Het was zo eenvoudig begonnen

Evolutie en Biodiversiteit

Pagina 40 van 42

Complete vogelstamboom

Meeste vogelsoorten zijn piepjong

Er is nu een complete vogelstamboom tot op soortniveau, dankzij het werk van Walter Jetz en collega’s. Die haalt nogal wat oude ideeën overhoop.

Momenteel vliegen, hippen, zwemmen en lopen er op de kop af 9993 soorten vogels op aarde. Walter Jetz en collega’s zijn erin geslaagd om die allemaal hun eigen plekje op de stamboom te geven.

Dat is mooi nieuws, want biologen wisten zich tot voor kort niet goed raad met de evolutie van vogels. Honderdvijftig miljoen jaar oud zijn ze, en daarmee jonger dan de andere groepen gewervelde dieren (vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren). Ze vallen uiteen in oervogels (zoals Archaeopteryx) en moderne vogels. En wat de moderne vogels betreft, waren onderzoekers het eigenlijk maar over twee dingen eens:

  1. Ze splitsten zich 120 miljoen jaar geleden op in twee groepen: vogels met een oude kaakvorm (struisvogels, nandoes, kasuarisssen, emoes, kiwis en tinamoes) en vogels met een moderne kaakvorm (alle andere levende vogels).
  2. Van de vogels met moderne kaakvorm takten 105 miljoen jaar terug allereerst de groepen van ganzen, eenden en zwanen en van hoenders af.

Voor de overige vogels – en dat is maar liefst 95 procent van de vogelsoorten – was het beeld tien jaar geleden nog wazig.

DNA-gegevens

Nu is er dus duidelijkheid. Voortbouwend op werk van anderen tekenden Jetz en collega’s de complete vogelstamboom tot op soortniveau uit.
Voor de meeste soorten konden ze DNA-gegevens gebruiken. Die geven, mits goed toegepast, betrouwbare informatie; hoe minder verschillen in het DNA (erfelijk materiaal) van twee soorten, hoe dichter ze bij elkaar op de stamboom staan. Het is overigens nog een forse klus om uit al die informatie een stamboom te berekenen.

De overige soorten voegden ze toe op grond van uiterlijke overeenkomsten zoals die van oudsher gebruikt worden.

Snelle evolutie

De nieuwe kennis haalde de oude indeling behoorlijk overhoop. Zo bleek bijvoorbeeld dat valken niet bij de andere roofvogels horen.

Maar de grootste verrassing zat hem in de snelheid waarmee nieuwe soorten ontstaan. Die snelheid is de afgelopen periode steeds maar groter geworden. Vijftig miljoen jaar geleden waren er nog maar zo’n honderd soorten vogels, twintig miljoen jaar geleden duizend, en nu dus ruwweg tienduizend. Dat betekent dat de meeste vogelsoorten erg jong zijn.

Veel nieuwe soorten zijn de laatste tijd ontstaan bij de eenden, spechten, meeuwen en bepaalde groepen zangvogels. Dat gebeurde vooral in Noord Amerika, gebieden in het noorden van Azië en het zuidwesten van Zuid Amerika. En dus niet in de tropen, hoewel daar wel de meeste soorten leven.

Grote lijnen liggen nu vast

Momenteel is de snelheid van soortvorming onder vogels naar evolutionaire maatstaven duizelingwekkend: er komt naar schatting elke zevenhonderd jaar een nieuwe soort bij. Toch zal de rijkdom aan vogels afnemen, want de snelheid waarmee vogelsoorten uitsterven door menselijk toedoen is een paar honderd keer zo hoog.

De stamboom is niet definitief. Er zullen best nog wat details veranderen als meer DNA-gegevens of meer fossielen beschikbaar komen. Maar de grote lijnen liggen vast.

Willy van Strien

Foto: Alastair Rae (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Jetz, W., G.H. Thomas, J.B. Joy, K. Hartmann & A.O. Mooers, 2012. The global diversity of birds in space and time. Nature, 31 oktober online. Doi: 10.1038/nature11631
Hackett, S.J. et a.., 2008. A phylogenomic study of birds reveals their evolutionary history. Science 320: 1763-1768. Doi: 10.1126/science.1157704

Beschadigde vrouwen

Ottonkikkers gebruiken dolken bij de paring

Tijdens de paring pakken mannen van Ottonkikkers hun partner stevig vast met ‘valse duimen’ waaruit dolken tevoorschijn schieten, schrijft Noriko Iwai. Vrouwen hebben geen andere keus dan zich te laten beschadigen.

Seks is voor Ottonkikkers een gewelddadige aangelegenheid. Als een vrouwtje eraan toe is om haar eitjes te leggen, wordt ze beklommen door een mannetje dat zich met zijn armen aan haar vastklampt en wacht tot de eitjes naar buiten komen. Hij kan er dan precies zijn zaad over uitstorten.
Zo gaat het bij andere kikkers ook.
Alleen: als een Ottonkikkerman een vrouw vastpakt, doorboort hij haar met twee scherpe stekels, zoals Noriko Iwai beschrijft. Veel vrouwtjes hebben daardoor steekwonden of littekens op hun flanken.

Wapens

De stekels zijn scherpe botjes die te voorschijn schieten uit valse duimen. De meeste kikkers hebben vier vingers aan hun voorpoot, maar bij enkele soorten, waaronder de Ottonkikker, is er ook een kleine duim te zien. Die is vals, dat wil zeggen: hij is anders van aanleg dan de vingers. In de valse duimen zijn de ‘dolken’ opgeborgen.

De mannen gebruiken de wapens niet alleen als ze paren, maar ook als ze onderling knokken om vrouwen of om geschikte plaatsen om te paren. Tegenover elkaar zijn ze echter minder hardhandig en ze lopen bij gevechten alleen wat schrammen op.
Overigens verwonden mannen zichzelf soms ook. Als de dolken te voorschijn schieten, gaan ze niet altijd netjes door de schede die hen omhult. In plaats daarvan snijden ze vaak door de huid, en veel mannen hebben kapotte duimen.

Vrouwen hebben ook valse duimpjes met stekels erin, maar hun duimen en stekels zijn in verhouding kleiner en ze worden niet gebruikt.

Extra houvast

Het is een verhaal dat je met verbijstering leest.
En de pijnlijke waarheid is dat achter deze gewelddadige seks een logisch verhaal zit. Mannen maken sneller zaad aan dan vrouwen eitjes kunnen maken. Er is dus een overschot aan mannen die een partner zoeken. Dan is het zaak voor die mannen om vanaf een goede plek vrouwtjes te roepen en om, als er inderdaad een vrouwtje op afkomt, te proberen haar te pakken te krijgen.
Bij de concurrentie om geschikte plaatsen en vrouwtjes hebben de grootste mannen de beste kansen en zij krijgen de meeste nakomelingen. In de loop van de evolutie werden mannen daardoor groter dan vrouwen.
Dat maakte het lastig om tijdens de omklemming in de goede positie te kunnen blijven zitten om het zaad goed op de eitjes te mikken, vermoedt Iwai. Er ontwikkelden zich pseudoduimen met dolken die mannen extra houvast geven.

Geen keus

Vrouwtjes zijn er de dupe van. Ze hebben geen keus: ze moeten hun eitjes wel laten bevruchten, dus ze moeten het voor lief nemen dat ze worden toegetakeld.

De Ottonkikker, Babina subaspera, is een zeldzame, bedreigde soort die alleen voorkomt op twee van de Amami-eilanden in het zuiden van Japan. Hij is fors voor een kikker, ruim elf centimeter lang, en leeft in bergachtige streken.

Willy van Strien

Foto’s: Noriko Iwai

Bron:
Iwai, N., 2012. Morphology, function and evolution of the pseudothumb in the Otton frog. Journal of Zoology, 18 oktober online. Doi: 10.1111/j.1469-7998.2012.00971.x

Boom om te zoomen

Uitvoerig rondsnuffelen in zoogdierstamboom

James Rosindell en Luke Harmon ontwierpen een interactieve evolutiestamboom. Alle soorten passen erin, maar vooralsnog beperkt de boom zich tot zoogdieren.

Miljoenen soorten leven op aarde en allemaal hebben ze hun eigen plekje op de evolutiestamboom. Biologen weten steeds beter hoe die boom eruit ziet, tot in de details. Het probleem is alleen, dat ze al die informatie niet in beeld kunnen brengen.
Althans, niet op papier.

Digitaal kan het wel, laten James Rosindell en Luke Harmon zien. Ze ontwierpen een interactieve stamboom volgens eenzelfde idee als Google Earth: OneZoom, sinds 16 oktober online.

Takken en blaadjes

Het werkt eenvoudig. Als je de stamboom voor je op het scherm hebt, kun je op takken inzoomen waar je maar wilt en hoe ver je maar wilt – tot op het niveau van de afzonderlijke soorten, de blaadjes van de boom. Bij de afsplitsingen waar je langs komt staat wanneer die plaats vonden en hoeveel soorten op de takken zitten.
Op de blaadjes vind je voor elke soort een verwijzing naar Wikipedia. Aangegeven is ook of een soort al dan niet bedreigd is. Er is een animatie waarin je de boom ziet groeien terwijl onderin de tijd meeloopt.

Ik ben er erg enthousiast over. Het is een geweldige vondst en bovendien mooi uitgewerkt. De boom heeft een fractalachtige vorm, dus op welk niveau je hem ook bekijkt, je ziet steeds eenzelfde patroon van takken en blaadjes.

Jammer dat er nu alleen nog maar de zoogdieren op staan. Maar binnenkort komen de amfibieën (kikkers, padden, salamanders) erbij en het idee is om hem verder uit te breiden. Veelbelovend!

Willy van Strien

Foto: Saxifraga/Mark Zekhuis
Illustratie: OneZoom, Imperial College London, James Rosindell

Neem een kijkje

Bron:
Rosindell, J. & L.J. Harmon, 2012. OneZoom: A fractal explorer for the tree of life. PLoS Biology 10(10): e1001406. Doi:10.1371/journal.pbio.1001406

Tovervel

De blauwgeringde octopus wisselt razendsnel van outfit

De giftige blauwgeringde octopus, Hapalochlaena lunulata, kan vliegensvlug zijn iriserend blauwe ringen te voorschijn toveren. Lydia Mäthger en collega’s laten zien hoe.

Het ene moment onopvallend, het andere moment oogverblindend: de grote blauwgeringde octopus, Hapalochlaena lunulata, heeft nog geen halve seconde nodig om ongeveer zestig stralend blauwe ringen te voorschijn te toveren op kop, mantel en armen.
Er zijn meer inktvissen die hun kleurpatroon snel kunnen veranderen, maar dit octopusje van maximaal 20 centimeter lang is kampioen. Hij heeft een unieke truc om vliegensvlug van uiterlijk te wisselen, ontdekte Lydia Mäthger.

Het geheim zit in zijn huid, die zoals bij alle inktvissen zeer elastisch en gespierd is.

Golflengte

In die huid liggen – in ringen gegroepeerd – speciale cellen die kleurloos zijn, maar regelmatig gestapelde dunne plaatjes bevatten. Als daar licht op valt, kaatst het eerste plaatje een deel terug. De rest van het licht gaat door en buigt daarbij iets af. Bij het volgende plaatje kaatst opnieuw een deel terug en gaat een deel door, en zo verder. Licht bestaat uit kleuren met verschillende golflengtes en elke golflengte buigt onder een andere hoek af. Daardoor worden bepaalde kleuren na buiging en terugkaatsing versterkt en andere uitgedoofd. Dat gebeurt ook op een cd; daar zie je een patroon van zogenoemd iriserende kleuren.
De reflecterende cellen van deze octopus zijn zo gebouwd, dat alleen blauw licht versterkt wordt, onder welke hoek je er ook naar kijkt.

Gordijntjes

Maar meestal is van die helderblauwe kleur niets te zien. Het grootste deel van de dag houdt de octopus, die leeft in ondiep water langs kusten van Stille Oceaan en Indische Oceaan, zich verborgen; hij is dan goed gecamoufleerd tegen de achtergrond van rotsen en koralen. Slechts af en toe flitst opeens zijn kleurige patroon op.

Hoe kan hij zijn blauwe ringen verborgen houden en zo plotseling te voorschijn halen? De ringen van reflecterende cellen liggen in een huidplooi, ontdekte Mäthger, die door aangespannen spiercellen dicht gehouden wordt. Door die spiercellen te ontspannen legt de octopus zijn ringen bloot. Zulke ‘gordijntjes’ over reflecterende cellen waren nog niet eerder gezien.

Pigmentzakjes

Binnen en rondom de ringen liggen cellen die zakjes met een donkere kleurstof; die zakjes kunnen dichtgetrokken of uitgezet zijn. Flitsen de ringen op, dan zetten de pigmentzakjes uit zodat de ringen in een donkere vlek komen te liggen en hun kleur er extra fel uit knalt.

Hoe prachtig het kleurpatroon ook is, de octopus heeft het niet om mooi te zijn. Integendeel, de bliksemsnel opflitsende ringen dienen om zijn roofvijanden af te schrikken: andere inktvissen, vissen, vogels, walvissen en zeehonden. En zo’n heftig waarschuwingssignaal is zeker op zijn plaats, want de blauwgeringde octopus is levensgevaarlijk. Hij kan bijten en een dodelijk gif injecteren. Het is, ook voor mensen, een van de giftigste dieren in zee.

Willy van Strien

Foto: Roy Caldwell

Bron:
Mäthger, L.M., G.R.R. Bell, A.M. Kuzirian, J.J. Allen & R.T. Hanlon, 2012. How does the blue-ringed octopus (Hapalochlaena lunulata) flash its blue rings? The Journal of Experimental Biology 215: 3752-3757. Doi: 10.1242/​jeb.076869

Vrouwenversierder blijft wakker

Gestreepte strandloper levert slaap in voor meer nageslacht

Voor mannen van de gestreepte strandloper, Calidris melanotos, is het paarseizoen een drukke tijd, want ze moeten veel moeite doen om vrouwtjes te verleiden. Hoe minder ze slapen, hoe meer tijd ze daarvoor hebben, schrijven John Lesku en collega’s.

De zon gaat niet onder in juni op de toendra’s van Alaska. En als het niet donker wordt, is het zonde van de tijd om te gaan pitten. In elk geval voor de mannen van de gestreepte strandloper, liet John Lesku zien. De mannen die het langst wakker waren, kregen de meeste jongen.

De mannetjes van de gestreepte strandloper, Calidris melanotos, laten de zorg voor de nakomelingen helemaal aan de vrouwtjes over; die broeden in hun eentje vier eieren uit en brengen de jongen groot. Een mannetje hoeft alleen zijn zaad te leveren.
Maar dan wel aan zoveel mogelijk vrouwen; het mannetje dat de meeste vrouwtjes bevrucht krijgt immers de meeste nakomelingen.

Druk

Maar vrouwen laten zich maar moeilijk tot een paring verleiden, hoezeer mannen zich ook uitsloven met baltsgedrag waarbij ze hun borstveren opzetten en af en toe opvliegen. De beste manier voor mannen om meer succes te hebben is simpelweg om er zoveel mogelijk tijd in te steken. Intussen moeten ze ook nog hun territorium verdedigen tegen andere mannen.
Ze zijn dus voortdurend druk.

In de drie weken dat het paarseizoen duurt is het dag en nacht licht en is dus het hele etmaal beschikbaar. Daar kunnen de mannen van profiteren – zolang het gebrek aan slaap hen niet opbreekt.

Doorhalen

Lesku en collega’s volgden alle mannen en een aantal vrouwen die ze dankzij kleurringen om de poten individueel herkenden. Ze maakten EEG’s om de hersenactiviteit van mannen te meten en met DNA-onderzoek gingen ze na wie de vader van elk jong was.
Mannen bleken zich in juni inderdaad weinig rust te gunnen; ze waren langer wakker dan vrouwen. Ze gingen pas weer meer slapen als de vrouwen eenmaal hun eieren hadden gelegd.

Maar dat doorhalen ging niet elk mannetje even goed af; de een wist veel langer bezig te blijven dan de ander. Kampioen was een mannetje dat 19 dagen achtereen nauwelijks sliep.

Meer nakomelingen

Lang wakker blijven, voor wie dat kon, wierp inderdaad zijn vruchten af: hoe langer een man wakker was, met hoe meer vrouwen hij paarde. De kortslapers bleken achteraf gemiddeld meer nakomelingen te hebben verwekt dan de langslapers.

Slaap biedt de hersenen gelegenheid om zich te herstellen van de activiteiten overdag. Maar de succesvolle mannen blijken een paar weken met weinig slaap toe te kunnen zonder dat hun prestaties daardoor verminderen. Kortslapende strandlopers slapen wel dieper als ze slapen, maar daar compenseren ze hun slaaptekort niet helemaal mee. Ze lijken er niet onder te lijden.

Willy van Strien

Foto: Bart Kempenaers (Max Planck Institute for Ornithology, Seewiesen)

Bron:
Lesku, J.A., N.C. Rattenborg, M. Valcu, A.L. Vyssotski, S. Kuhn, F. Kuemmeth, W. Heidrich & B. Kempenaers, 2012. Adaptive sleep loss in polygynous pectoral sandpipers. Science 337: 1654-1658. Doi: 10.1126/science.1220939

Onschuldig hellebeest

Vampierinktvis leeft van afval

Ondanks zijn angstaanjagende naam en uiterlijk, is de ‘vampierinktvis uit de hel’ een watje. Hij leeft van afval van andere dieren, laten Henk-Jan Hoving en Bruce Robison zien.

Zijn naam is onheilspellend: vampierinktvis. De wetenschappelijke naam klinkt nog een slagje griezeliger: Vampyroteuthis infernalis, vampierinktvis uit de hel. En angstaanjagend oogt dit beest zeker, hoewel het maar maximaal 30 centimeter lang wordt. Hij heeft een donkerrode kleur, ijskoude blauwe ogen, twee lobbige vinnen en acht armen waartussen een vlies is gespannen met zuignappen en stekels aan de binnenkant. Een mooi type voor een horrorfilm.

Maar hij is volkomen ongevaarlijk. Hij eet waarschijnlijk alleen maar afval. Hij is een onschuldig buitenbeentje binnen de inktvissen, die verder allemaal op levende prooien jagen.
Die mogelijkheid hebben vampierinktvissen niet.

Allegaartje

Zij leven op een diepte van 600 à 900 meter in extreem zuurstofarm water. Daar zit weinig leven in: geen roofvijanden en geen concurrenten, maar ook geen prooien. Het was een raadsel hoe de dieren zich in leven houden.

Henk-Jan Hoving en Bruce Robison onderzochten de inhoud van bek, krop en maag van een paar exemplaren die met een onbemande duikrobot of een trawler waren gevangen. Ze troffen daarin een allegaartje van dierlijke restanten aan: eencellige organismen, planktondiertjes en vooral veel losse onderdelen zoals oogjes, antennen, pootjes, vervellingshuidjes en visschubben.

Ze bekeken ook videobeelden die vanuit duikrobots waren gemaakt en ze bestudeerden het gedrag van een aantal levend gevangen dieren in het lab.

Kleefdraden

Een vampierinktvis blijkt een rustig dier. Hij heeft twee lange draden die opgerold in een zakje tussen zijn armen kunnen liggen. Maar meestal houdt hij één van die draden uitgestrekt; zo’n draad is dan acht keer zo lang als hijzelf. Op die draad blijven alle rommeltjes plakken die langs komen. En zit er iets op vast, dan strijkt de inktvis de draad langs het vlies tussen zijn armen om de vangst eraf te schrapen. Het spul wordt in slijm verpakt en de stekels, die zacht en vlezig zijn, manoeuvreren het slijmballetje naar de mond.
Microscopisch onderzoek liet zien dat er veel zintuigcellen in de kleefdraden zitten die signaleren wanneer er iets op vast zit. Op de zuignappen zitten cellen die slijm produceren.

Conclusie: het ‘hellebeest’ eet afval van dieren die hoger in het water leven. Hij vist met zijn kleefdraden alles op wat er maar naar beneden komt dwarrelen en werkt het naar binnen.

Oplichten

De vampierinktvis doet dus waarschijnlijk geen enkel beestje kwaad en een bloedzuiger is het zeker niet.

Hij is wel afschrikwekkend – maar dan voor zijn vijanden. Als er soms een roofdier, zoals een haai, verschijnt, klapt hij zijn vlies om en vouwt het als een mantel om zich heen, de stekels naar buiten. De uiteinden van zijn armen lichten dan op, en hij kan een wolk lichtgevende slijmdeeltjes uitstoten.

Willy van Strien

Foto: Monterey Bay Aquarium Research Institute (2010 © MBARI)

Filmpje ‘What the vampire squid really eats’ van Henk-Jan Hoving op YouTube:

Bron:
Hoving, H.J.T. & B.H. Robison, 2012. Vampire squid: detritivores in the oxygen minimum zone. Proc. R. Soc. B, 26 september online. Doi: 10.1098/rspb.2012.1357

Gelegenheidsdieven

Treurdrongo kan soms maar beter gaan stelen

Treurdrongo steelt soms voedsel

Treurdrongo’s  pikken van andere vogels prooien die groter zijn dan wat ze zelf kunnen vangen, laat Tom Flower zien. Ze gaan doortrapt te werk.

Waarom moeizaam je kostje bij elkaar scharrelen als je ook kunt afpakken wat een ander heeft bemachtigd? Veel dieren stelen af en toe voedsel, een vorm van parasitisme. Maar nog nooit hadden biologen goed uitgezocht of dat de dieven meer oplevert dan wanneer ze gewoon hun eigen eten zouden zoeken.
Nu heeft Tom Flower precies uitgeplozen wat de treurdrongo ermee opschiet als hij andermans maaltje inpikt. Diefstal levert dit Afrikaanse vogeltje een vollere maag op, laat hij zien.

Treurdrongo’s zijn ongeveer zo groot als een merel en hebben een glanzend zwart verenkleed en een gevorkte staart. Ze zoeken meestal zelf hun voedsel bijeen, maar soms volgen ze groepen stokstaartjes of groepen vogels om de prooien die zij gevangen hebben te kunnen inpikken.
Ruwweg een kwart van wat ze dagelijks binnen krijgen is gejat.

Menu verrijkt

De ontvreemde hapjes zijn de meest voedzame, zag Flower door de dieren te observeren in de Kalahari woestijn in Zuid-Afrika. De treurdrongo’s kunnen zelf namelijk alleen kleine insecten te pakken krijgen; die grijpen ze uit de lucht of plukken ze van planten en bodem. De dieren die ze volgen en bestelen vangen grotere insecten, graven schorpioenen uit of pakken hagedisjes, en de treurdrongo’s zijn vervolgens wel in staat om die grotere prooien af te nemen. Met deze tactiek verrijken ze hun menu.

Maar het is het een of het ander: treurdrongo’s die andere dieren volgen kunnen niet tegelijkertijd ook zelf voedsel zoeken. Bovendien: het volgen van anderen kan veel opleveren, maar de oogst kan ook tegenvallen.

Alarmroep

Daarom loont het niet altijd om op dievenpad te gaan. Het is vooral een goede optie als het koud is, dus ’s morgens of ’s winters. Kleine insecten die de drongo’s zelf kunnen bejagen zijn dan nauwelijks te vinden, dus dan is het beter om te gokken op het succes van anderen.
En dat doen ze dan ook.

Natuurlijk zullen de gevolgde dieren hun gevangen prooi niet zomaar aan een drongo afstaan. Ze zullen zich verweren, en dat kan gevaarlijk worden.
Maar de treurdrongo’s zijn doortrapt, had Flower al eerder laten zien. Soms proberen ze hun slachtoffer rechtstreeks te overmeesteren en lopen ze inderdaad het risico van een agressieve confrontatie.
Ze kunnen ook subtieler te werk gaan. Ze laten dan een alarmroep horen – een roep om te waarschuwen dat er gevaar dreigt – terwijl er niets aan de hand is. De treurdrongo’s gebruiken daarvoor ofwel hun eigen alarmroep, ofwel ze bootsen de alarmroep van een andere vogelsoort na. Ze doen dat zo overtuigend dat het slachtoffer erin trapt en vlucht en daarbij vaak zijn prooi laat vallen. De dief hoeft alleen nog maar toe te happen.

Repertoire

De treurdrongo’s kunnen hun slachtoffers niet voortdurend misleiden met een vals alarm, want na een aantal keer werkt dat niet meer. Het helpt dat ze beschikken over een repertoire aan verschillende alarmroepen, van ongeveer 25 vogelsoorten.
Bij ongeveer de helft van de overvallen zetten ze zo’n alarmroep in. Ze doen het vooral als ze te maken hebben met een slachtoffer dat groter is dan zijzelf of als het gaat om een klein hapje dat een gevecht niet waard is.
Zelf voedsel zoeken of stelen, een slachtoffer rechtstreeks overvallen of misleiden met een vals alarm: treurdrongo’s kiezen steeds de beste tactiek om hun maag te vullen.

Willy van Strien
Foto: Derek Keats (Creative Commons)

Bronnen:
Flower, T.P., M.F. Child & A.R. Ridley, 2012. The ecological economics of kleptoparasitism: pay-offs from self-foraging versus kleptoparasitism. Journal of Animal Ecology, 3 september online. Doi: 10.1111/j.1365-2656.2012.02026.x
Flower, T.P. & M. Gribble, 2012. Kleptoparasitism by attacks versus false alarm calls in fork-tailed drongos. Animal Behaviour 83: 403-410. Doi: 10.1016/j.anbehav.2011.11.009
Flower, T., 2011. Fork-tailed drongos use deceptive mimicked alarm calls to steal food. Proc. R. Soc. B 278: 1548–1555. Doi: 10.1098/rspb.2010.1932

Kijk mij!

Piepkleine springspinnetjes voeren een spetterende show op

pauwspin Maratus volans voert prachtige dans op

Zonder hulp zouden we het niet kunnen zien: de fantastische dans van piepkleine pauwspinnetjes. Maar Jürgen Otto maakte er prachtige filmpjes van.

Juweeltjes zijn het, de mannelijke springspinnetjes uit Australië. En als ze gaan baltsen, blijken ze bedreven dansers. Dat mannen hun best doen om vrouwen tot een paring te verleiden, kennen we van veel diersoorten. Maar bij Maratus-soorten maken de mannen er wel een bijzonder spektakel van.
Hun kleurrijke en wervelende show was tot voor kort voor mensenogen verborgen gebleven, want de beestjes zijn piepklein, slechts een paar millimeter groot.
Maar Jürgen Otto maakt er schitterende macrofilmpjes van en publiceerde vorig jaar een geïllustreerd overzicht van de elf soorten die nu bekend zijn (sommige soorten zijn pas kort geleden ontdekt).

Madeline Girard bestudeerde en beschreef de balts van één van de soorten, Maratus volans.

Hoogtepunt

De mannen hebben om te beginnen al een pronkkostuum: een bont gekleurd achterlijf met zijflappen, elke soort met een eigen, karakteristiek patroon. Australiërs spreken dan ook van peacock spiders, oftewel: pauwspinnen. De vrouwtjes zijn onopvallend bruin.

Een mannetje Maratus volans op vrijerspoten dat een vrouwtje op het oog heeft benadert haar eerst voorzichtig door zijn kleurrijke achterlijf op en neer te bewegen. Girard ontdekte dat een baltsend mannetje ook geluiden maakt. Op een goed moment voert hij de spanning op door zijn derde paar poten in de lucht te steken en ze rond te draaien (spinnen hebben vier paar poten); dat derde paar poten is extra lang en versierd met witte en zwarte bosjes haar.

Vervolgens komt de kleinkunstenaar aan bij het hoogtepunt van zijn show: hij steekt zijn achterlijf omhoog, vouwt de flappen uit en zwaait het geheel ritmisch heen en weer, keurig in fase met zijn wuivende poten. Zo danst hij voor het vrouwtje heen en weer. Als haar aandacht verslapt, pauzeert hij even en beweegt zijn zijflappen om opnieuw contact te krijgen.

Beloning

Het schouwspel zal zeker aan haar besteed zijn, want springspinnen hebben uitstekende ogen. Die hebben ze hard nodig: ze weven geen web, maar bejagen hun prooien en bespringen die.
Kan een vrouwtje onverschillig blijven bij al dit vertoon?

Dat gebeurt zeker wel eens, laat het filmpje van Otto over Maratus volans zien, en dan druipt zo’n mannetje snel af. Vrouwtjes geven zich sowieso niet snel gewonnen en laten hun aanbidder gemiddeld een half uur lang zijn kunstjes opvoeren.
Maar als zij geïnteresseerd blijft en hij volhoudt, volgt de beloning: ze paren. Romantiek op de vierkante millimeter.

Willy van Strien
Naar aanleiding van een tip van een lezer

Foto: Jürgen Otto (Creative Commons)

Filmpjes van Jürgen Otto op YouTube:
De balts van Maratus volans
De balts van verschillende ‘pauwspinnetjes’ (Maratus volans is de eerste van de serie)

Bronnen:
Girard, M.B., M.M. Kasumovic & D.O. Elias, 2011. Multi-modal courtship in the Peacock Spider, Maratus volans (O.P.-Cambridge, 1874). PLoS ONE 6: e25390. Doi: 10.1371/journal.pone.0025390
Otto, J.C. & D.E. Hill, 2011. An illustrated review of the known peacock spiders of the genus Maratus from Australia, with description of a new species (Araneae: Salticidae: Euophryinae). Peckhamia 96.1.

Sterke boom

De evolutie van de zoogdieren werd gedreven door drijvende continenten

Wolaap

De evolutie van de zoogdieren weerspiegelt de geografische geschiedenis van de aarde. Nieuw onderzoek van Sen Song bevestigt dat nog eens.

Al 200 miljoen jaar zijn er zoogdieren op aarde. Maar ze vormden lange tijd een klein takje aan de evolutiestamboom en kregen pas de kans om zich verder te ontwikkelen nadat de dinosauriërs van het toneel waren verdwenen, 65 miljoen jaar geleden. Toen vertakte de zoogdiertak zich snel en verschenen er veel soorten.
Biologen hebben de laatste jaren die ontwikkeling goed in kaart kunnen brengen door verschillen in het erfelijk materiaal, het DNA, van soorten te bestuderen. En het mooie is: de evolutiestamboom die ze schetsten klopt prachtig met de geografische geschiedenis. De vroege zoogdierevolutie loopt namelijk parallel met de opsplitsing van het vroegere supercontinent Pangaea in de huidige continenten.

Het is dan ook geen wonder dat het net verschenen artikel van Sen Song – over het grootste onderzoek tot nu toe – het beeld bevestigt en verder verduidelijkt.

Scheuren

Toen de eerste zoogdieren – om precies te zijn: de ‘gewone’ zoogdieren die volgroeide jongen baren – verschenen, was al het land op aarde samengeklonterd tot één groot supercontinent, Pangaea. Dat begon in die tijd langzaam uiteen te scheuren in het zuidelijke Gondwanaland en het noordelijke continent Laurasia. Vervolgens, vanaf zo’n 150 miljoen jaar terug, brak Gondwana op zijn beurt in stukken die nu Zuid-Amerika, Afrika, Antarctica en Australië zijn. En nog later, 60 miljoen jaar geleden, deelde Laurasia zich op in Noord-Amerika en Europa plus Azië.

Groepen zoogdieren raakten daardoor in het vroegste stadium van hun evolutionaire geschiedenis van elkaar geïsoleerd en gingen hun eigen weg. En dat laat de evolutiestamboom mooi zien. De zoogdiertak splitst zich eerst in tweeën, net zoals het supercontinent Pangaea.
De Atlantogenata leefden op het zuidelijke continent.
De noordelijke landmassa was het gebied van de Boreoeutheria – de biologen verzonnen geen makkelijke namen voor de diergroepen.

Verder uiteen

De Atlantogeneta gaan, parallel aan het verbrokkelen van Gondwana, uiteen in twee takken. In Afrika ontwikkelden zich de Afrotheria tot olifanten, zeekoeien, klipdassen, tenreks, goudmollen, olifantspitsmuizen en het aardvarken. En Zuid-Amerika is het continent van de Xenarthra; daar verschenen de nu nog typisch Zuid-Amerikaanse soorten: luiaards, miereneters en gordeldieren.

Antarctica en Australië dreven af zonder ‘gewone’ zoogdieren met zich mee te nemen. Ze huisvestten overigens ook geen buideldieren, de andere groep zoogdieren, waar Australië bekend om is. Buideldieren vallen buiten dit verhaal; ze hebben een eigen complexe geschiedenis, en hun oorsprong ligt niet in Australië.

Ook de tak van de Boreoeutheria splitst zich op volgens het patroon van de continenten. In Azië-plus-Europa leefden de Euarchontoglires; die groep bracht vliegende lemuren, toepaja’s (boomspitsmuizen), primaten (apen, mensen en mensapen), knaagdieren en haasachtigen voort. De Laurasiatheria ontwikkelden zich in wat nu Noord-Amerika is; egels, mollen, spitsmuizen, roofdieren, onevenhoevigen, evenhoevigen (waaronder dolfijnen en walvissen) en vleermuizen ontsproten aan deze tak.

Vier hoofdgroepen

Zo zijn er binnen de gewone zoogdieren vier hoofdgroepen te onderscheiden, elk met een eigen geschiedenis op een eigen continent:

  • Afrotheria in Afrika
  • Xenarthra in Zuid-Amerika
  • Euarchontoglires in Azië-Europa
  • Laurasiatheria in Noord-Amerika.

Inmiddels zijn deze zoogdiergroepen al lang niet meer aan hun oorspronkelijke gebied gebonden. Want toen Pangaea uiteen gevallen was, kwamen de losse continenten op drift. India zat aanvankelijk aan Afrika vast, maar brak los en verhuisde naar Azië. Noord-Amerika en Europa raakten via Alaska en Siberië met elkaar verbonden, Afrika kwam vast te liggen aan Europa en Azië en de landbrug van Panama verbond Noord- en Zuid-Amerika.
Daardoor konden diergroepen overlopen naar nieuwe continenten (en sommige groepen wisten een oceaan over te steken) en zich daar verder ontwikkelen.

Willy van Strien

Foto: Wolaap uit Zuid-Amerika, Arco van Strien

Bronnen:
Song, S.,L. Liu, S.V. Edwards & S. Wu, 2012. Resolving conflict in eutherian mammal phylogeny using phylogenomics and the multispecies coalescent model. PNAS, 28 augustus online. Doi: 10.1073/pnas.1211733109
Springer, M.S., M.J. Stanhope, O. Madsen & W.W. de Jong, 2004. Molecules consolidate the placental mammal tree. TRENDS in Ecology and Evolution 19: 430-438. Doi: 10.1016/j.tree.2004.05.006

Giftig kleurtje

Hoe feller de wesp, hoe slechter hij smaakt

Wesp is giftiger naarmate hij feller gekleurd is

Wespen zijn giftig voor vogels. De kleur is een waarschuwing: hoe feller, hoe giftiger, schrijven Manuel Vidal-Cordero en collega’s.

Als dieren opvallend gekleurd zijn, is dat vaak een waarschuwing aan hun vijanden: pas op, want ik ben giftig. Daardoor leren predatoren het snel af om zulke dieren op te eten.
Tenminste, als de felgekleurde dieren inderdaad giftig zijn. Het waarschuwingssignaal werkt alleen als het een eerlijk signaal is. En in dat geval zou moeten gelden: hoe intenser de kleur, hoe giftiger het beestje. Een dier in goede conditie kan zowel veel kleurstoffen als veel gifstoffen maken, zo is het idee.

Gif heeft twee kanten

Bij de Franse veldwesp, Polistes dominula, klopt dat mooi, schrijven Manuel Vidal-Cordero en collega’s. Deze wesp, die open papieren nesten bouwt en één à twee centimeter lang is, heeft een felle geel-zwarte tekening. Het ene exemplaar is wat feller, het andere wat fletser van kleur.
De wesp jaagt op andere insecten, die hij doodt door te steken met zijn angel die met een gifklier is verbonden.

Dat gif werkt op twee manieren: de wesp kan er niet alleen zijn prooien mee doden, maar het maakt ook de wesp zelf oneetbaar. Een insectenetende vogel kan de wespen dus maar beter met rust laten. En de grootte van de gifklier, stellen de onderzoekers, is een goede maat voor de giftigheid van de wesp.

Ze deden een eenvoudig, maar grappig onderzoek aan een aantal werksters; ze bepaalden hoe intens de zwarte en gele kleur op de bovenkant van het achterlijf waren en ze maten de gifklier op. Het bleek dat de felst gekleurde wespen de grootste gifklier hadden. Dus voor deze wespen geldt inderdaad: hoe feller van kleur, hoe giftiger.

Willy van Strien

Foto: Joaquim Alves Gaspar (Creative Commons)

Bron:
Vidal-Cordero, J.M., G. Moreno-Rueda, A. López-Orta, C. Marfil-Daza, J.L. Ros-Santaella &F.J. Ortiz-Sánchez, 2012. Brighter-colored paper wasps (Polistes dominula) have larger poison glands. Frontiers in Zoology, 9:20, 20 augustus online. Doi: 10.1186/1742-9994-9-20

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑