Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: seksueel gedrag (Pagina 7 van 9)

Elke dag wat acrobatische toeren

De behendigste mannen stelen de show bij de goudkraagmanakin

Mannetjes van de goudkraagmanakin voeren een uitputtende show uit om indruk te maken op vrouwtjes. Dat kunnen ze elke dag opbrengen, maar ze houden het niet lang vol, schrijven Julia Barske en collega’s.

Pijlsnel schiet een klein vogeltje van stengel naar stengel. Onderweg klapt hij zijn vleugels tegen elkaar. Pats!, alsof er een zweep zwiept. Soms maakt hij een laag snorrend geluid door razendsnel een aantal keer met zijn vleugels te slaan.
Het vogeltje is een mannetje goudkraagmanakin, en het opgewonden springen en vleugelklappen is zijn manier om een vrouwtje te imponeren.
Een uitputtingsslag lijkt het, als je het beestje zo energiek in de weer ziet. En het is zeker een forse inspanning: het hartje klopt duizend keer per minuut, twee keer zo veel als voor dit vogeltje overdag normaal is. Tijdens een vleugelklap werkt het hart zelfs extreem hard, met meer dan 20 slagen per seconde!

Toch stoppen de mannetjes maar weinig energie in de balts, ontdekten Julia Barske en collega’s tot hun verrassing. Want de vogels vertonen hun kunsten elke dag maar even.

Verder niets te doen

De onderzoekers wisten al hoe behendig de mannetjes zijn. De vogels baltsen boven een schoongemaakt stukje bosgrond waarop wat stengels staan. Om hun pijlsnelle sprongen tussen die stengels precies te kunnen volgen, maakten de onderzoekers opnamen met een hogesnelheidscamera.
Zo zagen ze dat de vogels, als ze landen, bliksemsnel omdraaien en hun kop naar het midden van de baltsplaats richten. Ze nemen dan een ‘bevroren’ houding aan, waarbij de lange gele veren van hun keel naar voren steken. Het is frappant dat de dieren in volle vaart komen aansuizen en dan ogenblikkelijk, zonder ook maar even hun evenwicht te verliezen, doodstil zitten. Menselijke acrobaten en turners weten hoe moeilijk dat is.
Na een serie sprongen landt een mannetje vaak op de grond om vervolgens al snorrend recht omhoog te springen naar een stengel.

Alles wat de mannetjes in de voortplantingstijd te doen hebben is deze acrobatische toeren uithalen; de zorg voor de jongen komt helemaal op rekening van de vrouwtjes.

Behendigheid

Die kiezen het meest bedreven mannetje om mee te paren, want dat zal gezonde jongen opleveren. De vrouwtjes komen naar baltsplaatsen waar een aantal mannetjes in de weer is en kijken van bovenaf onbewogen toe. Zelden toont een vrouwtje interesse. Slechts enkele mannetjes vallen in de prijzen, en zij worden dan door meerdere vrouwtjes uitverkoren.
Wie zijn deze gelukkige mannetjes? De vlotte jongens die de meeste vleugelklappen laten horen, het snelst in positie zitten na een landing en het rapste weer weg springen. Ook de felle kleur van hun gele kraagveren telt mee.

De vrouwtjes beoordelen de mannetjes dus op hun behendigheid.

Niet veel energie

Die is indrukwekkend. Maar de mannen steken er niet veel energie in, blijkt nu. De meest actieve kereltjes voeren hun kunstje 140 keer per dag op. Elke vertoning duurt tien seconden. Dat betekent dat de toppers maar twintig minuten per dag aan het springen en vleugelklappen zijn. Het kost ze 5 procent van de energie die ze dagelijks verbruiken.
Een gemiddeld mannetje baltst per dag 5 minuten en besteedt er 1,2 procent van zijn energie aan.

Dat valt reuze mee.

Over het geheel genomen leven goudkraagmanakins, die voorkomen in Panama, Colombia en Costa Rica, op een laag pitje, net als andere tropische vogels. De vrouwtjes leggen slechts een of twee eieren per nest en het duurt lang voor de jongen zelfstandig zijn. Goudkraagmanakins hebben een lage stofwisseling, verouderen langzaam en bereiken een hoge leeftijd voor hun formaat van 10 centimeter: ze kunnen wel veertien jaar worden.
Dat de mannetjes zich dagelijks even flink inspannen maakt weinig uit; de rest van de dag verloopt in hun trage levenstempo. Vandaar dat ze het met gemak kunnen volhouden gedurende het lange tropische broedseizoen van 7 maanden.

Willy van Strien

Foto: Nick Athanas (Antpitta.com)

Bekijk de balts van een goudkraagmanakin op YouTube

Bronnen:
Barske, J., L. Fusani, M. Wikelski, N.Y. Feng, M. Santos and B.A. Schlinger, 2014. Energetics of the acrobatic courtship in male golden-collared manakins ( Manacus vitellinus). Proc. R. Soc. B281: 20132482, 18 december online. Doi: 10.1098/rspb.2013.2482
Barske, J., B.A. Schlinger, M. Wikelski & L. Fusani, 2011. Female choice for male motor skills. Proceedings of the Royal Society B 278: 3523-3528. Doi: 10.1098/rspb.2011.0382
Fusani, L., M. Giordano, L.B. Day & B.A. Schlinger, 2007. High-speed video analysis reveals individual variability in the courtship displays of male golden-collared manikins. Ethology 113: 964-972. Doi: 10.1111/J.1439-0310.2007.01395.X

Superman krijgt minidochters

Klein type vrouw bij kemphanen ontdekt

Onder kemphanen is er volop diversiteit: er zijn drie verschillende typen mannen, en nu blijkt er ook een tweede type vrouw te zijn. Dat melden David Lank en collega’s.

Kemphaanmannen zijn er in verschillende uitvoeringen. Je hebt de veel voorkomende honkman, de minder vaak voorkomende satelliet en de heel zeldzame faar die pas negen jaar bekend is. De mannentypen verschillen van elkaar in uiterlijk en gedrag.
De vrouwen, een stuk kleiner dan mannen, zijn allemaal eender, was tot nu toe het idee. Maar David Lank en collega’s ontdekten tussen de nakomelingen van faren een afwijkend type vrouw: een onderdeurtje dat minder vruchtbaar lijkt te zijn.

Veroveringsstrategieën

Kemphaanmannen zorgen niet voor hun jongen, dat doen de vrouwen. Het enige dat mannen aan voortplanting hoeven te doen is paren. Hoe meer vrouwen ze versieren, hoe groter hun succes. Maar de concurrentie is hevig en ze moeten hun uiterste best doen om te scoren. Daar gebruiken ze verschillende strategieën voor.
Het bijzondere van kemphaanmannen is dat die verschillende veroveringsstrategieën erfelijk vastliggen. Dat komt bij bijna geen enkele andere diersoort voor.

Kemphanen broeden in Noord Europa en Siberië en overwinteren in Zuid Europa en Afrika. Tijdens de trek doen ze Nederland aan, maar ze broeden hier niet. Vroeger wel.

Uitbundig versierd

Twee mannentypen waren al langer bekend: honkmannen en satellieten. Zij hebben in de broedtijd uitbundige versieringen: halskragen en oorpluimen van lange veren die zwart, bruin, oranje of wit zijn, en effen, gestreept of gespikkeld. Op hun kop zitten gele wratjes.
De kragen en oorpluimen van honkmannen zijn over het algemeen donker van kleur. Bij satellieten zit er weinig of geen zwart in en meestal zijn óf kraagveren óf pluimenveren wit. Elke man heeft zijn eigen patroon. Na de broedtijd verliest hij zijn sierveren, maar het volgende broedseizoen komen die veren in precies hetzelfde kleurpatroon terug.

Deze twee mannentypen maken op speciale baltsarena’s een boel drukte om vrouwen te verleiden. Ze spelen daar verschillende rollen. Ook het gedrag van een man blijft, net als het kleurpatroon van zijn sierveren, van jaar op jaar hetzelfde.

Onweerstaanbare show

De honkmannen zijn met 85 procent in de meerderheid. Op de balts-arena’s proberen ze een stukje grond te bezetten en te verdedigen, hun honk. Daar bakkeleien ze met de buren, zetten kraag en oorpluimen op en buigen naar vrouwen. Meestal reageren die niet, maar soms gaan ze in op de avances van een man die hen aanstaat. Die heeft dan succes.
Maar honkman zijn is een riskante strategie, want drie op de vier honkmannen kunnen geen honk bemachtigen en buiten de arena’s paren vrouwen niet. De honkman-strategie kan dus veel nageslacht opleveren, maar leidt meestal tot niets.

De andere 15 procent van de mannen is satelliet. Een satelliet ambieert geen eigen honk, maar voegt zich brutaalweg bij een succesvolle honkbezitter. De twee baltsen en bespringen elkaar, en die show vinden vrouwen onweerstaanbaar. Daarom hebben honkmannen graag een satelliet op hun honk.
Maar als het eropaan komt – als er een vrouw in de buurt is – doet de honkman zich gelden. Hij is duidelijk de baas en de vrouw is voor hem. Een satelliet probeert op zijn beurt de honkman te hinderen als een vrouw gedekt wil worden. En als de baas even afgeleid is door een buurman, grijpt hij snel zijn kans. Zo hebben satellieten altijd wel enig succes, en gemiddeld krijgen ze evenveel nakomelingen als honkmannen.

De Canadees David Lank knobbelde uit dat er een gen is dat bepaalt of een man honkman is of satelliet. Vrouwen dragen dat gen ook, maar bij hen heeft het geen invloed op uiterlijk en gedrag.

Andere aanpak

Zo was de stand van zaken toen Joop Jukema en Theunis Piersma in 2004 in Friesland een derde type man ontdekten dat het heel anders aanpakt. Hij is kleiner dan honkmannen en satellieten. In het broedseizoen krijgt hij geen flitsend verenkleed met bonte kraag en oorpluimen, maar blijft er onopvallend uitzien. Hij lijkt op een vrouwtje, maar is wat groter. Baltsen doet hij zelden of niet. Maar zijn zaadballen zijn tweeënhalf keer zo groot als die van andere mannen: in die zin is het een superman.
Piersma noemde de nieuw ontdekte mannenvorm faar en stuurde twee exemplaren naar Lank, die hen doorfokt en hun gedrag bestudeert.

Hebben de onopvallende faren enig seksueel succes tussen de opgedofte uitslovers?

Trucjes

Zeker, zag Lank. “Een faar hangt rond bij andere mannen, bespringt die en laat zich bespringen”, zegt hij. “Hij draagt bij aan het drukke spektakel op de arena dat vrouwen aantrekt. Af en toe nodigt een vrouw speciaal een faar uit om met haar te paren. En wil ze paren met een normale man, dan glipt de faar soms tussen beide in om haar stiekem te dekken.”
Na zo’n gestolen paring heeft een faar nog een trucje in petto. “Als die vrouw zich daarna tegen de grond drukt om door een andere man gedekt te worden, kruipt de faar vaak naast haar. Slaagt de truc, dan springt die andere man op hem, en niet op de vrouw. Zij krijgt dan geen zaadcellen van die ander die met de zijne zullen concurreren om de bevruchting van de eieren.” De grotere testes van faren produceren volgens hem extra veel sperma, en dat helpt als er wel sperma-concurrentie is. Faren kunnen dus wel degelijk succes hebben bij vrouwen.

Kleine dochters

Ook het faar-zijn is erfelijk bepaald, bleek toen Lank ging fokken met de twee exemplaren die hij uit Nederland gekregen had. Toen de jongen van zijn twee faren opgroeiden, ontpopte ongeveer de helft van hun zonen zich tot faar. Ook die fokte Lank door. Er moet een gen zijn dat bepaalt of een man faar is of niet, ontdekte hij, en dat gen overstemt het gen dat bepaalt of een man honkman is of satelliet.

Maar er bleek ook iets aan de hand te zijn met de vrouwen. Tot verrassing van Lank was de helft van de dochters van faren kleiner dan andere vrouwen. Faren zijn heel zeldzaam; slechts ongeveer één procent van de mannetjes is faar. Hun dochters zijn dus ook zeer zeldzaam, en daarom was het nog nooit opgevallen dat er een klein type kemphaanvrouwen bestaat.

Het gen dat bepaalt of een man honkman/satelliet of faar is, heeft dus ook gevolgen voor de vrouwelijke draagsters.
Vrouwelijke faren lijken, in tegenstelling tot mannelijke faren, minder vruchtbaar te zijn dan gewone vogels. In de kooien van Lank hebben ze althans nog geen jongen voortgebracht. Deze verminderde vruchtbaarheid van de kleine farendochters zal gecompenseerd moeten worden door het succes van de andere dochters en de zonen van faren. Anders zouden de faren uit de kemphaanpopulaties verdwijnen.

Willy van Strien
Dit is een bewerking en uitbreiding van een artikel dat ik drie jaar geleden voor Bionieuws schreef.

Foto’s
Groot: Kemphaanman, Zeddammer (Wikimedia Commons)
Klein, rechts: Baltsende man, Terence Voller (Creative Commons)
Klein, links: Kemphaanvrouw, Dick Daniels (Wikimedia Commons)

Bekijk de balts van kemphanen op een YouTube-filmpje van Jos Vroegrijk

Bronnen:
Lank, D.B., L.L. Farrell, T. Burke, T. Piersma & S.B. McRae, 2013. A dominant allele controls development into female mimic male and diminutive female ruffs. Biology Letters 9, 6 november online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0653
Jukema, J. &T. Piersma, 2006. Permanent female mimics in a lekking shorebird. Biology Letters 2: 161-164. Doi: 10.1098/rsbl.2005.0416
Lank, D.B., C.M. Smith, O. Hanotte, T. Burke & F. Cooke, 1995. Genetic polymorphism for alternative mating behavior in lekking male ruff Philomachus pugnax. Nature 378: 59-62. Doi: 10.1038/378059a0

Vaste prik

Parende zeenaaktslakken drijven elkaar een naald in de kop

Als bepaalde Siphopteron-zeenaaktslakken paren, planten ze een naald in elkaars kop. Die naald gaat er diep in, vlakbij de ogen en boven een zenuwknoop. Het waarom van dit vreemde ritueel is nog niet duidelijk, schrijven Rolanda Lange en collega’s.

Een schitterend uiterlijk, pikante seks: zeenaaktslakken zijn boeiende beestjes met vaak vreemde eigenschappen. Nieuw hoogtepunt is de ontdekking dat bepaalde zeenaaktslakken van het geslacht Siphopteron (een tot nu toe onbekende soort)  een scherpe naald bij elkaar in de kop steken tijdens de paring, zoals Rolanda Lange en collega’s beschrijven.
Deze piepkleine zeenaaktslakken van het Groot Barrièrerif bij Australië, een paar millimeter groot, zijn wit met gele en rode accenten. Ze hebben een puntige rode staartlob en witte zijflappen met een kleurig randje over hun rug gevouwen.

Twee penistakken

Zoals alle zeenaaktslakken zijn ze hermafrodiet, dat wil zeggen man en vrouw tegelijk.

Als deze Siphopteron-zeenaaktslakken paren, is dat geheel wederzijds. In yinyanghouding stulpen beiden een lange en buigzame penis uit. Die penis vertakt zich in tweeën. De ene tak gaat netjes in de vrouwelijke geslachtsopening van de partner, onder de rechterflap; dat is de eigenlijke penis die het sperma overdraagt.
De tweede tak heeft een scherp en hol uiteinde, als een injectienaald. Die wordt midden in de kop van de partner geplant, enkele seconden nadat de eigenlijke penis is ingebracht. Zo blijven de twee dan bijna drie kwartier met elkaar verbonden.

Prostaatvloeistof

Het lijkt akelig, die injectienaalden in die koppen. Maar de dieren ondergaan het allemaal rustig.
Via de naald pompen de twee vloeistof uit de prostaatklier over, zagen de onderzoekers die er een filmpje van maakten. Bedenk, als je de beelden bekijkt, hoe klein deze dieren zijn.

Er zijn meer Siphopteron-soorten, nauw verwant aan deze, en allemaal hebben ze zo’n penis met een naald op een zijtak. Allemaal prikken ze de naald ergens in de partner om prostaatvloeistof over te brengen. Maar deze soort is de enige die zijn naald in de kop van de partner duwt, en altijd op dezelfde plaats: bij de ogen, boven een zenuwknoop. In het hele dierenrijk is dit uniek.

Waarom de dieren dit doen, is nog een raadsel. Maar omdat ze elkaar altijd boven die zenuwknoop prikken, denken de onderzoekers dat stofjes uit de overgepompte vloeistof inwerken op het zenuwstelsel van de partners.
Deze zeenaaktslakken maken wel iets héél intiems van hun seks.

Willy van Strien

Foto: Johanna Werminghausen en Rolanda Lange

De onderzoekers maakten een filmpje van parende Siphopteron-zeenaaktslakken

Bron:
Lange, R., J. Werminghausen & N. Anthes, 2014. Cephalo-traumatic secretion transfer in a hermaphrodite sea slug. Proc. R. Soc. B 281: 20132424, 13 november 2013 online. Doi: 10.1098/rspb.2013.2424

Danstheater

Nieuwe filmpjes van kleurrijke pauwspinnen

Prachtige dansen van pauwspinnen zijn te bewonderen op filmpjes van Otto Jürgen.

We hadden er vorig jaar al eens over geschreven, maar de dansende pauwspinnetjes zijn zo leuk en Otto Jürgen maakt er zulke prachtige filmpjes van dat we ze nog eens vermelden. Zonder zijn toewijding hadden we de dansen niet kunnen bewonderen, want de spinnetjes zijn maar klein.

Jürgen maakte inmiddels negen filmpjes van negen verschillende spinnetjes. Ze zijn allemaal om stil van te worden zo mooi. Maratus speciosus is de zevende in de reeks.

Foto: Maratus speciosus, Otto Jürgen (Creative Commons)

Negen pauwspinfilmpjes op YouTube

Engels geschreven interview met Otto Jürgen

Zie ook: Kijk mij!

Opgescheept met vreemde koningin

Kolonie angelloze bijen ’s avonds kwetsbaar voor machtsovername

Een nest van de angelloze bij Melipona scutellaris wordt soms overgenomen door een koningin die niet tot het volk behoort. De bijen bewaken hun nesten, maar ’s nachts heeft de bewaking een zwak moment, ontdekten Annette van Oystaeyen en collega’s.

Een kolonie angelloze bijen is één familie, bestaande uit de koningin, werksters die haar zussen en dochters zijn en mannetjes die haar zoons zijn. Als de koningin van zo’n kolonie sterft, volgt een dochter haar op. Zo blijft de familie in stand.
Maar soms verschijnt er een vreemde koningin – en dat is minder. Zij neemt het volk over en zet het in om haar nakomelingen groot te brengen. Geleidelijk verdwijnt de oorspronkelijke kolonie; het nageslacht van de vreemde koningin komt zijn plaats.
Hoe kan dat gebeuren? Onderzoek van Annette van Oystaeyen en collega’s werpt daar nieuw licht op.

Dat een niet-verwante koningin een kolonie van angelloze bijen kan overnemen, was al eerder ontdekt door Rinus Sommeijer en door Tom Wenseleers, tot grote verrassing van beiden. Om na te gaan hoe zo’n koningin dat voor elkaar krijgt nam Van Oystaeyen, uit de groep van Wenseleers, Melipona scutellaris onder de loep, een soort uit Noord en Noordoost Brazilië. De bijen leven in boomholten, maar worden ook gehouden om hun honing en was.

Hachelijk avontuur

De onderzoekers hielden acht kolonies in nestkasten in het lab (in São Paulo, ver buiten het verspreidingsgebied) waar de bijen vrij konden uitvliegen. In vier kolonies was een koningin aanwezig, de andere vier zaten zonder en zo gauw zich een nieuwe koningin vestigde haalden de onderzoekers haar weg.
Ze haalden regelmatig broed uit de nestkasten, kweekten het op en zetten uitgekomen werksters en koninginnen weer terug; de nieuwe bijen werden dan opgenomen in de kolonie waar ze werden teruggezet en namen de nestgeur van die kolonie aan.
Maar op de koninginnen plakten de onderzoekers eerst een piepkleine RFID tag (Radio Frequency Identification tag), een kleine versie van de tags die op veel winkelproducten zijn aangebracht. Bij de ingangen van de kolonies kwamen bijbehorende ‘detectiepoortjes’. Zo konden ze de koninginnen volgen.

Slechts een deel van de jonge koninginnen, zo bleek, vloog uit om tijdens een ‘bruidsvlucht’ te paren. Dat is niet zo gek: de werksters doden namelijk veel jonge koninginnen omdat daar bij deze soorten een groot overschot aan is (zie: Hoge ambities, grote risico’s). Een bruidsvlucht is een hachelijk avontuur en de onderzoekers zagen in twee maanden tijd slechts tien koninginnen van die vlucht terugkomen.

Infiltratie

De ambitieuze koninginnen probeerden na de bruidsvlucht alleen de vier kolonies zonder koningin binnen te gaan. Acht van hen wisten aan het hoofd van een kolonie te komen (en dan haalden de onderzoekers ze dus weer weg). Vijf van die acht vestigden zich in de kolonie waar ze thuis hoorden. Maar drie koninginnen infiltreerden een vreemde kolonie en grepen daar de macht. Dat bevestigt nogmaals dat zo’n machtsovername regelmatig voorkomt.

Verkeerde nestgeur

Nu staan er bewaaksters bij de ingang van een nest om te voorkómen dat er bijen binnendringen die niet tot het volk behoren. Ze herkennen hun nestgenoten aan de geur. Of een kolonie nu wel of geen koningin heeft: die bewaking is altijd even streng en een koningin die probeert een koninginloze kolonie in te nemen moet erlangs zien te komen.
Hoe doet ze dat als ze de verkeerde nestgeur heeft?

Door te wachten tot de avond valt, zagen de onderzoekers. Met aparte proeven, waarbij ze vreemde werksters bij een bijennest zetten, lieten ze zien dat de bewaking dan een zwak moment heeft. Overdag, als werksters af en aan vliegen, zijn de bewaaksters allemaal alert, maar als die activiteit tegen zonsondergang stopt letten ze niet zo goed meer op.
En dan kan een vreemde koningin soms ongestraft naar binnen glippen.

Niet streng

Als ze eenmaal binnen is, kan ze haar gang gaan, ook al heeft ze niet de goede nestgeur. Waarom nemen de werksters haar niet te grazen? Misschien omdat zij niet te streng mogen zijn, schrijven de onderzoekers, want dan kunnen ze ook een eigen koningin die na haar bruidsvlucht terugkomt afkeuren. Met zo’n houding zou de kolonie zeker verloren gaan.
Voor jonge koninginnen, die vanwege hun veel te grote aantal maar een heel kleine kans hebben op succes, is zo’n machtsovername een derde mogelijkheid om een eigen kolonie te verkrijgen naast de twee nette manieren: de koningin-moeder opvolgen als die sterft of met een zwerm werksters mee uitvliegen.

Willy van Strien

Foto: Nestbewaakster, Christoph Grüter

Zie ook:
Hoge ambities, grote risico’s

Bronnen:
Oystaeyen, A.v., D.A. Alves, R.C. Oliveira, D. L. Nascomento, F. S. Nascimento, J. Billen & T. Wenseleers, 2013. Sneaky queens in Melipona bees selectively detect and infiltrate queenless colonies. Animal Behaviour, 30 juli online. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.07.001
Wenseleers, T., D.A. Alves, T.M. Francoy, J. Billen & V.L. Imperatriz-Fonseca, 2011. Intraspecific queen parasitism in a highly eusocial bee. Biology Letters 7: 173-176. Doi: 10.1098/rsbl.2010.0819
Sommeijer, M.J., L.L.M. de Bruijn & F.J.A.J. Meeuwsen, 2003. Reproductive behaviour of stingless bees: solitary gynes of Melipona favosa (Hymenoptera: Apidae, Meliponini) can penetrate existing nests. Entomologische Berichten 63: 31-35.
Sommeijer, M.J., L.L.M. de Bruijn, F.J.A.J. Meeuwsen & E. J. Slaa, 2003. Reproductive behaviour of stingless bees: nest departures of non-accepted gynes and nuptial flights in Melipona favosa (Hymenoptera: Apidae, Meliponini) Entomologische Berichten 63: 7-13

Het geheim van een goed huwelijk

Onenigheid over oorsprong monogamie bij zoogdieren

Monogamie is zeldzaam onder zoogdieren. Twee onderzoeksgroepen zochten uit onder welke omstandigheden monogamie kon ontstaan – en zijn het daar niet over eens.

Het is scheef verdeeld bij de zoogdieren: terwijl vrouwtjes lange tijd zoet zijn met zwangerschap en zogen, zijn mannetjes in principe vrijgesteld van zorg voor hun jongen. Bij de meeste soorten (68 procent) geldt: vrouwtjes leven als single en als een mannetje een vrouwtje zwanger heeft gemaakt kan hij gaan, op zoek naar een ander. Zij neemt alle ouderzorg voor haar rekening. Andere soorten (23 procent) leven in groepen met meerdere volwassenen, bijvoorbeeld harems, waarin mannetjes en vrouwtjes verschillende partners kunnen hebben.

Zeldzame samenlevingsvorm

Dan blijft nog maar 9 procent over, en dat zijn soorten waarbij een mannetje zich aan één vrouwtje bindt – ook al kan hij dan geen nakomelingen verwekken in de periode dat zij draagt en zoogt. Man en vrouw vormen langdurig een monogaam stel. Onder welke omstandigheden gaven mannen hun vrijheid op zodat deze zeldzame samenlevingsvorm kon ontstaan? Twee groepen onderzoekers probeerden deze vraag te beantwoorden.
Pikant is dat hun antwoorden niet overeenkomen.

Monogamie komt bij zoogdieren dus maar weinig voor – vergelijk eens met vogels, waar 90 procent van de soorten monogaam is! –, maar bij sommige groepen meer dan bij andere.
Apen en mensapen tellen de meeste monogame soorten (29 procent), zoals het zwartstaartzilverzijdeaapje uit Brazilië (een lange naam voor een klein diertje). Op de tweede plaats komen de roofdieren (16 procent), bijvoorbeeld de fennek of woestijnvos uit Noord Afrika en het Arabisch Schiereiland.
Onder andere groepen, zoals evenhoevigen, zijn nauwelijks monogame soorten te vinden.

Alleenstaande vrouwen …..

Dieter Lukas en Tim Clutton-Brock betrokken de hele groep zoogdieren bij hun onderzoek naar de oorsprong van monogamie. Van ruim 2500 soorten verzamelden ze allerlei gegevens en namen er de evolutiestamboom bij. Ze gebruikten ingewikkelde statistiek om patronen op te sporen.
Ze kregen eruit dat de stap tot monogamie slechts 61 keer gezet is. Monogamie is praktisch altijd ontstaan bij soorten waar vrouwtjes in hun eentje leefden in een eigen woongebied en mannetjes rondzwierven, waar vrouwtjes bovendien voedsel van hoge kwaliteit nodig hadden dat moeilijk te vinden was, waar de concurrentie tussen vrouwtjes dus hoog was, ze elkaars nabijheid niet verdroegen en ver uit elkaar leefden. In die situatie deed een mannetje er het beste aan om, als hij een vrouwtje vond, bij haar te blijven en andere mannetjes uit de buurt te houden. Hij was niet in staat om meer dan één vrouwtje te verdedigen.

….. of gevaarlijke mannen

Christopher Opie en collega’s deden soortgelijk onderzoek, maar dan alleen onder apen en mensapen. Uit hun vergelijking van 230 soorten kwam een ander scenario naar voren. Monogamie ontstond bij soorten waar mannen de gewoonte hadden om de jongen van een vrouwtje die nog gezoogd werden te doden als hij niet de vader was. Het vrouwtje werd dan weer vruchtbaar zodat hij sneller zijn slag kon slaan. Bij sommige van die soorten gingen mannetjes er toe over om bij het vrouwtje dat ze zwanger maakten te blijven en hun jongen tegen kindermoordenaars te beschermen.

Oneens

Lukas vindt het onwaarschijnlijk dat kindermoord door mannen tot monogamie heeft geleid. Maar Opie ziet geen aanwijzingen dat verspreid levende vrouwtjes de motor waren. Het is moeilijk te beoordelen welke groep gelijk heeft, maar Lukas lijkt wat meer steun te krijgen van andere biologen.

De twee groepen onderzoekers zijn het ook ergens over eens. Er was namelijk nog een andere verklaring voor monogamie in omloop: monogamie zou zijn ontstaan als de moeder alleen de zorg niet aan kon. Dan zou het mannetje zijn gebleven om de jongen te helpen dragen, beschermen of te eten geven.
Maar deze verklaring vegen zowel Lukas als Opie van tafel. Volgens beiden is vaderzorg niet de oorzaak van monogamie geweest, maar het gevolg. Alleen mannetjes in monogame relaties zijn zich om hun jongen gaan bekommeren.

En dan nog niet eens altijd. Bij veel monogame soorten, waaronder de dikdik, draait ma voor alle zorg op, ook al blijft pa bij zijn gezin. Bij slechts 60 procent van de monogame soorten, waaronder de fennek, helpen de vaders mee. Soms vormt zich een helpend groepje rond een monogaam paar, bijvoorbeeld van oudere kinderen; dat gebeurt bijvoorbeeld bij het zwartstaartzilverzijdeaapje.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot, zwartstaartzilverzijdeaapje: Karra Rothery (Wikimedia Commons)
Klein, fennek: Wildfeuer (Wikimedia Commons); dikdik: David Dennis (Wikimedia Commons)

Wetenschapsjournalist Carl Zimmer noteerde in The New York Times enig commentaar op beide onderzoeken van andere biologen.

Bronnen:
Lukas, D. & T.H. Clutton-Brock, 2013. The evolution of social monogamy in mammals. Science, 29 juli online. Doi: 10.1126/science.1238677
Opie, C., Q.D. Atkinson, R.I.M. Dunbar & S. Shultz, 2013. Male infanticide leads to social monogamy in primates. PNAS, 29 juli online. Doi: 10.1073/pnas.1307903110

Vrijpartij of grijppartij

Klauwtjes geven guppyman grip op onwillige vrouwtjes

Guppymannen hebben twee manieren om te paren, een vriendelijke en een botte. De botte manier zetten ze in tegen onwillige vrouwtjes, en ze hebben er zelfs speciale wapens voor, ontdekten Lucia Kwan en collega’s.

Soms gedraagt een guppyman zich fatsoenlijk. Hij baltst voor een vrouwtje door zijn lichaam in een S-vorm te buigen en met zijn staart te trillen. Komt zij naar hem toe, dan draaien de twee om elkaar heen en brengt hij zijn sperma met haar medewerking in. Maar op andere momenten, als ze niet wil en hem probeert te mijden, kan hij onverhoeds schuin van achteren toeslaan. Hij heeft speciale attributen die zo’n ‘verkrachting’ succesvoller maken, laten Lucia Kwan en collega’s zien.

Guppymannetjes moeten hun sperma bij vrouwtjes inbrengen omdat die hun eitjes niet leggen, zoals de meeste andere vissen. De eitjes worden inwendig bevrucht en ontwikkelen zich vervolgens in het lichaam van de moeder. Na ongeveer een maand worden de jongen geboren. Mannetjesvissen hebben geen penis, maar een guppyman heeft wel iets dat erop lijkt. De anaalvin, vlak achter de buikvinnen, is omgebouwd tot een soort buis waarmee hij zijn sperma inbrengt.

Vastgrijpen

Dat penisachtige orgaan, het gonopodium, draagt stekels en een paar klauwtjes. Kwan wilde weten waar die klauwtjes toe dienen. Ze zocht dat uit door ze bij een aantal mannetjes weg te halen – een priegelwerk. De visjes ondergingen de ingreep onder verdoving en hadden er achteraf geen last van; ze gedroegen zich na de amputatie in elk geval hetzelfde als ervoor.
Kwan zette elk mannetje in een bak met een vrouwtje en noteerde harmonieuze vrijpartijen en botte grijppartijen. Ze deed dezelfde proeven met mannetjes met intacte klauwtjes. Na afloop spoelde ze de zaadcellen uit de vrouwtjes en bepaalde de hoeveelheid.

Als mannetjes te maken hebben met een willig vrouwtje, zo bleek, dan doen die klauwtjes er niet toe. Mannetjes zonder klauwtjes dragen aan hen net zoveel sperma over als mannetjes met.
Maar tegenover vrouwtjes die niet meewerken komen de klauwtjes goed van pas. Intacte mannetjes weten bij onvrijwillige partners in de gauwigheid drie keer zoveel sperma in te brengen als mannetjes die hun klauwtjes missen. De klauwtjes dienen dus om vrouwtjes bij een aanval vast te grijpen zodat er meer sperma naar binnen kan, concluderen de onderzoekers.

Minder succesvol

Vrouwtjes willen alleen paren als ze maagd zijn of de eerste paar dagen na de geboorte van jongen. Met andere woorden: ze willen meestal niet. Een verkrachting is dan voor mannetjes het proberen waard en de klauwtjes blijken nu dus hun succes daarbij te vergroten. Een opgedrongen paring is overigens altijd veel minder succesvol dan een nette, maar in het streven naar een zo groot mogelijk aantal nakomelingen helpen alle beetjes, vrouwvriendelijk of niet.

Guppy’s komen oorspronkelijk voor op het eiland Trinidad ten noorden van Venezuela en zijn op veel andere plaatsen uitgezet. Van nature zijn zien ze er nogal gewoon uit: onopvallend gekleurd, mannetjes met een paar gekleurde stippen. Gekweekte visjes echter hebben allerlei kleuren en spectaculaire staarten.

Er zijn meer soorten dieren met akelige attributen op de penis zoals stekels en haken, bijvoorbeeld zaadkevers – en er zijn meer onderzoekers die ze eraf peuteren om de functie te onderzoeken.

Willy van Strien

Foto: Guppy’s, mannetje links met duidelijk gonopodium; Wibowo Djatmiko (Wikimedia Commons)

Bron:
Kwan L., Y.Y. Cheng, F.H. Rodd & L. Rowe, 2013. Sexual conflict and the function of genitalic claws in guppies (Poecilia reticulata). Biology Letters 9: 20130267, 24 juli online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0267

Kleurenspel

Vanwege lastige libellenmannetjes zijn er verschillende vrouwtjes

Er zijn gele en blauwe vrouwtjes van de libel Nehalennia irene. Libellenmannetjes vallen het meest voorkomende type lastig, en houden zo de tweekleurigheid in stand, schrijven Arne Iserbyt en collega’s.

Sommige vrouwtjes van de Noord-Amerikaanse libellensoort Nehalennia irene zien er met hun blauwe kleur praktisch hetzelfde uit als mannetjes. Maar andere vrouwtjes zijn met hun gelige kleur duidelijk anders. Dit kleurverschil ligt erfelijk vast. Dat is wonderlijk, want de meeste diersoorten hebben een vast kleurpatroon. Waarom zijn deze libellenvrouwtjes niet gewoon allemaal blauw of allemaal geel?
Arne Iserbyt laat zien dat deze tweekleurigheid in stand blijft doordat de libellenmannetjes nogal opdringerig zijn.

Paringswiel en tandem

Want lastig zijn ze, die heren. Ze zijn altijd in voor seks, want elke paring kan hen extra nakomelingen opleveren. Treft een mannetje een vrouwtje, dan probeert hij haar achter haar kop vast te pakken met het tangetje achter aan zijn achterlijf. Als zij wil paren, dan buigt ze het uiteinde van haar achterlijf naar de penis vlak achter zijn borststuk. Zo ontstaat een ‘paringswiel’.
De paring duurt twintig minuten. Vervolgens houdt hij haar nog urenlang vast om te voorkómen dat ze met een ander paart voordat ze eitjes gaat leggen. De libellen vliegen dan als ‘tandem’ rond.

Natuurlijk willen vrouwtjes ook wel paren, maar voor hen hoeft het niet zo vaak. Ze slaan het sperma op en zolang ze nog een voorraad hebben, is er geen behoefte aan seks. Zij proberen zich dus meestal de vrijers van het lijf te houden. Die afweerpogingen en de paringen die toch plaats vinden – soms is toegeven makkelijker dan afweren – kosten tijd en energie. Vrouwtjes foerageren daardoor minder dan goed is, en uiteindelijk produceren ze minder eitjes.

Last

Iserbyt en collega’s deden onderzoek aan Nehalennia irene op zes verschillende plaatsen in Canada. Op sommige plaatsen waren er evenveel mannetjes als vrouwtjes, op andere plaatsen waren er drie keer zoveel mannetjes. In populaties met een mannenoverschot produceren vrouwtjes minder eitjes dan in populaties met gelijke aantallen mannetjes en vrouwtjes, constateerden de onderzoekers. Dat is een sterke aanwijzing dat de opdringerigheid van mannetjes inderdaad het succes van vrouwtjes vermindert.

Het interessantste van het onderzoek is dat de last die een vrouwtje van mannetjes ondervindt, blijkt af te hangen van haar kleur. Of beter gezegd: het hangt ervan af of haar kleur veel of weinig voorkomt.

Voorkeur

Iserbyt en collega’s hadden al laten zien dat zoekende mannetjes zich concentreren op het vrouwtjestype dat het meest voorhanden is; zo hebben ze het snelst beet. Dus zijn gele vrouwtjes in de meerderheid, dan vallen de mannetjes vooral gele dames lastig. Maar zijn er voornamelijk blauwe vrouwtjes, dan gaan ze daarop af, ook al zijn die moeilijker van mannetjes te onderscheiden dan gele vrouwtjes.

Nu verschilden de populaties in Canada sterk van elkaar in de samenstelling van de vrouwelijke bevolking. Op sommige plaatsen waren bijna alle vrouwtjes blauw, op andere plekken waren ze haast allemaal geel en elders kwamen veel blauwe en gele vrouwtjes naast elkaar voor. Waarom die samenstelling zo verschillend was, is onduidelijk. Maar het bood de onderzoekers de mogelijkheid om de populaties met elkaar te vergelijken. Ze wilden weten of de voorkeur van mannetjes voor het meest voorkomende vrouwtjestype nadelig voor dat type uitpakt, zoals ze verwachtten.

Tweekleurigheid blijft

Dat bleek inderdaad het geval. Naarmate een vrouwentype meer voorkwam en dus meer aandacht kreeg, produceerde dat type minder eitjes. Het gevolg is dat op plaatsen waar voornamelijk blauwe vrouwtjes leven, zij minder eitjes produceren dan gele vrouwtjes. Omgekeerd: waar vooral gele vrouwtjes zijn, maken die minder eitjes aan. Het overheersende vrouwentype blijkt dus het minst vruchtbaar te zijn.
Daardoor kan de tweekleurigheid in stand blijven. Want waar een vrouwenkleur de overhand heeft behaalt dat type – door grote hinder van mannen – een kleiner voortplantingssucces en zo verliest haar kleur terrein op de zeldzame kleur. Het zeldzame kleurtype zal dus nooit helemaal worden verdrongen.

Tweekleurigheid bij vrouwtjes die in stand blijft door mannelijke opdringerigheid: het komt bij meer libellensoorten voor. Een voorbeeld uit Europa is het veel voorkomende lantaarntje, Ischnura elegans. Bij deze soort zijn de mannetjes blauw en de vrouwtjes blauw of bruin. Voor hen gaat hetzelfde verhaal op.

 

Willy van Strien

Foto’s:
Arne Iserbyt (Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep Evolutionaire Ecologie). Groot: parend stel met blauw vrouwtje – klein, midden: de vrouwtjestypen van Nehalennia irene.
Klein, onder: stel lantaarntjes met bruin vrouwtje. Saxifraga/Ab Baas.

Bron:
Iserbyt, A., J. Bots, H. Van Gossum & T.N Sherratt, 2013. Negative frequency-dependent selection or alternative reproductive tactics: maintenance of female polymorphism in natural populations. BMC Evolutionary Biology 13:139. Doi: 10.1186/1471-2148-13-139

Half werk

Spinnenman raakt in coma voordat hij al zijn sperma kwijt is

Een paring betekent het einde voor de mannetjes van de Noord-Amerikaanse spin Dolomedes tenebrosus. Ze raken erbij in coma en sterven, moesten Steven Schwartz en collega’s tot hun verbazing constateren.

Een paring loopt slecht af voor een mannetje van de spin Dolomedes tenebrosus, blijkt uit onderzoek van Steven Schwartz en collega’s.

Het ene moment is het mannetje nog druk in de weer. Hij klautert over het vrouwtje dat veel groter is dan hij en probeert de juiste positie te vinden. Op een goed moment brengt hij een van de twee ‘bokshandschoentjes’ naast zijn kop, de pedipalpen, in een van haar beide geslachtsopeningen. Van tevoren had hij zijn sperma op een speciaal webje uitgestort en in elke pedipalp wat opgepakt.
Maar nu gebeurt er iets geks: als hij het sperma uit de eerste pedipalp afgeeft blijft hij plotseling onbeweeglijk aan haar geslachtsopening hangen, zijn pootjes opgekruld. Hij reageert nergens meer op.

Dramatische dood

Het komt niet meer goed. Binnen een paar uur stopt zijn hartslag en is het met hem gedaan. Zijn tweede pedipalp zit nog vol sperma, hij is nog maar half klaar.

Zo gaat het bij elke paring die Schwartz in het lab heeft waargenomen. Een akelige gang van zaken waar de onderzoekers nog geen goede verklaring voor hebben.

De dramatische dood van het mannetje zou begrijpelijk zijn als het vrouwtje hem opeet en de voedingsstoffen die ze zo binnen krijgt doorsluist naar haar eitjes. Dan heeft het mannetje zich opgeofferd voor zijn nageslacht. Maar de onderzoekers haalden de mannetjes elke keer weg, en ze weten niet of vrouwtjes hun minnaar anders opgepeuzeld zouden hebben.

Weinig vrouwtjes

Zeker is wel dat mannetjes in de meerderheid zijn. De spinnen worden een of twee jaar oud. De mannetjes worden in hun eerste jaar al geslachtsrijp, de vrouwtjes pas in hun tweede jaar. Daarom zijn zij zoveel groter. Maar sommige spinnen komen in het eerste jaar al om, dus niet alle vrouwtjes halen de vruchtbare leeftijd.
Mannetjes zijn bovendien al in het begin van het voortplantingsseizoen klaar om te paren, vrouwtjes pas een maand later. Aan het begin van het seizoen zijn er zo drie mannetjes op elk beschikbaar vrouwtje.
Daar komt nog bij dat mannetjes het liefst met een maagdelijk vrouwtje paren, lieten Schwartz en collega’s met proeven in het lab zien. Ze vermoeden dat een vrouwtje haar eitjes bevrucht met het sperma dat ze het eerst ontvangt en dat paren met een niet-maagdelijk vrouwtje dus geen zin heeft. Die voorkeur maakt het aantal geschikte vrouwtjes nog kleiner.

Geen nieuwe kans

Als een mannetje zo’n vrouwtje gevonden heeft, is hij binnen. De kans dat hem dat nog eens lukt, schrijven de onderzoekers, is misschien zo klein dat hij net zo goed meteen dood kan gaan, ook al heeft hij maar half werk kunnen leveren door slechts één pedipalp te legen. Dat zou kunnen. Maar vreemd blijft het.

Willy van Strien

Foto: Rob Swatski (Creative Commons)

Op YouTube staat een mooi filmpje van Crysta Perak, die nog niet kon weten dat het mannetje na de eerste paring altijd in coma raakt.

Bron:
Schwartz, S.K., W.E. Wagner Jr & E.A. Hebets, 2013. Spontaneous male death and monogyny in the dark fishing spider. Biology Letters, 18 juni online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0113

Disco in het bos

Liervogel gaat los op eigen muziek

Met zang en dans die op elkaar zijn afgestemd en een omvangrijk repertoire is de grote liervogel een bijzondere podiumkunstenaar, zoals Anastasia Dalziell laat zien.

Op een kaal heuveltje in het bos danst de grote liervogel terwijl hij zichzelf begeleidt met bijzondere geluiden. Het lijkt soms wel disco. Bij elke dansbeweging hoort een apart liedje, schrijft Anastasia Dalziell. Ze ontdekte dat door een aantal swingende vogels te filmen.
De grote liervogel, die leeft aan de oostkust van Australië, hoort tot de soorten waarbij vaders zich niet met hun jongen bezig hoeven te houden. Vrijgesteld van zorgtaken hebben ze alle tijd om vrouwen te verleiden en daar maken ze veel werk van, want elke veroverde vrouw kan hen een nakomeling bezorgen.

Afgestemd

De liervogelman is een bijzondere podiumkunstenaar die kan dansen en zingen als de beste. Het spektakel is compleet met een lange staart die hij over zijn rug en kop gooit. De vogel danst zo onder een waaier van zilverkleurige sierveren met twee gestreepte liervormige veren aan de buitenkant. Hij maakt stappen en sprongen, met zijn staart helemaal of half boven zich uitgespreid en soms met flapperende vleugels.

Dalziell beschrijft hoe de liervogels de bewegingen en houdingen van poten, staart en vleugels niet zomaar bijeenvoegen tot dansbewegingen. Ze houden zich aan vier combinaties, en het bijzondere is dat ze dans en zang op elkaar afstemmen. Bij elk van de vier vaste dansbewegingen laten ze namelijk een apart geluid horen; drie van de vier dansliedjes zijn herhalingen van één ‘lettergreep’.
De volgorde van de bewegingen, en dus van de liedjes, ligt vast. Een man die gaat dansen begint altijd met een langer stuk A, brengt dan een afwisseling van korte stukjes B en C, voert vervolgens A nog eens uit en eindigt meestal met D. Bij het artikel van Dalziell is een filmpje te zien.

Repertoire

De liervogel laat de vier liedjes ook vaak horen zonder te dansen. Ze maken deel uit van een omvangrijk repertoire: de zang is een potpourri van tientallen liedjes. Er zitten eigen wijsjes in, maar ook perfecte imitaties van andere vogels.
Ook andere geluiden doet de liervogel meesterlijk na, laat David Attenborough horen. De klik van een fototoestel – het is net echt. Of het geronk van een motorzaag – ook weer precies getroffen. De zang op zichzelf is al indrukwekkend. En dan komen daar die prachtige staart en, als hij goed op dreef is, die grappige dansbewegingen nog bij.

Willy van Strien

Foto: Fir0002/Flagstaffotos (Wikimedia Commons)

David Attenborough laat op YouTube horen hoe verbluffend goed de grote liervogel het geluid imiteert van andere vogels – of van een fototoestel of motorzaag.

Bron:
Dalziell, A.H., R. A. Peters, A. Cockburn, A.D. Dorland, A.C. Maisey & R.D. Magrath, 2013. Dance choreography is coordinated with song repertoire in a complex avian display. Current Biology 23, 17 juni online. Doi: 10.1016/j.cub.2013.05.018

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑