Evolutie en Biodiversiteit

Maand: augustus 2013

Jonge vari’s naar de crèche

Moeder krijgt tijd voor zichzelf dankzij gezamenlijke opvang

Vari-moeders brengen hun kinderen naar een oppas. Dat geeft die moeders wat vrijheid, en de jongen doen het bovendien beter, blijkt uit onderzoek van Andrea Baden en collega’s.

Je kinderen toevertrouwen aan de zorgen van een ander? Er zijn nauwelijks dieren die dat aandurven. Maar de vari, een lemuur (halfaap) uit de regenwouden in het oosten van Madagaskar, is een uitzondering. De meeste moeders stallen hun jongen regelmatig bij die van een ander vrouwtje. Andrea Baden, die de dieren bestudeerde in het Nationaal Park Ranomafana, kwam erachter hoe handig dat is.

Kinderen komen bij de vari (andere namen: bonte of gekraagde maki) in geboortegolven. De vrouwtjes zijn al jong geslachtsrijp en kunnen tot op hoge leeftijd jongen krijgen, maar ze zijn hoogst zelden vruchtbaar. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat hun favoriete voedsel, allerlei vruchten, slechts af en toe en onregelmatig in grote hoeveelheden beschikbaar is.
Maar áls ze vruchtbaar zijn, dan zijn ze het ook allemaal en dan gaan ze als een speer. De vrouwtjes worden zwanger en krijgen na een korte draagtijd twee of drie jongen die dankzij voedzame melk hard groeien: een ware babyboom.

Zware tijd

Baden volgde het gedrag van acht vrouwtjes in een groep vari’s op de voet; de dieren leven in groepen van twintig tot dertig individuen. Met DNA-analyses ploos ze familierelaties uit. In de zes jaar dat ze haar onderzoek deed, maakte ze slechts één geboortegolf mee.

Met de geboortes breekt een zware tijd aan voor de moeders, constateerde ze. De eerste zes weken verzorgt elk vrouwtje haar eigen baby’s. Ze houdt dan maar weinig tijd over om voedsel te zoeken of te rusten. Ze kan niet ver weg. De jongen kunnen zich niet verplaatsen of aan hun moeder vasthouden. Zij moet haar kroost dus achterlaten als ze voedsel gaat zoeken. Regelmatig neemt ze hen in haar bek mee naar een nieuwe verblijfplaats. Ze beschikt over verschillende nesten die ze al tijdens haar zwangerschap had gebouwd.

Kinderopvang

Na zes weken gaan de meeste moeders (zes van de acht) het anders aanpakken: ze brengen hun jongen regelmatig bij elkaar onder. Twee stel kinderen verblijven dan in hetzelfde nest zodat de moeders beurtelings kunnen oppassen. Vaak, maar niet altijd, brengen twee vrouwtjes die familie van elkaar zijn of die al lange tijd veel met elkaar optrekken hun jongen samen.
Na nog een maand worden de jongen mobiel en gaan ze met hun moeder mee. Dan is kinderopvang niet meer nodig.

Vrouwtjes die gebruik gaan maken van een ‘crèche’ krijgen het inderdaad makkelijker, zo bleek. Ze brengen minder tijd door bij de kinderen en hebben meer tijd om op voedsel uit te gaan dan moeders die in hun eentje voor de kinderen blijven zorgen.
Bovendien doen hun jongen het beter. Van de veertien crèchekinderen waren er dertien met tien weken nog in leven; van de vijf kinderen die apart gehouden werden overleefden er slechts twee.

Hogere overleving

De studie was noodgedwongen kleinschalig, maar levert toch een duidelijk beeld op.
De vraag is nu waarom vari-kinderen die regelmatig naar een crèche gaan een hogere overlevingskans hebben. Het kan zijn dat hun moeders beter doorvoed zijn en daardoor meer of voedzamere melk produceren. Het kan ook zijn dat de kleintjes door het extra toezicht minder makkelijk ten prooi vallen aan roofdieren. De nesten zitten hoog in de bomen, dus Baden kon niet precies zien wat er zich allemaal afspeelde. Maar ze is van plan om haar onderzoek aan deze dieren voort te zetten.

Willy van Strien
Foto’s: Andrea Baden. Groot: een vrouwtje voedt haar baby’s. Klein: een jonge vari.

Bron:
Baden, A.L., P.C. Wright, E.E. Louis Jr. & B.J. Bradley, 2013. Communal nesting, kinship, and maternal success in a social primate. Behavioral Ecology and Sociobiology, augustus. Doi: 10.1007/s00265-013-1601-y

Honingspeurder is onaangename gast

Vernielzuchtige broedparasieten pikken vooral elkaars ei kapot

De honingspeurder legt eieren in het nest van dwergbijeneters. Zowel de moeder als haar jongen misdragen zich daar,  beschrijven Claire Spottiswoode en collega’s.

Net als een koekoek is de grote honingspeurder, Indicator indicator, een broedparasiet. Een vrouwtje legt elk ei in het nest van andere vogels die vervolgens als onvrijwillige pleegouders het vreemde jong grootbrengen. Net als bij de koekoek overleven de jongen van de pleegouders zelf dat niet.

En net als de koekoek bootst de honingspeurder de eieren van zijn slachtoffers na.

De koekoek doet dat om te voorkómen dat de beoogde pleegouders een vreemd ei herkennen en het eruit gooien of het hele nest verlaten. Maar de grote honingspeurder heeft er een andere reden voor, schrijft Claire Spottiswoode.
Want de dwergbijeneters, die het meest als pleegouder worden misbruikt, doen niet moeilijk. Ze nestelen in donkere, ondergrondse gangen. Ze kunnen de eieren dus niet zien, maar ze moeten kunnen voelen hoe groot ze zijn. Desondanks zijn ze bereid alle eieren in hun nest te bebroeden, ook als die wat groter zijn dan normaal.

Toch passen grote honingspeurders het formaat van hun eieren aan. In het nest van dwergbijeneters leggen ze een kleiner ei dan in die van grotere pleegouders. Vanwaar die aanpassing als de dwergbijeneters een groter ei net zo goed zouden accepteren?

Vernielzucht

Omdat de grote honingspeurders, die leven in Afrika, beducht zijn voor elkaars vernielzucht, ontdekte Spottiswoode tijdens haar onderzoek in Zambia.
Een vrouwtje dat het nest van een bijeneter in gaat begint eerst te pikken in de eieren die er al liggen. Hoe meer gaten ze in een ei maakt, hoe kleiner de kans dat daar nog een jong bijenetertje uit komt. Ze pikt vooral fanatiek als de eieren van de bijeneter al een paar dagen oud zijn. Daarna legt ze haar ei. Haar jong zal nu als eerste uitkomen en niet veel pleegbroertjes en –zusjes krijgen.

Zo’n indringster reageert wel als er een wat groter ei bij ligt. Dat is dan waarschijnlijk van een andere honingspeurder die eerder binnen geweest is, want ondanks de nabootsing is zo’n ei toch net iets groter dan een ei van een dwergbijeneter. Het jong van die andere honingspeurder zou eerder uitkomen dan het hare en het de baas zijn.
De tweede bezoekster neemt het ei van de eerste dan stevig te grazen. Ze hakt er veel feller op in dan op de eieren van de bijeneters. Zo schakelt ze de concurrent van haar jong uit.
Dat lukt altijd. Het eerste honingspeurdersei gaat altijd verloren.

De honingspeurders bootsen de eieren van de pleegouders dus niet na om de pleegouders om de tuin te leiden, maar ze proberen elkaar te slim af te zijn. Al is dat tevergeefs.
De pleegouders verlaten hun nest overigens vaak als er een honingspeurder geweest is. Weliswaar niet vanwege het grotere ei dat ze aantreffen, maar waarschijnlijk wel vanwege de ravage of omdat ze de honingspeurder hebben betrapt.

Scherpe haken

Ook een jonge honingspeurder is geen lieverdje, had Spottiswoode al eerder ontdekt door bij infrarood licht in de nesten te filmen. Vaak komen er, ondanks zijn moeders actie, toch nog jonge bijeneters uit. Ze hebben de aanval overleefd of komen uit eieren die pas zijn gelegd na het onaangename bezoek. Dan maakt de jonge honingspeurder het karwei van zijn moeder af door de weerloze bijenetertjes te bijten en heen en weer te schudden tot ze dood zijn. Het jong is bewapend met speciale scherpe haken aan zijn snavel en een flinke spierkracht. Toch is het een hele inspanning voor hem, dus het voorwerk van moeder komt goed van pas.
Na gedane zaken heeft hij dan alle zorg van de pleegouders voor zich alleen.

Bijennesten

Het is geen aangenaam beestje dus, die grote honingspeurder. Maar eerlijk is eerlijk: hij heeft ook een leuke kant. Hij eet graag de inhoud van nesten van wilde bijen. Maar als de bijen actief zijn kan hij daar niet zomaar bij. Daarom heeft hij een interessante relatie met mensen die honing verzamelen. Hij helpt hen de bijennesten te vinden. Met een speciale roep trekt hij hun aandacht en dan gaat hij ze voor naar een nest. Als de mensen de bijen verdoofd en de honing geoogst hebben, mag hij zijn beloning pakken.

Willy van Strien

Foto’s: Claire Spottiswoode: bijna uitvliegend jong van grote honingspeurder, één maand oud; jonge dwergbijeneters op het punt van uitvliegen; stevig bijtende jonge honingspeurder

Bekijk het BBC-filmpje Talking to strangers over de samenwerking tussen honingspeurder en mens

Bronnen:
Spottiswoode, C.N., 2013. A brood parasite selects for its own egg traits. Biology Letters, 21 augustus online. Doi: 10.1098/rsbl.2013.0573
Spottiswoode, C.N. & J. Koorevaar, 2012. A stab in the dark: chick killing by brood parasitic honeyguides. Biology Letters 8: 241-244. Doi: 10.1098/rsbl.2011.0739
Spottiswoode, C.N. & J.F.R. Colebrook-Robjent, 2007. Egg puncturing by the brood parasitic Greater Honeyguide and potential host counteradaptations. Behavioral Ecology 18: 792-799. Doi: 10.1093/beheco/arm025

Opgescheept met vreemde koningin

Kolonie angelloze bijen ’s avonds kwetsbaar voor machtsovername

Een nest van de angelloze bij Melipona scutellaris wordt soms overgenomen door een koningin die niet tot het volk behoort. De bijen bewaken hun nesten, maar ’s nachts heeft de bewaking een zwak moment, ontdekten Annette van Oystaeyen en collega’s.

Een kolonie angelloze bijen is één familie, bestaande uit de koningin, werksters die haar zussen en dochters zijn en mannetjes die haar zoons zijn. Als de koningin van zo’n kolonie sterft, volgt een dochter haar op. Zo blijft de familie in stand.
Maar soms verschijnt er een vreemde koningin – en dat is minder. Zij neemt het volk over en zet het in om haar nakomelingen groot te brengen. Geleidelijk verdwijnt de oorspronkelijke kolonie; het nageslacht van de vreemde koningin komt zijn plaats.
Hoe kan dat gebeuren? Onderzoek van Annette van Oystaeyen en collega’s werpt daar nieuw licht op.

Dat een niet-verwante koningin een kolonie van angelloze bijen kan overnemen, was al eerder ontdekt door Rinus Sommeijer en door Tom Wenseleers, tot grote verrassing van beiden. Om na te gaan hoe zo’n koningin dat voor elkaar krijgt nam Van Oystaeyen, uit de groep van Wenseleers, Melipona scutellaris onder de loep, een soort uit Noord en Noordoost Brazilië. De bijen leven in boomholten, maar worden ook gehouden om hun honing en was.

Hachelijk avontuur

De onderzoekers hielden acht kolonies in nestkasten in het lab (in São Paulo, ver buiten het verspreidingsgebied) waar de bijen vrij konden uitvliegen. In vier kolonies was een koningin aanwezig, de andere vier zaten zonder en zo gauw zich een nieuwe koningin vestigde haalden de onderzoekers haar weg.
Ze haalden regelmatig broed uit de nestkasten, kweekten het op en zetten uitgekomen werksters en koninginnen weer terug; de nieuwe bijen werden dan opgenomen in de kolonie waar ze werden teruggezet en namen de nestgeur van die kolonie aan.
Maar op de koninginnen plakten de onderzoekers eerst een piepkleine RFID tag (Radio Frequency Identification tag), een kleine versie van de tags die op veel winkelproducten zijn aangebracht. Bij de ingangen van de kolonies kwamen bijbehorende ‘detectiepoortjes’. Zo konden ze de koninginnen volgen.

Slechts een deel van de jonge koninginnen, zo bleek, vloog uit om tijdens een ‘bruidsvlucht’ te paren. Dat is niet zo gek: de werksters doden namelijk veel jonge koninginnen omdat daar bij deze soorten een groot overschot aan is (zie: Hoge ambities, grote risico’s). Een bruidsvlucht is een hachelijk avontuur en de onderzoekers zagen in twee maanden tijd slechts tien koninginnen van die vlucht terugkomen.

Infiltratie

De ambitieuze koninginnen probeerden na de bruidsvlucht alleen de vier kolonies zonder koningin binnen te gaan. Acht van hen wisten aan het hoofd van een kolonie te komen (en dan haalden de onderzoekers ze dus weer weg). Vijf van die acht vestigden zich in de kolonie waar ze thuis hoorden. Maar drie koninginnen infiltreerden een vreemde kolonie en grepen daar de macht. Dat bevestigt nogmaals dat zo’n machtsovername regelmatig voorkomt.

Verkeerde nestgeur

Nu staan er bewaaksters bij de ingang van een nest om te voorkómen dat er bijen binnendringen die niet tot het volk behoren. Ze herkennen hun nestgenoten aan de geur. Of een kolonie nu wel of geen koningin heeft: die bewaking is altijd even streng en een koningin die probeert een koninginloze kolonie in te nemen moet erlangs zien te komen.
Hoe doet ze dat als ze de verkeerde nestgeur heeft?

Door te wachten tot de avond valt, zagen de onderzoekers. Met aparte proeven, waarbij ze vreemde werksters bij een bijennest zetten, lieten ze zien dat de bewaking dan een zwak moment heeft. Overdag, als werksters af en aan vliegen, zijn de bewaaksters allemaal alert, maar als die activiteit tegen zonsondergang stopt letten ze niet zo goed meer op.
En dan kan een vreemde koningin soms ongestraft naar binnen glippen.

Niet streng

Als ze eenmaal binnen is, kan ze haar gang gaan, ook al heeft ze niet de goede nestgeur. Waarom nemen de werksters haar niet te grazen? Misschien omdat zij niet te streng mogen zijn, schrijven de onderzoekers, want dan kunnen ze ook een eigen koningin die na haar bruidsvlucht terugkomt afkeuren. Met zo’n houding zou de kolonie zeker verloren gaan.
Voor jonge koninginnen, die vanwege hun veel te grote aantal maar een heel kleine kans hebben op succes, is zo’n machtsovername een derde mogelijkheid om een eigen kolonie te verkrijgen naast de twee nette manieren: de koningin-moeder opvolgen als die sterft of met een zwerm werksters mee uitvliegen.

Willy van Strien

Foto: Nestbewaakster, Christoph Grüter

Zie ook:
Hoge ambities, grote risico’s

Bronnen:
Oystaeyen, A.v., D.A. Alves, R.C. Oliveira, D. L. Nascomento, F. S. Nascimento, J. Billen & T. Wenseleers, 2013. Sneaky queens in Melipona bees selectively detect and infiltrate queenless colonies. Animal Behaviour, 30 juli online. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.07.001
Wenseleers, T., D.A. Alves, T.M. Francoy, J. Billen & V.L. Imperatriz-Fonseca, 2011. Intraspecific queen parasitism in a highly eusocial bee. Biology Letters 7: 173-176. Doi: 10.1098/rsbl.2010.0819
Sommeijer, M.J., L.L.M. de Bruijn & F.J.A.J. Meeuwsen, 2003. Reproductive behaviour of stingless bees: solitary gynes of Melipona favosa (Hymenoptera: Apidae, Meliponini) can penetrate existing nests. Entomologische Berichten 63: 31-35.
Sommeijer, M.J., L.L.M. de Bruijn, F.J.A.J. Meeuwsen & E. J. Slaa, 2003. Reproductive behaviour of stingless bees: nest departures of non-accepted gynes and nuptial flights in Melipona favosa (Hymenoptera: Apidae, Meliponini) Entomologische Berichten 63: 7-13

Het geheim van een goed huwelijk

Onenigheid over oorsprong monogamie bij zoogdieren

Monogamie is zeldzaam onder zoogdieren. Twee onderzoeksgroepen zochten uit onder welke omstandigheden monogamie kon ontstaan – en zijn het daar niet over eens.

Het is scheef verdeeld bij de zoogdieren: terwijl vrouwtjes lange tijd zoet zijn met zwangerschap en zogen, zijn mannetjes in principe vrijgesteld van zorg voor hun jongen. Bij de meeste soorten (68 procent) geldt: vrouwtjes leven als single en als een mannetje een vrouwtje zwanger heeft gemaakt kan hij gaan, op zoek naar een ander. Zij neemt alle ouderzorg voor haar rekening. Andere soorten (23 procent) leven in groepen met meerdere volwassenen, bijvoorbeeld harems, waarin mannetjes en vrouwtjes verschillende partners kunnen hebben.

Zeldzame samenlevingsvorm

Dan blijft nog maar 9 procent over, en dat zijn soorten waarbij een mannetje zich aan één vrouwtje bindt – ook al kan hij dan geen nakomelingen verwekken in de periode dat zij draagt en zoogt. Man en vrouw vormen langdurig een monogaam stel. Onder welke omstandigheden gaven mannen hun vrijheid op zodat deze zeldzame samenlevingsvorm kon ontstaan? Twee groepen onderzoekers probeerden deze vraag te beantwoorden.
Pikant is dat hun antwoorden niet overeenkomen.

Monogamie komt bij zoogdieren dus maar weinig voor – vergelijk eens met vogels, waar 90 procent van de soorten monogaam is! –, maar bij sommige groepen meer dan bij andere.
Apen en mensapen tellen de meeste monogame soorten (29 procent), zoals het zwartstaartzilverzijdeaapje uit Brazilië (een lange naam voor een klein diertje). Op de tweede plaats komen de roofdieren (16 procent), bijvoorbeeld de fennek of woestijnvos uit Noord Afrika en het Arabisch Schiereiland.
Onder andere groepen, zoals evenhoevigen, zijn nauwelijks monogame soorten te vinden.

Alleenstaande vrouwen …..

Dieter Lukas en Tim Clutton-Brock betrokken de hele groep zoogdieren bij hun onderzoek naar de oorsprong van monogamie. Van ruim 2500 soorten verzamelden ze allerlei gegevens en namen er de evolutiestamboom bij. Ze gebruikten ingewikkelde statistiek om patronen op te sporen.
Ze kregen eruit dat de stap tot monogamie slechts 61 keer gezet is. Monogamie is praktisch altijd ontstaan bij soorten waar vrouwtjes in hun eentje leefden in een eigen woongebied en mannetjes rondzwierven, waar vrouwtjes bovendien voedsel van hoge kwaliteit nodig hadden dat moeilijk te vinden was, waar de concurrentie tussen vrouwtjes dus hoog was, ze elkaars nabijheid niet verdroegen en ver uit elkaar leefden. In die situatie deed een mannetje er het beste aan om, als hij een vrouwtje vond, bij haar te blijven en andere mannetjes uit de buurt te houden. Hij was niet in staat om meer dan één vrouwtje te verdedigen.

….. of gevaarlijke mannen

Christopher Opie en collega’s deden soortgelijk onderzoek, maar dan alleen onder apen en mensapen. Uit hun vergelijking van 230 soorten kwam een ander scenario naar voren. Monogamie ontstond bij soorten waar mannen de gewoonte hadden om de jongen van een vrouwtje die nog gezoogd werden te doden als hij niet de vader was. Het vrouwtje werd dan weer vruchtbaar zodat hij sneller zijn slag kon slaan. Bij sommige van die soorten gingen mannetjes er toe over om bij het vrouwtje dat ze zwanger maakten te blijven en hun jongen tegen kindermoordenaars te beschermen.

Oneens

Lukas vindt het onwaarschijnlijk dat kindermoord door mannen tot monogamie heeft geleid. Maar Opie ziet geen aanwijzingen dat verspreid levende vrouwtjes de motor waren. Het is moeilijk te beoordelen welke groep gelijk heeft, maar Lukas lijkt wat meer steun te krijgen van andere biologen.

De twee groepen onderzoekers zijn het ook ergens over eens. Er was namelijk nog een andere verklaring voor monogamie in omloop: monogamie zou zijn ontstaan als de moeder alleen de zorg niet aan kon. Dan zou het mannetje zijn gebleven om de jongen te helpen dragen, beschermen of te eten geven.
Maar deze verklaring vegen zowel Lukas als Opie van tafel. Volgens beiden is vaderzorg niet de oorzaak van monogamie geweest, maar het gevolg. Alleen mannetjes in monogame relaties zijn zich om hun jongen gaan bekommeren.

En dan nog niet eens altijd. Bij veel monogame soorten, waaronder de dikdik, draait ma voor alle zorg op, ook al blijft pa bij zijn gezin. Bij slechts 60 procent van de monogame soorten, waaronder de fennek, helpen de vaders mee. Soms vormt zich een helpend groepje rond een monogaam paar, bijvoorbeeld van oudere kinderen; dat gebeurt bijvoorbeeld bij het zwartstaartzilverzijdeaapje.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot, zwartstaartzilverzijdeaapje: Karra Rothery (Wikimedia Commons)
Klein, fennek: Wildfeuer (Wikimedia Commons); dikdik: David Dennis (Wikimedia Commons)

Wetenschapsjournalist Carl Zimmer noteerde in The New York Times enig commentaar op beide onderzoeken van andere biologen.

Bronnen:
Lukas, D. & T.H. Clutton-Brock, 2013. The evolution of social monogamy in mammals. Science, 29 juli online. Doi: 10.1126/science.1238677
Opie, C., Q.D. Atkinson, R.I.M. Dunbar & S. Shultz, 2013. Male infanticide leads to social monogamy in primates. PNAS, 29 juli online. Doi: 10.1073/pnas.1307903110

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑