Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: mimicry (Pagina 3 van 3)

Stoere kuif

Het vervaarlijke uiterlijk van de helmspecht is maar schijn

 Helmspecht bootst grotere soort na

Ziet hij er niet woest uit, met zijn felrode, opgezette kuif en zwarte rug? Maar de helmspecht is eigenlijk een watje. Om dat te verhullen, heeft hij zich het verenkleed van een grotere, agressieve specht aangemeten, denken Brett Benz en collega’s.

In de vogelgids van Zuid-Amerika staan de helmspecht en de gestreepte helmspecht naast elkaar. Dat lijkt logisch. De twee soorten zien er vrijwel hetzelfde uit en biologen hebben ze op dezelfde tak van de vogelstamboom gezet, in het geslacht Dryocopus. De helmspecht heet officieel Dryocopus galeatus, de gestreepte helmspecht is Dryocopus lineatus.
Het zijn mooie en opvallende vogels, met een zwarte rug, gestreepte buik, witte strepen op de nek en, als grootste blikvanger, een flinke vuurrode kuif. Indrukwekkende verschijningen.

Maar biologen hebben zich voor de gek laten houden, blijkt nu uit onderzoek van Brett Benz en van Martjan Lammertink. Beiden hebben met collega’s de evolutionaire relaties van spechten in kaart gebracht met dna-analyses. En ze concluderen dat de helmspecht helemaal niet zo nauw verwant is aan de gestreepte helmspecht. Hij hoort thuis bij een andere groep spechten, in het geslacht Celeus. Hij zou eigenlijk Celeus galeatus moeten heten.

Knokken

De helmspecht steekt met zijn felle kleuren erg af bij wat nu zijn ware familieleden blijken te zijn. De overige Celeus-soorten hebben niet zo’n spectaculair uiterlijk. Ze hebben ook een kuif, maar die is bruin, beige of geel; ook verder zijn ze vooral bruin gekleurd.

Gestreepte helmspechtDe vraag is nu waarom de helmspecht zo veel weg heeft van een verre verwant en zo weinig van zijn naaste familieleden.
Volgens Benz is het antwoord dat hij met zijn fiere uiterlijk niet alleen biologen, maar ook de gestreepte helmspecht voor de gek kan houden.
De helmspecht leeft in de Atlantische bossen in het zuidoosten van Zuid-Amerika. Daar komt ook de gestreepte helmspecht voor. De twee soorten zijn in zekere zin concurrenten: ze zoeken beide naar rotte plekken op bomen waar ze met hun snavel in kunnen peuteren om insecten te vinden. Maar zulke plekken zijn schaars en er moet vaak om geknokt worden. De gestreepte helmspecht verjaagt andere vogels van een boom waar hij wil foerageren. De helmspecht, kleiner en minder agressief van aard, is niet tegen hem opgewassen.

Stoerdoenerij

Maar door zijn verenpak na te maken, denkt Benz, doet hij alsof hij ook een flinke jongen is die beter met rust gelaten kan worden. Het is een geval van mimicry waarbij een bescheiden vogelsoort het uiterlijk nabootst van een sterkere concurrerende soort om niet steeds het onderspit te delven. Oftewel: het is stoerdoenerij.

Trapt de gestreepte helmspecht hier in? Om dat te achterhalen is gedragsonderzoek nodig. Als blijkt dat hij de helmspecht inderdaad vaak met rust laat vanwege diens namaakpak, dan zou het verhaal echt rond zijn.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Helmspecht. Kevin Zimmer
Klein: Gestreepte helmspecht. Dario Sanches (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Benz, B.W., M.B. Robbins & K,J. Zimmer, 2015. Phylogenetic relationships of the Helmeted Woodpecker (Dryocopus galeatus): A case of interspecific mimicry? The Auk, oktobernummer. Al online te zien via bioRxiv. Doi: 10.1101/023663
Lammertink, M., C. Kopuchian, H.B. Brandl, P.L. Tubaro & H. Winkler, 2015. A striking case of deceptive woodpecker colouration: the threatened Helmeted Woodpecker Dryocopus galeatus belongs in the genus Celeus. Journal of Ornithology, 31 juli online. Doi: 10.1007/s10336-015-1254-x

Tovervisje

Flexibele dwergzeebaars bootst kleuren van verschillende prooien na

Dwergzeebaars neemt verschillende kleuren aan

Dankzij het bijzondere vermogen om allerlei kleuren aan te nemen komt een dwergzeebaars makkelijk aan de kost, schrijven Fabio Cortesi en collega’s. Bovendien zal hij zelf niet zo gauw worden opgegeten.

De dwergzeebaars Pseudochromis fuscus legt zich niet vast op een kleurtje. Hij kan zich heldergeel maken, maar ook donderbruin. Of hij meet zich een roze, oranje of grijs uiterlijk aan. Zo’n gedaantewisseling kan hij ondergaan als hij in een nieuwe omgeving terechtkomt. Van een gele vis tovert hij zich dan om in een bruine, of andersom. Na twee weken is de make-over compleet.
Fabio Cortesi en collega’s wilden weten waar zo’n kleurverandering goed voor is. Ze zagen twee mogelijkheden. Ofwel de dwergbaarzen nemen een schutkleur aan om minder zichtbaar te zijn voor hun roofvijanden. Ofwel ze apen de kleur van hun prooien na om zich ongemerkt onder hen te kunnen mengen, als een wolf in schaapskleren.

Pseudochromis fuscus is een agressieve, territoriale vis die leeft bij de koraalriffen van de Stille en de Indische Oceaan. Hij is slank en zo’n 8 centimeter lang. Op zijn menu staan jonge vissen zoals koraaljuffers, terwijl hij zelf op moet passen voor grotere roofvissen.

Op het Groot Barrièrerif bij Australië komen gele en bruine exemplaren van deze dwergzeebaars naast elkaar voor. De gele vissen houden zich op bij geel levend koraal, waar ook gele soorten koraaljuffers rondzwemmen. De bruine dwergzeebaarzen hangen rond bij donker dood koraalpuin, samen met bruine soorten koraaljuffers. Het is dus niet zomaar duidelijk of de dwergzeebaarzen een schutkleur aannemen of de vissen nabootsen die zich in hun nabijheid bevinden.

Kleurcombinaties

Om daar toch achter te komen vingen de biologen een aantal dwergzeebaarzen en zetten die afzonderlijk in aquaria met ofwel levend koraal, ofwel koraalpuin. De vissen kregen gezelschap van ofwel volwassen gele, ofwel volwassen bruine koraaljuffers; die zijn even groot als de dwergzeebaarzen. De onderzoekers stelden alle mogelijke kleurcombinaties van dwergzeebaars, koraal en koraaljuffers samen en wachtten twee weken af om te zien bij welke combinatie Pseudochromis fuscus van kleur verandert.
En wat gebeurde er? De dwergzeebaarzen wisselden alleen van kleur als ze afstaken tegen de koraaljuffers in hun bak. Ze zorgden dus dat ze dezelfde kleur hadden als de beschikbare prooisoort.

Flexibiliteit

Die aanpassing is de moeite waard. Als de vissen er hetzelfde uitzien als de prooisoort die in de buurt is, krijgen ze twee keer zoveel jonge visjes te pakken, bleek uit een nieuwe serie proeven. Daarbij kregen afzonderlijke dwergzeebaarzen gezelschap van een groep volwassen en jonge koraaljuffers in ofwel dezelfde, ofwel de andere kleur. Ze kregen niet de tijd om zich aan te passen. Had een dwergzeebaars een andere kleur dan de koraaljuffers, dan waren de jonge visjes op hun hoede en moeilijk te vangen. Maar kwamen de kleuren overeen, dan hadden de kleintjes niet in de gaten dat er een rover tussen de volwassen vissen zat.
Het is een mooi voorbeeld van agressieve mimicry: roofvijanden mengen zich onopvallend tussen hun prooien en happen toe. Het bijzondere van Pseudochromis fuscus is zijn flexibiliteit: hij kan verschillende prooivissen nabootsen.

Ook een schutkleur

Die prooivissen hebben een vaste kleur die is afgestemd op hun omgeving: gele koraaljuffers zwemmen bij levend koraal, bruine vissen bij koraalpuin. Door hen te imiteren krijgen de dwergzeebaarzen automatisch ook een schutkleur die bescherming biedt tegen grotere roofvissen. Zo halen ze dus nog een tweede voordeel uit hun na-aperij.

De kleuren van vissen komen van pigmentcellen in hun huid. Om van kleur te wisselen veranderen de dwergzeebaarzen de verhouding tussen het aantal gele pigmentcellen en het aantal zwarte pigmentcellen.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Justin Marshall
Klein: Christopher Mirbach

Fabio Cortesi vertelt in een filmpje over zijn onderzoek aan Pseudochromis fuscus

Bron:
Cortesi, F., W.E. Feeney, M.C.O. Ferrari, P.A. Waldie, G.A.C. Phillips, E.C. McClure, H.N. Sköld, W. Salzburger, N.J. Marshall & K.L. Cheney, 2015. Phenotypic plasticity confers multiple fitness benefits to a mimic. Current Biology 25: 949-954. Doi: 10.1016/j.cub.2015.02.013

Knap spel

Jonge vogel doet met succes een giftige rups na

Een pas uitgekomen grauwe treurtiran is een oranje donsballetje dat weinig weg heeft van een jong vogeltje. Waar lijkt hij eigenlijk wel op? En waarom is hij zo vreemd? Gustavo Londoño en collega’s geven een antwoord.

De grauwe treurtiran (Laniocera hypopyrra), een zangvogel uit het Amazonegebied van Zuid-Amerika, draagt een somber grijs kostuum, precies zoals de naam doet vermoeden. Die zal niet zo gauw de aandacht van roofvijanden trekken.

Hoe verbazend anders ziet het jong eruit als het uit het ei kruipt. Hij heeft een vrolijk clownspakje aan; zijn donsveren dragen oranje haren met witte punten. Het beestje lijkt totaal niet op zijn ouders. Het heeft ook niets weg van andere jonge vogeltjes, die juist onopvallend gekleurd zijn.

Geduld

Een jonge grauwe treurtiran gedraagt zich bovendien gek, zo blijkt uit onderzoek van Gustavo Londoño en collega’s. Zij observeerden een jong in zijn nest (in dat nest lag nog een ei, maar dat kwam niet uit) en maakten een video-opname. Als een van de ouders komt aanzetten met voedsel, zou je verwachten dat het knaloranje jong meteen zijn bek wijd open spert. Maar dat doet hij niet. In plaats daarvan houdt hij zijn snavel en ogen naar beneden gericht en zwaait hij langzaam heen en weer. Pas na een tijdje, vermoedelijk na een seintje van de ouder, heft hij zijn kopje op en doet zijn bek open – en krijgt zijn hapje.
Het jonkie moet geduld hebben, want pa of ma blijft eerst een hele minuut met volle snavel op de nestrand zitten en laat de kleine wachten. Alsof die moet leren om zich te beheersen. Het is allemaal zeer bizar.

Waarom ziet dit jong er zo uitbundig uit? Waarom doet hij zo raar als er eten wordt gebracht?

Gevaarlijk

Dat is natuurlijk niet voor niets. De biologen veronderstellen dat het jong een giftige, harige rups nabootst, zowel qua uiterlijk als qua gedrag. Giftige rupsen komen voor in het Amazonegebied.

Het mooie is dat ze de rups hebben gevonden waarvoor het jonge vogeltje zich waarschijnlijk uitgeeft, en de gelijkenis is treffend! Het gaat om een kanjer die vrijwel even groot is als een jonge grauwe treurtiran (meer dan 10 centimeter) en vol zit met oranje haren met witte punten. Het is de rups van een flanelmot van de familie Megalopygidae (het is niet bekend welke soort het is).

Deze rups is inderdaad gevaarlijk. Tussen zijn haren zitten stekels die een krachtig gif bevatten. Het spul is zelfs voor mensen onprettig. Wie zo’n rups aanraakt krijgt een pijnlijke, ontstoken plek en soms nog vervelender verschijnselen zoals hoofdpijn en misselijkheid. Met de felle kleur waarschuwt de rups zijn vijanden: afblijven!
Doordat de jonge vogel deze giftige rups met succes imiteert, zullen roofvijanden ook hem niet pakken, hoewel hij wel eetbaar is. Zo leidt hij roofvijanden, zoals roofvogels en apen, om de tuin. De ouders spelen het spelletje mee; door eerst lang te blijven zitten als ze met voer bij het nest arriveren, wekken ze niet de schijn dat ze een jong komen voeren.

De bescherming tegen roofvijanden komt goed van pas. Het nest is open, dus het jong is goed zichtbaar. De oranje kleur dient waarschijnlijk ook nog als schutkleur tegen de droge bladeren waarmee het nest is bekleed.

Gewoon vogeltje

Als het kleintje twee weken oud is, verschijnen er donkere stippen. De echte veren komen door en de donsveren met witte punten vallen uit. Het beestje is nog steeds oranje, maar het wordt duidelijk een jong vogeltje. De abnormale zwaaiende beweging blijft achterwege en de ouders gaan vlotter voeren. Het spel is afgelopen.
Het vogeltje is nu niet meer zo kwetsbaar. De oogjes zijn open en het kan vleugels en poten bewegen.

Fernando D’Horta had het oranje uiterlijk van een jonge grauwe treurtiran al eerder beschreven en geopperd dat het een geval was van mimicry met een giftige rups als voorbeeld. Nu maken Londoño en collega’s dat aannemelijk doordat ze laten zien dat een jong zich ook gedraagt als rups en doordat ze een giftige rups gevonden hebben die model kan hebben gestaan.

Ook de jongen van de Braziliaanse klauwiercotinga (Laniisoma elegans) zien er uit als een harige rups, schreef D’Horta. Dat lijkt hetzelfde verhaal te zijn. Het zou mooi zijn als iemand kan vaststellen of het gedrag van deze jonge vogels ook zo rups-achtig is. En de rups vindt waar deze jongen op lijken.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Jonge grauwe treurtiran, twee weken oud. Santiago David
Klein: Volwassen grauwe treurtiran. Hector Bottai (Wikimedia Commons)

Kijk eens naar een jonge grauwe treurtiran op het nest en vergelijk hem met deze giftige Megalopygide-rups

Bronnen:
Londoño, G.A., D.A. García & M.A. Sánchez Martínez, 2014. Morphological and behavioral evidence of Batesian mimicry in nestlings of a lowland Amazonian bird. The American Naturalist, 26 november online. Doi: 10.1086/679106
D’Horta, F.M., G.M. Kirwan & D. Buzzetti, 2012. Gaudy juvenile plumages of cinereous mourner (Laniocera hypopyrra) and Brazilian Laniisoma (Laniisoma elegans). The Wilson Journal of Ornithology 124: 429-435. Doi: 10.1676/11-213.1

Geen strijd, wel broedsucces

Uitgekiende vermomming bij bonte vliegenvangers

Sommige mannetjes van de bonte vliegenvanger missen de typische mannenkleuren. Nu blijkt dat deze mannetjes – in de ogen van vogels – niet lijken op hun eigen vrouwtjes, maar op vrouwtjes van de withalsvliegenvanger. Sara Calhim en collega’s zoeken naar een verklaring.

Er zijn mannetjes van de bonte vliegenvanger die vermomd door het leven gaan. Ze hebben niet het typisch mannelijke zwart-witte verenkleed, maar de grijsbruine kleur van vrouwtjes. In het voorjaar komen deze vogels vanuit Afrika naar Europa om te broeden. In het broedgebied proberen mannetjes de beste nestplaatsen te veroveren, en dan zijn de onderlinge concurrentie en agressie hevig. Zwart-witte mannetjes die goed op kleur zijn hebben het overwicht.

Met rust gelaten

Maar mannetjes in vrouwenkleuren hebben ook een voordeel: zij ontkomen aan de agressie. Hoewel ze van vrouwtjes zijn te onderscheiden aan een witte vlek op hun voorhoofd, behandelen andere mannetjes hen toch als vrouwtjes en laten hen met rust. Zo kunnen ze zonder veel strijd een nestplaats vinden.

Dat lukt ook in gebieden waar de bonte vliegenvanger samen voorkomt met de withalsvliegenvanger: in een groot gebied in Midden-Europa en op een paar Zweedse eilanden. Bonte vliegenvangers en withalsvliegenvangers zijn nauw aan elkaar verwant en lijken op elkaar. ‘Withalsmannetjes’, die ook zwart-wit zijn, zijn de ‘bonte mannetjes’ de baas, maar ook zij laten grijsbruine bonte mannetjes met rust.

Mannetjes met het uiterlijk van vrouwtjes kunnen dus zonder stoer gedoe aan een nestplaats komen. Omdat ze minder opvallen worden ze bovendien minder vaak gegrepen door roofvogels.

Een nadeel is er ook: vrouwtjes hebben graag een zwart-witte partner.

Mimicry

Sara Calhim kwam op het idee om na te gaan op welke vrouwtjes de grijsbruine bonte-vliegenvangermannetjes eigenlijk lijken. Ze bekeek de samenstelling van de kleurpigmenten in de veren en bepaalde hoe de veerkleuren voor vogels zijn. Vogels zien, anders dan wij, ook ultraviolet.

Vrouwtjes van de bonte vliegenvanger blijken voor vogels een andere kleur te hebben dan vrouwtjes van de withalsvliegenvanger, ook al zien ze er voor ons hetzelfde uit. Dat kleurverschil komt door een andere pigmentsamenstelling.
En de bonte mannetjes met een vrouwelijk uiterlijk? Hun grijsbruine kleur verschilt van die van hun eigen, bonte vrouwtjes, zo blijkt. In plaats daarvan lijken deze mannetjes sprekend op withalsvrouwtjes. Een opmerkelijk geval van mimicry: sommige mannetjes hebben de kleur van vrouwtjes van een andere soort.

Toch herkend

Dat lijkt een goede strategie. Om de agressie van mannetjes te ontlopen, maakt het namelijk niet uit op welke vrouwtjes de grijsbruine mannetjes lijken. Maar voor het succes bij vrouwtjes maakt het wel uit. Dankzij de withalskleur kunnen bonte vrouwtjes de grijsbruine bonte mannetjes goed herkennen als mannetjes. Ze behandelen die mannetjes dan niet als vrouwelijke rivalen, waar ze agressief tegen zijn, maar als mogelijke partners.
Een als vrouwtje vermomd bont mannetje kan dus scoren bij vrouwtjes van zijn eigen soort. Waar bonte en withalsvliegenvangers samen voorkomen, hebben veel bonte vrouwtjes zelfs een voorkeur voor deze grijsbruine mannetjes. Daarmee hebben ze namelijk zeker een mannetje van de goede soort te pakken. Zouden ze met een withalsmannetje paren – en zo’n vergissing gebeurt soms – dan levert dat wel jongen op, maar die hebben geen succes. De dochters van een gemengd paar zijn onvruchtbaar, de zonen onaantrekkelijk voor vrouwtjes.

Erfelijk

Vrouwtjes withalsvliegenvanger kennen alleen zwart-witte mannen (volwassen withalsmannen in broedkleed zijn nooit grijsbruin) en willen alleen zwart-witte mannen. Die zullen in een bruingrijze bonte man nooit een partner te zien.

De kleur van het verenkleed van bonte vliegenvanger-mannetjes (zwart-wit of grijsbruin-wit) is erfelijk bepaald. Waar de vogels samen voorkomen met withalsvliegenvangers is de concurrentie tussen mannen om nestplaatsen hevig en de kans op vergissing voor een vrouwtje groot. Daar komen meer grijsbruine bonte mannetjes voor dan in gebieden zonder withalzen.

Willy van Strien

Foto: Zwart-wit mannetje bonte vliegenvanger. Lars Falkdalen Lindahl (Wikimedia Commons)

Bronnen:
Calhim, S., P. Adamik, P. Järvistö, P. Leskinen, J. Török, K. Wakamatsu & T. Laaksonen, 2014. Heterospecific female mimicry in Ficedula flycatchers. Journal of Evolutionary Biology, 3 februari online. Doi: 10.1111/jeb.12328
Qvarnström, A., A.M. Rice & H. Ellegren, 2010. Speciation in Ficedula flycatchers. Phil. Trans. R. Soc. B 365: 1841-1852. Doi: 10.1098/rstb.2009.0306
Slagsvold, T., S. Dale & A. Kruszewicz, 1995. Predation favours cryptic coloration in breeding male pied flycatchers. Animal Behaviour 50: 1109-1121. Doi: 10.1016/0003-3472(95)80110-3
Sætre, G.-P., S. Dale & T. Slagsvold, 1994. Female pied flycatchers prefer brightly coloured males. Animal Behaviour 48: 1407-1416. Doi: 10.1006/anbe.1994.1376

Angstaanjagende outfit

Veel koekoeken zien eruit als een roofvogel

Veel koekoek-soorten jagen broedende vogels schrik aan doordat ze op een roofvogel lijken, laten Thanh-Lan Gluckman en Nicholas Mundy zien. Als de geschrokken vogels opvliegen, heeft een koekoek vrij spel.

Als er een koekoek overvliegt, zie je die gauw voor een sperwer aan. Dezelfde gestreepte buik, gele ogen en poten, vorm en manier van vliegen.
Die gelijkenis is niet voor niets. Een koekoekvrouwtje moet haar ei kwijt in het nest van een zangvogel, bijvoorbeeld een kleine karekiet, graspieper of heggenmus. De beoogde gastouders zitten letterlijk bovenop hun nest, maar met haar roofvogel-uiterlijk kan de koekoek, die voor de vogels volkomen ongevaarlijk is, hen in paniek brengen. De ouders vliegen op – en het nest is vrij toegankelijk.

Streepjes

Onze gewone koekoek, Cuculus canorus, is niet de enige die als roofvogel vermomd is, zoals Thanh-Lan Gluckman en Nicholas Mundy laten zien. Er komen in Afrika, Azië en Australië 58 soorten koekoeken voor die hun jongen laten grootbrengen door andere vogels en daarvan hebben er 35 gestreepte buikveren. Er zijn ook 83 soorten koekoeken die zelf hun kroost verzorgen, en daarvan zijn er maar vier gestreept.

Het ene streepje is het andere niet. Gluckman en Mundy vergeleken details van het streeppatroon van vijf koekoeksoorten die andere vogelouders inschakelen met dat van roofvogels; ze analyseerden de korreligheid.

De vijf koekoeken blijken allemaal een of enkele roofvogelsoorten na te bootsen die in hun gebied leven en op andere vogels jagen. Maar ze lijken niet op roofvogels uit een ander gebied. Ze doen zich dus voor als roofvogels die daadwerkelijk een gevaar zijn voor de plaatselijke gastouders.
Zo lijkt de geelkeelkoekoek uit midden Afrika goed op de kaalkopkiekendief uit hetzelfde gebied. De gestreepte Piet-van-Vliet uit India en Zuidoost Azië lijkt op de Australische havik en op de kleine sperwer die allebei op Zuidoost-Aziatische eilanden voorkomen. En de grijze langstaartkoekoek uit Afrika lijkt zo treffend op de Afrikaanse koekoekswouw, dat die wouw zelfs naar de koekoek genoemd is!

Maar werkt het vermommingstrucje ook?

Voorzichtig

Onze gewone koekoek heeft er in elk geval een beetje succes mee. Kleine karekieten, belangrijke gastouders, kunnen een koekoek herkennen en meestal proberen ze haar te verjagen. Maar ze zijn wel voorzichtig, hebben Justin Welbergen en Nick Davies ontdekt. Ze durven niet altijd op een koekoek af te gaan. Want een vergissing – tóch een sperwer – zou fataal zijn. Dus soms vluchten ze en geven ze een koekoek vrij spel.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: gewone koekoek, Vogelartinfo (Wikipedia/Creative Commons)
Klein, midden: koekoek (boven) bootst sperwer (onder) na, Chiswick Chap (Wikipedia/Creative Commons)
Klein, onder: Afrikaanse koekoekswouw, Neil Crawford (Wikipedia/Creative Commons)

Bronnen:
Gluckman, T.-L. & N.I. Mundy, 2013. Cuckoos in raptors’ clothing: barred plumage illuminates a fundamental principle of Batesian mimicry. Animal Behaviour, 16 oktober online. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.09.020
Welbergen, J.A. & N.B. Davies, 2011. A parasite in wolf’s clothing: hawk mimicry reduces mobbing of cuckoos by hosts. Behavioral Ecology 22: 574-579. Doi: 10.1093/beheco/arr008

“Hap!”, zegt de bloem

Als orchidee vermomde bidsprinkhaan lokt bijen, vlinders en vliegen

De orchidee-bidsprinkhaan lijkt verraderlijk veel op een bloem. Ook in de ogen van bestuivers: bijen, vlinders en vliegen. Zij gaan eropaf, schrijft James O’Hanlon. Een uniek geval van een insect dat een bloem nabootst.

Kom je bij een bloem om nectar te halen, word je ineens vastgegrepen door een paar poten met stekels en opgegeten. Het kan bijen, vlinders en vliegen in de regenwouden van Zuidoost Azië zomaar overkomen. Soms blijkt een roze bloem een orchidee-bidsprinkhaan, Hymenopus coronatus, te zijn.

Vooral de onvolwassen orchidee-bidsprinkhaan vermomt zich goed als bloem. Hij heeft vier poten met lichtroze platte brede dijen, een lichtroze lijf en een dik lichtroze achterlijf met vijf roodbruine strepen dat hij meestal omhoog buigt. Het geheel lijkt op een orchidee of op een bloem in het algemeen. Een groene, dwarse band scheidt die ‘bloem’ van de kop en de twee voorpoten met stekels.
De bidsprinkhaan zit vaak in het groen, zodat hij goed opvalt.

Biologen namen aan dat hij als nepbloem insecten trekt die bloemen bezoeken vanwege de nectar en al doende de bloemen bestuiven, maar ze hadden er geen bewijs voor.

Argeloos

O’Hanlon levert nu dat bewijs. Hij liet eerst zien dat de kleur van de orchidee-bidsprinkhaan voor insecten een normale bloemkleur is. Vervolgens zette hij in een bos in Maleisië stokken neer met ofwel niets er bovenop, ofwel een veelvoorkomende bloem (Asystasia intrusa), ofwel een levende jonge orchidee-bidsprinkhaan; hij nam vrouwtjes, die veel groter zijn dan mannetjes.
En inderdaad: bijen, vlinders en vliegen vlogen argeloos naar de orchidee-bidsprinkhaan toe en die wist soms zo’n bezoeker te pakken te krijgen. Er kwamen zelfs meer insecten op de als bloem vermomde roofvijand af dan op de echte bloem. De kale stok trok geen insecten.

De vermomming werkt dus goed: de orchidee-bidsprinkhaan misleidt zijn prooien met zijn valse bloemenuiterlijk.
Het is een uniek voorbeeld van mimicry, er is geen ander voorbeeld bekend van insecten die bloemen nabootsen om bestuivers te lokken. Bestuivers kunnen het onderscheid tussen de valse bloem en echte bloemen niet leren maken omdat ze de onechte bloemen haast nooit zien; de orchidee-bidsprinkhaan is zeldzaam.
Misschien heeft de vermomming ook nog het voordeel dat de roofvijanden van bidsprinkhanen de roze dieren over het hoofd zien.

Bidsprinkhanen zijn geen sprinkhanen, zoals hun naam zou doen denken; ze staan dichter bij de kakkerlakken. De jongen lijken op de volwassen dieren, maar hebben geen vleugels.

Willy van Strien

Foto’s: Onvolwassen vrouwelijke orchidee-bidsprinkhaan. Groot: James O’Hanlon. Klein: Luc Viatour/Lucnix (Wikimedia Commons)

Mooie beelden van de orchidee-bidsprinkhaan op YouTube

Bronnen:
O’Hanlon, J.C., G.I. Holwell & M.E. Herberstein, 2014. Pollinator deception in the orchid mantis. The American Naturalist 183, 23 september 2013 online. Doi: 10.1086/673858
O’Hanlon, J.C., D. Li & Y. Norma-Rashid, 2013. Coloration and morphology of the orchid mantis Hymenopus coronatus (Mantodea: Hymenopodidae). Journal of Orthoptera Research 22: 35-44. Doi: 10.1665/034.022.0106

Veilig dankzij vermomming

Lastige vis doet zich voor als hulpvaardige poetser

De slijmvis Plagiotremus rhinorhynchos bootst met succes een poetsvis na. Het helpt hem aan voedsel en beschermt hem tegen roofvijanden, laten Karen Cheny en collega’s zien.

Poetsstations op koraalriffen vormen een ongelooflijk leuk voorbeeld van samenwerking.  Poetsvisjes komen er aan de kost door andere vissen van hun parasieten af te helpen. De poetsers kunnen zelfs veilig de parasieten van visetende roofvissen afplukken zonder opgegeten te worden. Klanten herkennen poetsers waarschijnlijk aan hun kleurpatroon. Ik schreef al over deze dienstverleners.

Misbruik

Nu komt een derde partij ten tonele, namelijk een visje dat misbruik maakt van de goede relatie tussen poetser en klanten. Deze Plagiotremus rhinorhynchos, een naakte slijmvis, neemt graag een hapje van de schubben, vinnen of huidlaag van andere vissen. Soms schiet hij plotseling vanuit een schuilplaats in het koraalrif op een slachtoffer af.
Maar hij kan ook op listige wijze te werk gaan. Dan neemt hij het uiterlijk aan van de gewone poetslipvis (Labroides dimidiatus) om nietsvermoedende klanten te grazen te kunnen nemen.

Die imitatie heeft nog een groot voordeel, schrijft Karen Cheney: roofvissen laten ook deze neppoetser met rust.

Het is bijzonder dat dit visje kan overschakelen tussen twee kleurpatronen; dat komt verder alleen bij een aantal inktvissen voor. Als Plagiotremus rhinorhynchos zich als poetsvis voordoet, is hij zwart met een helderblauwe streep van voor naar achter. Dat is precies zoals een jonge poetsvis eruit ziet; volwassen poetsvissen zijn wit met een zwarte streep en worden niet nagebootst.
De slijmvis trekt het poetseruniform vaak aan als er een poetsstation in de buurt is. Anders is hij olijfgroen, bruin of oranje met twee witte of lichtblauwe strepen opzij. Hij kan binnen vijf à dertig minuten van kleur wisselen.

Winnaar

Klanten zijn de dupe van de vermomming. Ze worden door een neppoetser gebeten als ze verwachten door een poetser van hun parasieten te worden verlost. Klanten lijken het verschil tussen een echte en een namaakpoetser niet te zien.
Ook de eerlijke poetser ondervindt nadeel, hadden Isabelle Côté en Karen Cheney al laten zien. Er komen minder klanten naar een poetsstation waar behalve een echte poetser een neppoetser actief is, en dat betekent minder werk en minder eten. Hoe vervelender een neppoetser zich gedraagt, hoe groter het verlies aan klandizie is.

De neppoetser is de winnaar. Als er een echte poetser in de buurt is, stelden Cheney en Côté vast, ziet hij veel vissen langskomen die hij kan aanvallen, vissen die onderweg zijn naar het poetsstation of er vandaan komen. Vooral een klant die veel last heeft van parasieten en graag geholpen wil worden is een makkelijk slachtoffer.
Klanten die gebeten worden, zullen vaak achter de belager aan gaan; de kans dat die dan nog eens toeslaat is klein. Maar in de buurt van een echte poetsvis wordt de nepper niet zo vaak verjaagd; misschien is het slachtoffer in verwarring.

Risico

Nu blijkt dat neppoetsers dankzij hun uiterlijk veilig zijn voor roofvissen, net als de echte poetsers die ze nabootsen. Cheney leidt dat af uit waarnemingen die ze duikend of snorkelend deed rond koraalriffen. Een slijmvisje in poetseruniform, zag ze, durft af en toe een roofvis aan te vallen die hem op zou kunnen eten. Slijmvisjes die niet als poetser zijn vermomd doen dat nooit.
Een neppoetser valt bovendien vaker vissen aan als er een roofvis in de buurt is dan een slijmvis met niet-imiterend kleurpatroon. Een slijmvisje dat eruit ziet als poetser neemt dus veel meer risico tegenover roofvissen, en kan dat kennelijk doen omdat zijn poetseruniform hem beschermt.

Zo gaat de brutale bijter lekker zijn gang. Poetsvissen kunnen er weinig tegen ondernemen en klanten hebben het bedrog niet op tijd door.

Willy van Strien

Foto: Nick Hobgood (Wikimedia Commons); Plagiotremus rhinorhynchos als hij niet een poetsvis nabootst.

Zie ook: Schoonmakers in het gareel

Bronnen:
Cheney, K.L., 2013. Cleaner fish coloration decreases predation risk in aggressive fangblenny mimics. Behavioral Ecology, 28 mei online. Doi: 10.1093/beheco/art043
Cheney, K.L., 2012. Cleaner wrasse mimics inflict higher costs on their models when they are more aggressive towards signal receivers. Biology Letters 8: 10–12. Doi: 10.1098/rsbl.2011.0687
Cheney, K.L. & I.M. Côté, 2007. Aggressive mimics profit from a model-signal receiver mutualism. Proc. R. Soc. B 274: 2087–2091. Doi: 10.1098/rspb.2007.0543
Côté, I.M. & K.L. Cheney, 2007. A protective function for aggressive mimicry? Proc. R. Soc. B 274: 2445–2448. Doi: 10.1098/rspb.2007.0797
Côté, I.M. & K. L. Cheney, 2004. Distance-dependent costs and benefits of aggressive mimicry in a cleaning symbiosis. Proc. R. Soc. Lond. B  271,: 2627–2630. Doi: 10.1098/rspb.2004.2904

Verliefd op een madeliefje

Afrikaanse plant lokt bestuivers met voedsel en seks

Madeliefje Gorteria diffusa bootst vlieg na

Sommige madeliefjes van de soort Gorteria diffusa lokken vliegenmannetjes door een vliegenvrouwtje na te bootsen en laten zich door hen bestuiven. Marinus de Jager en Allan Ellis vragen zich af waarom niet alle bloemen dat doen.

Net als veel andere bloemen lokt het Zuid-Afrikaanse madeliefje Gorteria diffusa insecten met nectar. Aan de vliegjes die de nectar van deze plant verzamelen plakt stuifmeel vast en dat gaat mee naar de volgende bloem die ze bezoeken. Daar komt wat stuifmeel op de stempel terecht, zodat die volgende bloem bestoven wordt en zaad kan zetten.
Maar dit madeliefje kan zijn bestuivers ook nog op een andere manier lokken. Sommige bloemen hebben een paar vlekken die eruitzien als vrouwtjesvliegen en die zijn onweerstaanbaar voor mannetjes. Tijdens hun enthousiaste poging om met zo’n vlek te paren, komen die onder het stuifmeel te zitten dat ze vervolgens meenemen naar volgende bloemen. De beloning is vals, maar de truc werkt uitstekend.

Deze misleidende strategie was al bekend van soorten orchideeën, zoals bijenorchis en vliegenorchis, die insectenmannetjes lokken met bloemen die op vrouwtjes lijken. Gorteria diffusa is de eerste plant buiten de orchideeënfamilie waarvan gebleken is dat hij bestuivers seksueel misleidt.

Vliegenlijfje

Gorteria diffusa is een eenjarige voorjaarsbloeier met oranje bloemen van drie à vier centimeter in doorsnee. Maar wat wij als één bloem zien, is in feite een verzameling kleine bloemetjes. Het hart van de samengestelde bloem bestaat uit buisbloemen, de krans uit straalbloemen.

Het bijzondere van dit plantje is dat er verschillende bloemvormen bestaan die op verschillende plaatsen voorkomen. Overal wordt de plant vrijwel alleen bestoven door het vliegje Megapalpus capensis. Alle varianten lokken voedselzoekende vliegjes met nectar, maar slechts enkele bloemvormen verleiden daarnaast ook paarlustige mannetjes.

Zo’n seksueel misleider groeit bijvoorbeeld in de omgeving van Springbok. Een paar straalbloemen van deze variant hebben een donkere vlek die verdikt en een tikje pukkelig is; hier en daar zit er een wit stipje op. Het geheel maakt de indruk van een matglanzend vliegenlijfje.

Hitsige vliegenmannetjes

Deze treffende vliegenimitaties hebben een grote aantrekkingskracht op vliegenmannetjes, lieten Marinus de Jager en Allan Ellis zien. Die trappen in de val omdat ook echte vrouwtjes die willen paren op madeliefjes zitten. Maar die zijn schaars, want vrouwtjes paren waarschijnlijk maar één keer. Omdat mannetjes vaker willen, is er een overmaat aan zoekende mannetjes en die gaan af op alles wat op een vrouwtje lijkt. De plant maakt misbruik van die hitsigheid om zijn stuifmeel te laten verspreiden.

Maar op andere plaatsen groeien varianten met effen straalbloemen, of met straalbloemen die allemaal een eenvoudige donkere vlek hebben. Daar komen mannetjes, net als vrouwtjes, wel op af voor de nectar, maar niet voor seks.
De vraag is waarom het madeliefje op sommige plaatsen alleen voedselzoekende vliegjes lokt en op andere plaatsen ook mannetjes die hunkeren naar seks.

Rollebollen

Het lijkt erop dat mannetjes en vrouwtjes verschillend presteren.

Bestuivers doen twee dingen op een bloem. Ze bestuiven de bloem met stuifmeel van vorige bloemen en ze nemen stuifmeel mee naar volgende bloemen. Seksueel opgewonden vliegenmannetjes blijken meer stuifmeel op te nemen en af te voeren dan nectarverzamelaars. De nectarverzamelaars, met name de vrouwtjes, blijven wat langer op een bloem en geven daardoor misschien wat meer stuifmeel af.
Het kan zijn, speculeren de onderzoekers, dat planten op plaatsen waar de vliegjes schaars zijn nauwelijks voldoende stuifmeel ontvangen en daarom alle energie steken in het lokken van voedselzoekers, die immers meer stuifmeel afgeven.

Op plaatsen waar veel vliegjes zijn en planten altijd voldoende stuifmeel binnenkrijgen, kunnen ze extra veel stuifmeel exporteren door mannetjes te laten rollebollen met een goede nabootsing van een vrouwtje.

Willy van Strien

Foto: Allan Ellis

Bronnen:
Jager, M.L. de & A.G. Ellis, 2012. Gender-specific pollinator preference for floral traits.Functional Ecology, 31 juli online. Doi: 10.1111/j.1365-2435.2012.02028.x
Ellis, A.G. & S.D. Johnson, 2010. Floral mimicry enhances pollen export: the evolution of pollination by sexual deceit outside of the Orchidaceae. The American Naturalist 176; E143-E151. Doi: 10.1086/656487

Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑