een paar weken verschillen. Hoe korter het seizoen, hoe minder kans gedupeerde ouders hadden om een tweede legsel te beginnen en eerder ze ertoe overgingen om een ander te gaan helpen.

De staartmezen kennen moeilijke jaren: veel verlies aan roofvijanden, geen tijd om een nieuw nest te beginnen. Dan slagen maar weinig staartmeesparen erin om jongen groot te brengen. Maar de jongen die in zulke jaren uitvliegen zijn er beter aan toe omdat ze extra zorg kregen.

Willy van Strien

Foto: Motacilla (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Hatchwell, B.J., S.P. Sharp, A.P. Beckerman & J. Meade, 2013. Ecological and demographic correlates of helping behaviour in a cooperatively breeding bird. Journal of Animal Ecology, 24 januari online. Doi: 10.1111/1365-2656.12017
Nam, K.-B., M. Simeoni, S.P. Sharp & B.J. Hatchwell, 2010. Kinship affects investment by helpers in a cooperatively breeding bird. Proceedings of the Royal Society B 277: 3299-3306. Doi: 10.1098/rspb.2010.0737
Meade, J., K.-B. Nam, A.P. Beckerman & B.J. Hatchwell, 2010. Consequences of ‘load-lightening’ for future indirect fitness gains by helpers in a cooperatively breeding bird. Journal of Animal Ecology 79: 529-537. Doi: 10.1111/j.1365-2656.2009.01656.x

Spanning in het nest

Vogelpa helpt als ma hem trouw is

Bij vogelsoorten waarbij vrouwen vaak vreemdgaan, zijn mannen wat minder bereid om te helpen de eieren te bebroeden, bleek uit vergelijkend onderzoek van Beata Matysioková en collega’s.

Vreemdgaan is voor vogels niet zo vreemd. Bij bijna alle vogelsoorten waar man en vrouw samen voor de jongen zorgen komt overspel voor. Dat is begrijpelijk. Het levert een man extra jongen op – in het nest van een ander. En een vrouw kan weliswaar geen extra jongen krijgen, maar buitenechtelijke jongen van een sterke en gezonde biologische vader hebben misschien wel een betere erfelijke uitrusting dan jongen van de sociale partner. Man en vrouw gaan voor hun eigen voortplantingssucces.

Levert dat geen spanningen in het nest? Een vrouw is er zeker van dat alle eitjes van haar zijn (koekoekseieren daargelaten), maar een man heeft die zekerheid niet. Is hij wel bereid om te zorgen voor jongen die misschien de zijne niet zijn? Beata Matysioková zocht het uit.

Buitenechtelijke jongen

Ze harkte van een aantal vogelsoorten gegevens uit de literatuur bijeen over het aantal buitenechtelijke jongen (bepaald door dna-analyse) en de taakverdeling tijdens het broeden; broeden is een energie- en tijdverslindend klusje.
Om te voorkomen dat ze appels met peren vergeleek, nam ze alleen gegevens op van zangvogels waarvan man en vrouw beurtelings de eieren warm houden en, als ze vrij zijn, hun eigen kostje bij elkaar scharrelen. Ze gebruikte alleen gegevens over de periode dat de vogels volop broeden, dat wil zeggen als het legsel voltooid is, en alleen gegevens van overdag, als ze ook andere dingen kunnen doen. Van 22 soorten was al die informatie beschikbaar.

De broedtijd van de man bleek inderdaad te zijn afgestemd op het aantal buitenechtelijke jongen in de nesten, per soort beschouwd.

Rietgors

Het aandeel van de man aan het broeden varieerde tussen soorten van 6 tot 58 procent. Hoe trouwer de vrouwen (dus hoe minder buitenechtelijke jongen in het nest), hoe langer de mannen op de eieren willen zitten.

Een zeer overspelige soort is de rietgors, die ook in Nederland voorkomt; van de helft van de jongen is de sociale vader niet de biologische, de meeste vrouwen gaan vreemd. De vaak bedrogen rietgorsman doet nauwelijks mee met broeden. Het omgekeerde patroon (trouw en hulp) is te vinden bij bosrietzanger, baardman en – what’s in a name? – huiszwaluw.

De vraag is wel of het verband tussen trouw en hulp er ook is voor de latere zorg, het voeren van de jongen als die eenmaal uit zijn. Want bij de rietgorzen helpen de mannen wel hard mee door insecten voor de kleintjes te halen.

Willy van Strien

Foto: Saxifraga/Piet Munsterman

Bronnen:
Matysioková, B. & V. Remeš , 2012. Faithful females receive more help: the extent of male parental care during incubation in relation to extra-pair paternity in songbirds. Journal of Evolutionary Biology, 23 november online. Doi: 10.1111/jeb.12039
Bouwman, K.M., T. Burke & J. Komdeur, 2006. How female reed buntings benefit from extra-pair mating behaviour: testing hypotheses through patterns of paternity in sequential broods. Molecular Ecology 15: 2589-2600.  Doi: 10.1111/j.1365-294X.2006.02955.x
Bouwman, K.M., Lessells, C.M. & J. Komdeur, 2005. Male reed buntings do not adjust parental effort in relation to extrapair paternity. Behavioral Ecology 16: 499-506. Doi: 10.1093/beheco/ari021

Halfhartige pleegouders

Eksters tikje onwillig tegenover kuifkoekoekje

Kuifkoekoek laat jongen grootbrengen door eksters

Eksterouders lijken jonge kuifkoekoekjes in hun nest te herkennen. Maar die weten kennelijk toch voldoende voedsel van hen los te peuteren, blijkt uit onderzoek van Manuel Soler.

In Zuid-Europa hebben eksters te maken met een opdringerige vijand: de kuifkoekoek. Deze broedparasiet legt zijn eieren in de nesten van eksters, met de bedoeling dat zij de eieren uitbroeden en de jongen grootbrengen. En dat doen de eksters ook. De pleegouders-tegen-wil-en-dank lijken niet anders te kunnen dan de jonge kuifkoekoeken als hun eigen jongen te behandelen.

Maar tot zijn eigen verrassing ontdekte Manuel Soler – die deze vogels al jaren bestudeert en van haver tot gort moet kennen – dat eksterouders wel degelijk hard kunnen zijn voor vreemde jongen. Al laten ze daar in de praktijk weinig van blijken.

Eksters hebben vaak zowel eigen jongen als een of twee kuifkoekoekjongen te verzorgen. Een jonge kuifkoekoek gedraagt zich namelijk in één opzicht netter dan het jong van de gewone koekoek: hij laat zijn nestgenootjes met rust. Een gewoon koekoekjong doet dat niet. Die kiept de jongen van zijn gastouders uit het nest zodat hij de zorg van zijn pleegouders voor zich alleen heeft.

Eksterjongen komen te kort

Toch zijn de jonge ekstertjes uiteindelijk slecht af. De kuifkoekoekmoeder die een eksternest op het oog heeft plant haar eileg namelijk zo dat haar jong drie of vier dagen eerder uit het ei kruipt dan de eksterjongen. Het groeit bovendien goed. Als de kleine eksters uitkomen, is het ongewenste pleegkind al ongeveer vier keer zo zwaar als zij.
Nu hebben veel vogelouders de gewoonte om een jong meer voer geven naarmate hij groter is. De eksters stoppen het kuifkoekoekjong dan ook goed vol terwijl hun eigen jongen te kort komen. Slechts een enkel eksterjong overleeft het.

Soler maakte legsels met een ongewone samenstelling door eieren tussen nesten uit te wisselen. In zijn proefnesten kwamen één tot drie kuifkoekoekjongen uit, één tot drie eksterjongen, één kuifkoekoekje met één ekstertje of één jonge koekoek met twee jonge eksters, maar dan zó, dat de eksterjongen in de ‘gemengde’ nesten even groot waren als de kuifkoekoeken.
Hij had dit eigenlijk met een ander doel gedaan, maar ontdekte iets geheel onverwachts.

Onwil

Terwijl de eksterjongen in deze proef allemaal voorspoedig opgroeiden, bleef één op de vijf kuifkoekoekjongen in groei achter. Sommige eksterouders bleken de kuifkoekoekjes te verwaarlozen, ook al waren ze even groot als de jonge eksters en zou je dus verwachten dat ze evenveel voer zouden krijgen. Ook in de nesten met alleen kuifkoekoekjongen verkommerden enkele kleintjes.
Ruim de helft van de verwaarloosde kuifkoekoekjongen ging uiteindelijk dood; de rest kwam op een goed moment weer in de groei, maar bleef ondermaats.

Het lijkt erop dat de eksterouders vreemde jongen herkennen en enige onwil hebben om ze te voeren; of misschien geven ze hen voedsel van lage kwaliteit. Die onwil is echter te zwak om enig effect te hebben. In de praktijk zijn de kuifkoekoekjongen groter dan de eksterjongen en de neiging om de grootste jongen extra veel te geven blijkt onweerstaanbaar.

De kuifkoekoek buit die ouderlijke neiging uit, en halfhartige eksters kunnen de broedparasieten niet van zich afschudden.

Willy van Strien

Foto: Ian N. White (Creative Commons)

Bron:
Soler, M. & De Neve, L., 2012. Great spotted cuckoo nestlings but not magpie nestlings starve in experimental age-matched broods. Ethology, 22 augustus online. Doi: 10.1111/eth.12004

Pleegkinderen geen bezwaar

Tinamoe-vaders verzorgen ook andermans jongen

mannetje tinamoe voedt ook pleegkinderen op

Een tinamoe-vader doet niet moeilijk over vreemde jongen in zijn nest. Een tolerante houding vergroot zijn voortplantingssucces en het is weinig moeite om de kleintjes groot te brengen, betoogt Patricia Brennan.

De zorg voor jongen is een exclusieve mannentaak bij de grote tinamoe, een vogel uit de regenwouden van Midden en Zuid Amerika; hij is iets kleiner dan een wilde eend. De vrouwen gaan van man naar man en laten hun eieren bij hen achter. Een mannetje heeft een simpel nest op de grond tussen plankwortels van bomen. Hij broedt maximaal acht eieren uit en brengt de jongen groot.

Maar of dat allemaal zijn eigen jongen zijn?
Daar is hij niet zeker van, want de vrouwen paren met meerdere mannen in dezelfde periode. In ruim de helft van de nesten liggen een of meer eieren die niet van de nestbezitter zelf zijn, schrijft Patricia Brennan. Ongeveer een kwart van de jongen groeit op bij een andere man dan de biologische vader.
Brennan ploos de familierelaties van de tinamoes uit door het DNA te analyseren.

Vanuit evolutionair oogpunt lijkt dat een vreemde zaak. Door natuurlijke selectie komt immers het gedrag bovendrijven dat een zo groot mogelijk voortplantingssucces oplevert. Het grootbrengen van andermans jongen hoort daar niet bij.

Zijn de tinamoe-vaders de gekke Henkies onder de vogels?

Extra plaats

Toch niet, legt Brennan uit. Eén vrouw legt hooguit drie eieren in een nest. Door haar eerst een poos aan het lijntje te houden en inmiddels veelvuldig met haar te paren, kan een man de kans vergroten dat zijn sperma haar eieren bevrucht, en niet het sperma van een andere man. In nesten met drie eieren zijn die bijna allemaal (gemiddeld 2,4 stuks) bevrucht door de verzorgende vader.
Maar hij kan meer dan drie eieren tegelijk bebroeden en zal dus proberen om nog een paar vrouwen naar zijn nest te krijgen. Daar is een beetje haast bij, want als hij het eerste ei lang laat liggen gaat de kwaliteit ervan achteruit. En als hij eenmaal zit te broeden, laat hij geen nieuwe eieren meer toe. Hij moet de extra vrouwen dus meteen laten leggen, met als gevolg dat hij zich niet kan verzekeren van het vaderschap. In een nest met meer dan drie eieren is de kans op vreemde eieren dan ook veel groter.

Weinig werk

Maar belangrijker is: van sommige extra eieren is hij wel degelijk de vader. In grotere nesten (vier tot acht eieren) heeft de verzorgende vader gemiddeld 3,7 jongen, zeg maar één meer dan in een nest van drie eieren.

Voor dat extra eigen jong neemt hij de pleegkinderen op de koop toe.

Hij heeft daar overigens nauwelijks extra werk aan. Als de jongen uitkomen, zoeken ze meteen zelf hun voedsel. Hij kan alle kleintjes makkelijk in het oog houden. Een groot kindertal is zelfs een voordeel als het nest wordt ontdekt door een slang. In een nest met drie eieren gaat dan alles verloren; zijn er meer eieren, dan blijft meestal een deel gespaard.

En de medaille heeft natuurlijk ook een keerzijde. Door het losse gedrag van vrouwen zitten veel mannen opgescheept met de jongen van een ander, maar hebben ze zelf ook jongen die door een andere man worden grootgebracht. Daarmee is hun risico gespreid: als hun nest verloren gaat, hebben ze wellicht elders jongen die overleven.

Willy van Strien

Foto: Nick Athanas

Bron:
Brennan, P.L.R., 2012. Mixed paternity despite high male parental care in great tinamous and other Palaeognathes. Animal Behaviour, 20 juli online. Doi: 10.1016/j.anbehav.2012.06.026

Gevaarlijk gokspel

Buidelmeesouders piepen er stiekem tussenuit

buidelmeesouders neigen ertoe het nest te verlaten

Zonder de partner vooraf iets te laten merken, kan een buidelmeesouder er plotseling vandoor gaan – en soms vertrekken beide tegelijk. René van Dijk laat zien wat de vertrekkende ouder drijft. 

Buidelmezen leven in luxe – en toch gaan veel legsels te gronde. De vogels kunnen volop de insecten vinden die hun jongen nodig hebben. Ze maken bijna volledig gesloten nesten van vooral zaadpluis, veilig en warm.
Zo kan een ouder in zijn eentje een nest grootbrengen.

Voor elke ouder is het aantrekkelijk als de ander dat doet, want dan kan hij of zij zelf met een nieuwe partner een volgend nestje beginnen. Elke ouder heeft daarom een zekere neiging om er vandoor te gaan.
En dat pakt dramatisch uit: van één op de drie nesten verdwijnen beide ouders.

Buidelmezen zijn kleine zangvogels met een opvallend zwart oogmasker. Dat is bij de mannen wat groter.

Fatale beslissing

Als een paartje gaat broeden, gaat aanvankelijk alles goed. Man en vrouw vinden elkaar, beginnen een nest en blijven samen tot ze drie eieren hebben. Maar dan gaat een van de twee er opeens vandoor en is de ander gedwongen om de zorg voor de kleintjes op zich te nemen. Het ongelukkige is dat die ander in veel gevallen zelf ook net vertrekt.
Een vogel die wegvliegt neemt dus wellicht een fatale beslissing. Maar de kans op een succesvol nieuw nest weegt op tegen het risico dat het eerste nest mislukt.

René van Dijk heeft zich zes jaar bezig gehouden met de vraag hoe de scheiding precies verloopt. Hij maakte video-opnamen bij een aantal nestbuidels in het Kiskunság Nationaal Park in Hongarije. Uit de beelden berekende hij achteraf hoe vaak man en vrouw bij het nest bezig geweest waren; mannen herkende hij aan hun grotere oogmasker.
Een paartje buidelmezen blijkt geen gezellig stelletje.

Geen afstemming

In de periode dat ze samen zijn, zitten ze slechts een klein deel van hun tijd bij het nest, en bijna nooit tegelijkertijd. Van Dijk zag op geen enkele manier aankomen dat een vogel er vandoor zou gaan – zelfs niet vlak voor het vertrek.

Het kan dus zijn dat de vogels van het ene op het andere moment de beslissing nemen en hem dan meteen smeren.
Het kan ook zijn dat ze hun voornemen om te gaan niet laten blijken; want dan zou de ander – als die al onraad bespeurt in de schaarse tijd die ze samen doorbrengen – dat voornemen kunnen dwarsbomen door zelf snel te gaan. Hoe dan ook: de vogels lijken elk hun eigen plan te trekken, zonder enige vorm van afstemming.

Oogmasker

Gemiddeld hebben mannen een wat grotere neiging om zich te drukken: ruwweg 45 procent van de nesten wordt door ma grootgebracht en slechts 17 procent door pa (en 38 procent gaat verloren).

De voordelen en nadelen van vertrek zijn niet voor elke vogel even groot. Een man met een klein oogmasker kan bijvoorbeeld beter blijven, want zo’n man is onaantrekkelijk en vindt moeilijk een nieuwe partner. En aan het eind van het seizoen, als er weinig vrije vrouwtjes voorhanden zijn en de tijd krap wordt, zal een mannetje ook minder makkelijk vertrekken.

Het is een bizar systeem, waarin ouders gokken op de inzet van de ander – en vaak ten onrechte.

Willy van Strien

Foto: Saxifraga/Jörg Mager

Bronnen:
Van Dijk, R.E., J. Komdeur & T. Székely, 2012. Nest attendance does not predict offspring desertion by Eurasian penduline tit parents. Ethology, 19 juni online. Doi: 10.1111/j.1439-0310.2012.02060.x
Van Dijk, R.E., T. Székely, J.Komdeur, Á. Pogány, T.W. Fawcett & F.J. Weissing, 2011. Individual variation and the resolution of conflict over parental care in penduline tits. Proceedings of the Royal Society B, 21 december online. Doi: 10.1098/rspb.2011.2297

Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑