Het was zo eenvoudig begonnen

Evolutie en Biodiversiteit

Pagina 39 van 42

Aardig dier, zo’n vampier

Bloeddorstige vleermuizen laten elkaar niet verhongeren

Vleermuisvrouwtjes laten elkaar niet met een lege maag zitten, laten Gerald Carter en collega’s zien. Een dier dat honger heeft kan rekenen op hulp van haar vriendinnengroep.

Natuurlijk, vampiervleermuizen zijn enge griezels die ’s nachts te voorschijn komen om het bloed te drinken van paarden, koeien en andere grote zoogdieren.
Maar ze hebben ook een andere kant: tegenover elkaar zijn ze buitengewoon vriendelijk. Een vampier met een lege maag kan rekenen op voedselhulp. Dat gaat wel volgens het principe ‘Voor wat hoort wat’, ontdekten Gerald Carter en Gerald Wilkinson. Vampiers helpen vooral maatjes die ooit iets voor hen gedaan hebben.

De gewone vampier, Desmodus rotundus uit Midden en Zuid Amerika, is letterlijk bloeddorstig. De dieren moeten bloed drinken om in leven te blijven, en liefst elk etmaal. Drie nachten niet drinken en het is afgelopen met ze. Dus gaan ze in het donker op zoek naar een slachtoffer, trekken een stuk vel kapot met hun scherpe tandjes en lebberen het bloed op dat eruit vloeit. Na een half uur zijn ze verzadigd en zo zwaar dat ze niet meteen vlot weg kunnen vliegen.

Lege maag

Maar als de ochtend aanbreekt zijn er altijd vampiers die geen bloedmaal hebben kunnen nuttigen. Ze hebben geen slachtoffer gevonden of zijn er niet in geslaagd die te grazen te nemen. Vooral jonge vampiers zijn nog wat onervaren, komen niet altijd aan hun trekken en keren regelmatig met een lege maag terug naar de holle boom of grot waarin ze hangend de dag doorbrengen. Soms een paar keer achtereen.

Het gevaar om te verhongeren zou dan ook groot zijn als de vleermuizen geheel op zichzelf waren aangewezen.

Voedselhulp

Maar dat zijn ze niet, althans de vrouwtjes niet. Zij slapen overdag in groepen en houden een oogje op elkaar. Heeft één van hen niet gegeten, dan braken een paar andere dieren wat bloed uit hun eigen maag op en laten de hongerige vampier dat van hun snuit af likken. Die krijgt zo toch nog een aardig maaltje bij elkaar waarmee zij de dag kan doorkomen.
Wilkinson had twintig jaar geleden al geopperd dat de vampiers hulp bieden op basis van wederkerigheid: helpt een dier een ander, dan zal het later zelf bij die ander terecht kunnen als dat nodig is. Hij had de vampiers zo goed en zo kwaad als het ging in duistere boomholten in Costa Rica geobserveerd en een kleinschalig experiment gedaan met enkele vampiers in gevangenschap.

Maar niet alle biologen waren overtuigd. Hielpen de vampiers niet vooral hun eigen jongen? En was de gift wel vrijwillig, of bedelden hongerige vampiers zo vasthoudend dat de andere wel moesten helpen om er vanaf te zijn?

Vriendinnen

Met Carter deed hij daarom opnieuw proeven, nu met een groep vampiers in een vliegkooi. De onderzoekers boden de dieren, mannetjes en vrouwtjes, elke nacht bloed aan, maar haalden af en toe een vampier weg, zodat die niets kon drinken. Vervolgens keken ze wat de beestjes deden. Ze zetten dit twee jaar lang voort.
Zoals zij hadden vermoed, helpen vampiers elkaar inderdaad op basis van wederkerigheid. Ze zullen een hongerige koloniegenoot, of dat nu familie is of niet, meestal uit eigen beweging voeden.
Vrouwtjes waren veel hulpvaardiger dan mannen. Ze schoten vooral te hulp als een hulpbehoevend dier hen ooit eens geholpen had. Er bleken langdurige ‘vriendschapsrelaties’ te zijn tussen vrouwtjes die elkaar over en weer bijstaan in nood. Ook in het wild kunnen vrouwtjes vriendinnen maken, want ze zitten soms jaren bij elkaar in dezelfde slaapgroep; mannetjes leven meer op zichzelf.

Een vrijgevigheid zoals vampiers die tentoonspreiden vind je maar bij weinig diersoorten.

Willy van Strien

Foto: Paddy Ryan 

Op YouTube is een fimpje met David Attenborough te zien over voedsel delende vampieren in het wild. Er is ook een filmpje met vampiers in gevangenschap.

Bron:
Carter, G.G. & G.S. Wilkinson, 2013. Food sharing in vampire bats: reciprocal help predicts donations more than relatedness or harassment. Proceedings of the Royal Society B, 2 januari online. Doi: 10.1098/rspb.2012.2573

Slang wordt giftig van padden

Tweedehands gif ter bescherming tegen roofvijanden

Het gif waarmee de slang Rhabdophis tigrinus zich tegen zijn roofvijanden verdedigt, maakt hij niet zelf, volgens Deborah Hutchinson en collega’s. Het gif waarmee hij zijn prooien uitschakelt is wel van eigen makelij.

De Aziatische slang Rhabdophis tigrinus heeft een unieke verdediging tegen de roofvogels, wasbeerhonden, grote slangen, vissen en reuzensalamanders die wel een slangetje lusten. Hij draagt speciale gifzakjes op zijn nek waar een gele, stinkende vloeistof uit te voorschijn komt zo gauw een roofvijand hem achter z’n kop bijt of grijpt. De aanvaller zal snel afdruipen, want de vloeistof brandt in zijn bek en doet pijn aan zijn ogen.
Dat verdedigingsgif is tweedehands, ontdekten Deborah Hutchinson en collega’s.

Biologen wisten al lang dat Rhabdophis tigrinus, een slang van hooguit 1 meter lang, twee rijen ‘nekklieren’ heeft die zichtbaar zijn als twee verdikte stroken achter de kop. En ze wisten ook daar giftige stoffen in zitten die hetzelfde zijn als de stoffen die giftige padden op hun huid afscheiden.

Gifzakjes

Hutchinson en collega’s hebben met een serie proeven laten zien dat dat geen toeval is: de slang eet padden en verdraagt hun gif niet alleen, maar slaat het op en gebruikt het voor zijn eigen verdediging.

De onderzoekers werkten met slangen van twee kleine Japanse eilanden: Ishima, waar veel giftige padden (Bufo japonicus) voorkomen, en Kinkasan, dat vrij van padden is. Op Ishima zijn alle individuen van Rhabdophis tigrinus uitgerust met een flinke portie verdedigingsgif. Worden ze bedreigd, dan buigen ze de kop om de ‘nekklieren’ goed te laten zien; voelen ze iets, dan proberen ze hun nek te zwaaien tegen hetgeen dat ze aanraakt.
Slangen op Kinkasan missen die verdediging. Ze hebben wel gifzakjes, maar die zijn leeg. Zij zullen eerder voor een roofvijand vluchten dan naar hem te dreigen. Maar: krijgen deze slangen in gevangenschap padden te eten, dan vullen hun zakjes zich snel met gif.

Tweedehands gif voor verdediging

Dat bewijst dat de slangen het verdedigingsgif niet zelf kunnen maken, maar uit hun prooien halen. De ‘nekklieren’ zijn dan ook geen echte klieren, maar alleen opslagruimten. Ze worden van bloed voorzien door een dicht netwerk van kleine bloedvaatjes die het gif aanvoeren.

Een slangenmoeder die zelf over gif beschikt, geeft haar jongen een voorraadje mee in het ei. De kleintjes komen uit met gevulde zakjes waarmee ze zeker zes maanden zijn beschermd; zo overbruggen ze de tijd tot ze jonge padjes kunnen gaan eten om hun gifzakjes bij te vullen. Jonge slangetjes die niets van hun moeder hebben meegekregen, bouwen een voorraad op zodra ze padden gaan eten.

Eigen gif om aan te vallen

Rhabdophis tigrinus is dus een giftige slang waar zijn roofvijanden mee moeten uitkijken – als hij tenminste padden op heeft. Maar het is ook een gifslang die gevaarlijk is voor zijn prooien. Achter in de bek heeft hij namelijk een paar gifklieren plus vergrote tanden om zijn prooien uit te schakelen. Dat gif remt de bloedstolling van de slachtoffers zodat ze na een beet dood bloeden.
Het aanvalsgif in de bek heeft een andere functie en een andere samenstelling dan het verdedigingsgif in de nek.

Het aanvalsgif maakt de slang, in tegenstelling tot het verdedigingsgif, wel zelf. “Voor zover we weten, bevatten de klieren in de bek geen paddengif”, zegt Hutchinson.

Hergebruik?

Als de slang zijn verdedigingsgif heeft moeten aanspreken, zijn de gifzakjes en de huid erover kapot. De vraag is of dat weer herstelt of dat de zakjes slechts eenmaal gebruikt kunnen worden.
Ik gok op het eerste; anders zouden de slangen, ook al beschikken ze over verdedigingsgif, toch wel wat voorzichtiger zijn tegenover hun vijanden.

Willy van Strien

Foto’s : Deborah Hutchinson (Coastal Carolina University; slang) en Yasunori Koide (Wikimedia Commons; pad)

Bronnen:
Hutchinson. D.A., A.H. Savitzky, G.M. Burghardt, C. Nguyen, J. Meinwald, F.C. Schroeder & A. Mori, 2012. Chemical defense of an Asian snake reflects local availability of toxic prey and hatchling diet. Journal of Zoology, 17 december online. Doi: 10.1111/jzo.12004
Mori, A.,  G,M. Burghardt, A.H. Savitzky, K.A. Roberts, D.A. Hutchinson & R.C. Goris, 2012. Nuchal glands: a novel defensive system in snakes. Chemoecology 22:187-198. Doi: 10.1007/s00049-011-0086-2
Hutchinson, D.A., A. Mori, A.H. Savitzky, G.M. Burghardt, X. Wu, J. Meinwald & F.C. Schroeder, 2007. Dietary sequestration of defensive steroids in nuchal glands of the Asian snake Rhabdophis tigrinus. PNAS 104: 2265-2270. Doi: 10.1073/pnas.0610785104

Zoomboom dijt uit

Nu ook alle vogels en amfibieën op één scherm

OneZoom is uitgebreid. Niet alleen zoogdieren staan er nu in, maar ook amfibieën en vogels.

Het meest bekeken bericht op dit blog is ‘Boom om te zoomen‘ van 19 oktober, over de prachtige zoogdierstamboom van James Rosindell en Luke Harmon waarin je eindeloos kunt rondstruinen. De boom is gebouwd op de manier van Google Earth; als je begint, staat de hele boom voor je en dan kun je een tak kiezen en steeds verder inzoomen, tot je een soort te pakken hebt.

Zoals de makers toen aankondigden, is nu ook de stamboom van amfibieën beschikbaar, met alle soorten kikkers, padden en salamanders.

En vorige week voegden zij er de vogels aan toe. Daarvoor gebruikten ze de pas opgestelde vogelstamboom waarover we berichtten op 5 november. Wat zou er volgen in 2013? In elk geval komen de reptielen er binnenkort bij, belooft OneZoom. Misschien ook de vissen?

Willy van Strien

Foto: Saxifraga/Arie de Knijff

Klim in de stambomen:
OneZoom

Zie ook:
Boom om te zoomen
Complete vogelstamboom

Verfrissende peuk

Vogels weren mijten met afgedankte sigaretten

Bloedzuigende mijten houden niet van nicotine. Daarom leggen vogels graag peuken van filtersigaretten in het nest, melden Monserrat Suárez-Rodríguez en collga’s.

Nicotine is een schadelijk stofje – en daar maken sommige stadsvogels slim gebruik van. Zanglijsters, huismussen en Mexicaanse roodmussen rapen peuken van filtersigaretten op en leggen die in hun nest. De nicotine in de filters houdt bloedzuigende mijten weg, lieten Monserrat Suárez-Rodríguez en collega’s zien.
De onderzoekers bekeken nesten van huismussen en Mexicaanse roodmussen nadat de jongen waren uitgevlogen en vonden in de meeste nesten peuken van filtersigaretten. Een fanatieke vogel had maar liefst 48 sigarettenpeuken opgescharreld.

Minder mijten

Hoe meer filtermateriaal in een nest, hoe minder mijten de onderzoekers er aantroffen.

Dat de nicotine – die door het roken in de filters is gaan zitten – de mijten afschrikt, bleek uit proeven waarbij de onderzoekers mijtenvallen maakten door warmte-elementen te voorzien van dubbelzijdig plakband en die in vogelnesten zetten. Op sommige van die namaak-vogellijfjes hadden ze nicotinerijk filtermateriaal van opgerookte sigaretten aangebracht, op de andere filtermateriaal van niet-gebruikte sigaretten, waar dus geen nicotine in zat. Na twintig minuten telden ze hoeveel mijten op het plakband vast zaten.

Op de vallen met nicotinerijke filters waren minder mijten afgekomen dan op de vallen met schoon filtermateriaal.

Met afgedankte peuken kunnen vogels dus mijten uit hun nest weren.
Of de nicotine voor de vogels zelf schadelijk of wellicht verslavend is? Dat vermelden de onderzoekers helaas niet.

Willy van Strien

Foto: Rémi Jouan (Wikimedia Commons)

Bron:
Suárez-Rodríguez M., I. López-Rull & C. Macías Garcia, 2012. Incorporation of cigarette butts into nests reduces nest ectoparasite load in urban birds: new ingredients for an old recipe? Biology Letters, 5 december online. Doi: 10.1098/rsbl.2012.0931

Spanning in het nest

Vogelpa helpt als ma hem trouw is

Bij vogelsoorten waarbij vrouwen vaak vreemdgaan, zijn mannen wat minder bereid om te helpen de eieren te bebroeden, bleek uit vergelijkend onderzoek van Beata Matysioková en collega’s.

Vreemdgaan is voor vogels niet zo vreemd. Bij bijna alle vogelsoorten waar man en vrouw samen voor de jongen zorgen komt overspel voor. Dat is begrijpelijk. Het levert een man extra jongen op – in het nest van een ander. En een vrouw kan weliswaar geen extra jongen krijgen, maar buitenechtelijke jongen van een sterke en gezonde biologische vader hebben misschien wel een betere erfelijke uitrusting dan jongen van de sociale partner. Man en vrouw gaan voor hun eigen voortplantingssucces.

Levert dat geen spanningen in het nest? Een vrouw is er zeker van dat alle eitjes van haar zijn (koekoekseieren daargelaten), maar een man heeft die zekerheid niet. Is hij wel bereid om te zorgen voor jongen die misschien de zijne niet zijn? Beata Matysioková zocht het uit.

Buitenechtelijke jongen

Ze harkte van een aantal vogelsoorten gegevens uit de literatuur bijeen over het aantal buitenechtelijke jongen (bepaald door dna-analyse) en de taakverdeling tijdens het broeden; broeden is een energie- en tijdverslindend klusje.
Om te voorkomen dat ze appels met peren vergeleek, nam ze alleen gegevens op van zangvogels waarvan man en vrouw beurtelings de eieren warm houden en, als ze vrij zijn, hun eigen kostje bij elkaar scharrelen. Ze gebruikte alleen gegevens over de periode dat de vogels volop broeden, dat wil zeggen als het legsel voltooid is, en alleen gegevens van overdag, als ze ook andere dingen kunnen doen. Van 22 soorten was al die informatie beschikbaar.

De broedtijd van de man bleek inderdaad te zijn afgestemd op het aantal buitenechtelijke jongen in de nesten, per soort beschouwd.

Rietgors

Het aandeel van de man aan het broeden varieerde tussen soorten van 6 tot 58 procent. Hoe trouwer de vrouwen (dus hoe minder buitenechtelijke jongen in het nest), hoe langer de mannen op de eieren willen zitten.

Een zeer overspelige soort is de rietgors, die ook in Nederland voorkomt; van de helft van de jongen is de sociale vader niet de biologische, de meeste vrouwen gaan vreemd. De vaak bedrogen rietgorsman doet nauwelijks mee met broeden. Het omgekeerde patroon (trouw en hulp) is te vinden bij bosrietzanger, baardman en – what’s in a name? – huiszwaluw.

De vraag is wel of het verband tussen trouw en hulp er ook is voor de latere zorg, het voeren van de jongen als die eenmaal uit zijn. Want bij de rietgorzen helpen de mannen wel hard mee door insecten voor de kleintjes te halen.

Willy van Strien

Foto: Saxifraga/Piet Munsterman

Bronnen:
Matysioková, B. & V. Remeš , 2012. Faithful females receive more help: the extent of male parental care during incubation in relation to extra-pair paternity in songbirds. Journal of Evolutionary Biology, 23 november online. Doi: 10.1111/jeb.12039
Bouwman, K.M., T. Burke & J. Komdeur, 2006. How female reed buntings benefit from extra-pair mating behaviour: testing hypotheses through patterns of paternity in sequential broods. Molecular Ecology 15: 2589-2600.  Doi: 10.1111/j.1365-294X.2006.02955.x
Bouwman, K.M., Lessells, C.M. & J. Komdeur, 2005. Male reed buntings do not adjust parental effort in relation to extrapair paternity. Behavioral Ecology 16: 499-506. Doi: 10.1093/beheco/ari021

Hoe een vis een duif vangt

Europese meerval werpt zich op nieuwe prooi

 

Van nature vangen Europese meervallen hun prooien gewoon in het water: vissen en kreeften. Maar in Frankrijk, waar ze zijn uitgezet, komen ze even aan land, zo legde Julien Cucherousset vast.

De duiven die komen drinken en poedelen op een kiezelstrandje stuiven verschrikt uiteen als er opeens monsters uit het water opduiken die hen proberen te grijpen.
De spectaculaire scène is gefilmd door Julien Cucherousset en collega’s in het historische centrum van de Franse stad Albi, aan de rivier de Tarn. De monsters zijn Europese meervallen, vissen die meer dan 2 meter lang kunnen worden. Ze komen oorspronkelijk uit Midden-, Oost- en Zuid-Europa, maar zijn elders uitgezet en leven sinds 1983 ook in de Tarn.

Nieuwe prooi

Daar komen ze uit het water om prooien te pakken. Dat is vreemd, want dat doen ze in hun oorspronkelijk leefgebied nooit, voor zover bekend. Daar eten ze prooien die ze gewoon in het water kunnen pakken, zoals vissen en kreeften.

Cucherousset en collega’s observeerden dit ongewone gedrag en stelden vast dat het redelijk vaak succesvol is; 28 procent van de pogingen om een duif te pakken slaagt. De onderzoekers denken dat de meervallen, die slecht zien, de duiven in de gaten krijgen door de trillingen die zij in het water veroorzaken. Voor de aanval richten ze namelijk hun voeldraden op.
Niet alle meervallen jagen op de duiven of hebben daar succes mee, bleek uit weefselanalyse. Slechts enkele vissen hadden daadwerkelijk wat duif gegeten in plaats van vis.

Waarom de vissen in hun nieuwe leefomgeving op een nieuwe manier zijn gaan jagen, is onduidelijk. Misschien zijn de normale prooien er schaars, zodat ze gedwongen waren iets nieuws te proberen.

Willy van Strien

Foto: Dieter Florian (Creative Commons)

Zie hoe de meervallen op duiven jagen op YouTube

Bron:
Cucherousset, J., S. Boulêtreau, F.Azémar, A. Compin, M. Guillaume & F. Santoul, 2012. “Freshwater killer whales”: Beaching behavior of an alien fish to hunt land birds. PLoS ONE 7: e50840, 5 december online. Doi: 10.1371/journal.pone.0050840

Waarom zo eigenwijs?

Grijze prieelvogelman hecht aan zijn eigen stijl

 

Een mooi kunstwerk waarin zelfs een visuele truc is verwerkt: een mannetje grijze prieelvogel maakt werk van zijn prieel. Hij wil dat helemaal zelf doen, schrijven Laura Kelley en John Endler. Bemoeienis tolereert hij niet.

Kom niet aan het prieel van een grijze prieelvogel. Zelfs als je zijn kunststukje beter maakt dan het was, dan nog gaat de vogel fanatiek aan de slag om het in de oude staat terug te brengen. Het moet blijven zoals hij het bedacht heeft, ondervonden Laura Kelley en John Endler.

De grijze prieelvogel, uit de eucalyptusbossen van Noord Australië, bouwt een prachtig prieel om zoveel mogelijk vrouwen te verleiden. Hij maakt een tunnel van takjes met aan weerskanten een podium van witte en grijze kiezelstenen, botjes en schelpen. Op deze neutrale achtergrond stalt hij smaakvol wat gekleurde voorwerpen uit.

Gezichtsbedrog

Een vrouw die belangstelling heeft, komt zijn werk vanuit de tunnel bekijken. Hij probeert haar te boeien door gekleurde voorwerpen van het podium op te pakken en heen en weer te zwaaien voor de tunnelingang; hij laat ook de paarse vlek zien die hij op zijn nek heeft. Als dit tafereel haar bevalt, boekt hij een succesje.

De mannen passen zelfs een visuele truc toe. Ze leggen de grootste witte en grijze spulletjes het verst van de tunnel af. Voor een toeschouwster, die er onbewust vanuit gaat dat overal even grote dingen liggen, is het alsof die grote voorwerpen dichtbij zijn: het podium lijkt kleiner dan het is. De omgekeerde truc – kleine voorwerpen verder weg – passen architecten toe om een zaal, plein of tuin vanaf een bepaald punt groter te laten lijken.
Tegen het ogenschijnlijk kleine podium lijken de man, de voorwerpen die hij toont en de bewegingen die hij maakt groter dan ze in werkelijkheid zijn, en het schouwspel is daardoor daarmee interessanter voor de vrouw.

Veranderde compositie

Het blijkt te werken: hoe beter een man geslaagd is in zijn bedrieglijke ontwerp, hoe meer paringen hij scoort.
Sterk gezichtsbedrog is een teken van mannelijke kwaliteit, veronderstellen Kelley en Endler. Een man moet immers voldoende voorwerpen te pakken krijgen en die goed weten te rangschikken; hij moet zijn zorgvuldig geschikte spulletjes kunnen verdedigen tegen andere mannen, want de vogels stelen graag van elkaar. Vrouwen willen graag een man van hoge kwaliteit, omdat ze daarvan sterke en gezonde jongen kunnen verwachten.

In een experiment van een paar jaar geleden veranderden Kelley en Endler de compositie van een aantal mannen door de grote voorwerpen dichterbij de tunnel te leggen en de kleine verder weg; zo was de beoogde illusie verdwenen.

Eigen stijl

Maar dat pikten de kunstenaars niet. Binnen drie dagen hadden ze het oude patroon weer hersteld.

In een nieuw experiment verbeterden de onderzoekers de podia, zodat het gezichtsbedrog juist sterker werd. Maar vreemd genoeg lieten de vogels ook dat niet toe: ze brachten ook nu hun podium in de oude staat terug – ook al gaf die een minder sterke illusie. En dat, terwijl de vogels met een bedrieglijker podium meer succes hebben. De mannen hechten kennelijk erg aan hun eigen stijl. Kelley en Endler kunnen niet goed verklaren waarom.

Misschien zou het geen zin hebben om het podium met hulp van buiten te verbeteren. Misschien beoordelen de vrouwen de kwaliteit van een man niet alleen op grond van zijn bouwwerk, maar gaan ze ook af op het uiterlijk van de man zelf en moeten bouwwerk en uiterlijk met elkaar kloppen willen ze zich laten overtuigen.

Willy van Strien

Foto’s: Laura Kelley

Bronnen:
Kelley, L.A. & J.A. Endler, 2012. Male great bowerbirds create forced perspective illusions with consistently different individual quality. PNAS, 3 december online. Doi: 10.1073/pnas.1208350109
Kelley, L.A. & and J,A. Endler, 2012. Illusions promote mating success in great bowerbirds. Science 335: 335-338. Doi: 10.1126/science.1212443
Endler, J.A., L.C. Endler & N.R. Doerr, 2010. Great bowerbirds create theaters with forced perspective when seen by their audience. Current Biology 20: 1679-1684. Doi: 10.1016/j.cub.2010.08.033

Hé, Lorre!

Parkieten roepen een ander door hem te imiteren

Petz’s parkieten hebben allemaal hun eigen, unieke contactroep. Die dient als naam, laat Thorsten Balsby zien. Want de vogels, die in groepen leven, roepen een bepaalde soortgenoot door zijn unieke geluid na te doen.

Papegaaien en parkieten zijn meesters in het nabootsen van geluiden. Maar waarom doen ze dat eigenlijk? Thorsten Balsby vond daar een antwoord op. Hij ontdekte dat imitatie bij Petz’s parkieten een rol speelt in de onderlinge communicatie.
De parkieten leven in grote groepen waarin het belangrijk is om contact te houden met anderen. Er sluiten zich voortdurend nieuwe vogels bij een groep aan terwijl andere vertrekken. Ze hebben dus te maken met een wisselend gezelschap van soortgenoten.

Contact leggen

Toch kunnen de parkieten daar één ander uitpikken om contact mee te leggen. Elk dier heeft namelijk zijn eigen, unieke contactroep die hij regelmatig laat horen. Maar de vogels kunnen ook heel goed elkaars roep nabootsen. En door een van de andere vogels na te doen, wekken ze diens aandacht.

De unieke roep van een parkiet dient dus tevens als zijn naam.

Balsby liet dat zien door twee in het wild gevangen parkieten in Costa Rica samen in een kooi te zetten en hen het geluid te laten horen van een andere parkiet. Hij had een aantal geluidsopnamen van de vogels gemaakt, en speelde in elke proef een roep af die leek op de roep van één van de twee testvogels. Hij deed dus eigenlijk alsof er een derde parkiet was die een van de twee imiteerde.

Geroepen

Het dier dat werd nagedaan reageerde daar duidelijk op. Hij begon meteen terug te roepen en liet zijn antwoordroepen in een hoog tempo horen. De andere vogel reageerde ook wel, maar minder fanatiek.

Willy van Strien

Foto: Don Faulkner (Creative Commons)

Bron:
Balsby, T.J.S., J. Vestergaard Momberg, T, Dabelsteen, 2012. Vocal imitation in parrots allows addressing of specific individuals in a dynamic communication network. PLoSOne, 7: e497472, 21 november online. Doi: 10.1371/journal.pone.0049747 

(0n)Telbaar veel soorten

Biologen ontsluiten zee aan soortenkennis

Het World Register of Marine Species, WoRMS, bevat alle bekende informatie over soorten die leven in zee. Daarmee is een schatting gemaakt van het aantal soorten op aarde.

Enig idee hoeveel soorten er leven op aarde? Nee?
Het zijn er veel, dat is zeker. Maar zelfs biologen weten niet goed hoeveel. Meestal houden ze het op 10 à 100 miljoen soorten.

Nu heeft een grote club onderzoekers het initiatief genomen om alles wat bekend is over soorten in zee bijeen te brengen in een openbare online database: het World Register of Marine Species, WoRMS. Alleen bacteriën en archaea ontbreken, dat wil zeggen de eencellige organismen die geen celkern hebben.

Rekenen

Uit die verzamelde kennis leidden de onderzoekers af hoeveel soorten er zijn. Ze rekenden met het aantal mariene soorten dat officieel is beschreven, het aantal soorten dat biologen per jaar aan deze lijst toevoegen, het aantal soorten dat wel bekend maar nog niet beschreven is en het aantal nieuwe soorten dat opduikt wanneer biologen ergens gaan inventariseren.

Er staan zo’n 230.000 mariene soorten in de boeken en daar komen er jaarlijks tweeduizend bij; 65.000 soorten zijn bekend, maar wachten nog op beschrijving. Nog eens 600.000 soorten zullen naar schatting nieuw ontdekt worden. De onderzoekers kwamen erop uit dat er 704.000 à 972.000 soorten leven in zeeën en oceanen.
Volgens een soortgelijk, iets ouder onderzoek naar het aantal soorten op aarde leven er 300.000 soorten in zee en ongeveer vijf keer zoveel op land en in zoet water. Dat leverde een schatting op van 1,8 miljoen soorten totaal.

Vijf miljoen

Nu lijken er in zee dus meer soorten te zijn dan die vorige berekening aangaf. Als het wel klopt dat er daarbuiten nog eens vijf keer zoveel soorten zijn, komen we in totaal op ongeveer 5 miljoen soorten op aarde.
Vijf miljoen soorten. Het zal sommige mensen, die dachten aan 10 of 100 miljoen, wat tegenvallen, maar het is hoe dan ook een gigantisch aantal waarbij je je eigenlijk niets voor kunt stellen.

In zee leven dus minder soorten dan op land. Toch is de verscheidenheid daar in een opzicht groter: er zijn meer verschillende groepen te vinden, waaronder evolutionair oude groepen die niet op land voorkomen. Het leven is immers in zee ontstaan. De dieren zijn ver in de meerderheid, met 200.000 van de 230.000 beschreven zeesoorten.

Willy van Strien

Foto: De zeeplatworm Pseudobiceros hancockanus, Jens Petersen (Creative Commons)

Bekijk het World Register of Marine Species, waar ook biologen van Naturalis Biodiversity Center in Leiden aan meewerken.

Bronnen:
Appeltans, W. en veel anderen, 2012. The magnitude of global marine species diversity. Current Biology, 15 november online. Doi: 10.1016/j.cub.2012.09.036
Costello, M.J., S. Wilson & B. Houlding, 2012. Predicting total global species richness using rates of species description and estimates of taxonomic effort. Systematic Biology 61: 871-883. Doi: 10.1093/sysbio/syr080

Miniveeteelt

De gele weidemier boert goed

De gele weidemier Lasius flavus houdt vee in ondergrondse nesten. Dat vee bestaat uit wortelbladluizen. Aniek Ivens onderzocht deze luizenhouderij, waarvan zowel mieren als luizen profiteren.

Op Schiermonnikoog wordt grootschalige veeteelt bedreven, al zie je dat niet zomaar. De boer is de gele weidemier, Lasius flavus, die in ondergrondse nesten leeft. Zijn vee bestaat uit wortelbladluizen.
De mieren leven van de veeteelt. Ze fokken hun wortelbladluizen in aparte kamertjes. Daar zuigen de luizen het sap van graswortels op en scheiden ze de suikerrijke honingdauw af die de mieren ‘melken’. Omdat de mieren ook eiwitten nodig hebben, eten ze sommige luizen op.

Op elkaar aangewezen

De kleine boeren zijn bijzonder zuinig op hun dieren, vertelt Aniek Ivens, die ze voor haar promotie bestudeerde: ‘Als ik een nest opgraaf om luizen te tellen, brengen de mieren niet alleen hun broed, maar ook hun vee in veiligheid.’ Ze denkt dat er geen enkel nest is zonder luizen.

Omgekeerd hebben de wortelbladluizen een goed leven bij de zorgzame mieren. De luizen zijn ‘gedomesticeerd’ en kunnen niet meer zelfstandig leven. Het zijn dikkerdjes met korte pootjes; lange haren aan hun staart houden de honingdauw vast zodat die makkelijk te oogsten is. Zonder zorg zouden de luizen vanwege die honingdauw beschimmelen en doodgaan.
De luizen zijn bovendien veilig in de ‘stal’. Dat er af en toe eentje wordt opgepeuzeld doet die voordelen niet teniet.

Monocultuur

Het is verbazend dat de samenwerking in stand blijft. Zou de een van beide partners minder profiteren dan de ander, dan zou die afhaken of dan zou de samenwerking veranderen in parasitisme.

Door genetisch onderzoek aan de vier meest voorkomende luizensoorten – de mieren beschikken over dertien veesoorten – ontdekte Ivens dat de luizen niet of nauwelijks aan seks doen. Vrijwel alle luizen in de mierennesten zijn dochters van een moeder die zich maagdelijk heeft voortgeplant; de dochters zijn exacte kopieën van haar. Bovendien blijken de luizen zelden de mierennesten te verlaten.
De meeste nesten bevatten daardoor slechts één kloon per luizensoort en vaak maar één soort luis. Zijn er meerdere klonen of soorten, dan leven die elk in een aparte kamer.

De mieren houden hun vee dus in monoculturen. En elke boer weet: dat levert de hoogste opbrengst op.

Toch zichtbaar

Van deze veehouderij is toch iets te zien, als je het eenmaal weet. Nesten van de gele weidemier zijn namelijk zichtbaar op de kwelders als bulten van meer dan een halve meter hoog en een meter doorsnee.

Willy van Strien
Dit stukje is een bewerking van een artikel dat ik vorig jaar schreef voor Bionieuws.

Foto: Saxifraga/Frits Bink

Bron:
Ivens, A.B.F., 2012. The evolutionary ecology of mutualism. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen. Promotie 23 november 2012.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑