Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: seksueel gedrag (Pagina 2 van 9)

Travestie bij witnekkolibrie

Mannenkleed geeft vrouw meer rust

witnekkolibrie-man is fel gekleurd

De meeste vrouwen witnekkolibrie zijn duidelijk van mannen te onderscheiden door een minder felle kleur, maar voor 20 procent van de vrouwen geldt dat niet: zij zien eruit als man. Jay Falk en collega’s wilden weten waarom zij afwijken van het normale patroon.

Bij kolibries, een vogelfamilie met meer dan 300 soorten, zijn mannen doorgaans feller gekleurd dan vrouwen. Maar bij één op de vier soorten komen vrouwen voor die het verenkleed van een man dragen, rapporteerde de onderzoeksgroep waar Jay Falk deel van uitmaakt eerder dit jaar. Nu zocht hij uit waarom die vrouwen zich in mannenkleed hullen. Zijn conclusie is dat zij rustiger kunnen foerageren. Ze worden minder lastiggevallen door zowel soortgenoten als andere kolibries.

Meeste vrouwen witnekkolibrie zijn minder fel gekleurd, maar sommige zien eruit als een manDat kolibrievrouwen normaal gesproken minder kleur hebben dan mannen – al zijn ze vergeleken met veel andere vogels beslist niet saai te noemen – is omdat zij degenen zijn die de jongen grootbrengen. Als ze op of rond het nest zijn, is een gedekte kleur veiliger: hun roofvijanden zien hen minder makkelijk. Kolibriemannen hebben geen gezinstaken en zijn vrij om vrouwtjes te versieren. Zij moeten het dan onder meer hebben van flitsende kleuren, waar vrouwen gek op zijn.

Witnekkolibrie

Maar er zijn dus kolibriesoorten met vrouwen die zich een opvallend mannelijk uiterlijk hebben aangemeten. De witnekkolibrie, Florisuga mellivora, is daar een voorbeeld van. Ongeveer 20 procent van de volwassen vrouwen heeft net zo’n glanzende blauwe kop, spierwitte buik en staart en witte vlekken in de nek als mannen. Waar zou dat goed voor zijn?

Misschien hebben ook mannen een voorkeur voor een felgekleurde partner, dacht Falk eerst. Maar dat bleek niet zo te zijn toen hij mannetjes liet kiezen uit verschillende opgezette vogels: hun voorkeur gaat juist uit naar een vrouw met een niet-mannelijk verenkleed.

Lastiggevallen

Een andere mogelijkheid is dat felgekleurde vogels minder vaak worden lastiggevallen als ze foerageren. Kolibries zijn kleine vogels met een hoge stofwisseling die veel moeten eten. Daar zijn ze dus een groot deel van de dag mee bezig; ze zuigen nectar uit bloemen. Er is veel concurrentie om voedsel en ze zijn behoorlijk agressief rond bloemen met een hoog nectargehalte. Voortdurend proberen ze elkaar te verjagen.

Vrouwtjes witnekkolibrie in een normaal vrouwelijk verenkleed, zo bleek uit observaties, delven daarbij het onderspit. Ze boezemen andere vogels kennelijk weinig ontzag in. Ze worden meer verjaagd dan felgekleurde dieren, zowel door soortgenoten als door andere kolibries. Omgekeerd zijn ze zelf minder agressief. Daarbij komt dat ze waarschijnlijk ook nog eens vaker seksueel worden lastiggevallen. Vrouwen in mannenkleed, daarentegen, kunnen rustiger hun gang gaan.

Vrouwen met het uiterlijk van mannen bleken dan ook vaker op bezoek te komen op een plaats waar nectar werd aangeboden dan vrouwen in een niet-mannelijk verenpak, en ze bleven er langer.

Het voordeel van een mannelijk verenkleed voor vrouwen is dus inderdaad dat ze daarmee minder lastiggevallen worden.

Overigens ziet een witnekkolibrievrouw met een mannelijk verenkleed er niet precies hetzelfde uit als een man. Als de vogels de staartveren spreiden, wordt een zwarte band zichtbaar die bij deze vrouwen breder is dan bij mannen. Ook hebben zij wat groen op de staart.

Broedzorg

Er is nog een aanwijzing dat de mannelijke vermomming beschermt tegen agressie: alle jongen zijn felgekleurd, terwijl jongen van diersoorten doorgaans schutkleuren hebben. Ook een jonge witnekkolibrie kan met een volwassen mannelijk uiterlijk zonder al te veel last foerageren.

Jonge vrouwen zijn dus allemaal fel gekleurd. Als ze volwassen worden, behoudt 20 procent van de vrouwen dat kleurige verenkleed, terwijl de meerderheid, 80 procent, overstapt op een minder opvallend uiterlijk. Waarom blijven ze er niet allemaal als man uitzien, als ze daardoor makkelijker kunnen foerageren?

Waarschijnlijk omdat overeind blijft dat een vrouw tijdens de broedperiode niet moet opvallen. Dan is een minder felle kleur juist beter. Jonge vrouwtjes hebben die zorg nog niet.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: witnekkolibrie man. Kathy & sam (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)
Klein: witnekkolibrie vrouw in normaal, dus niet-mannelijk verenkleed. Joseph Boone (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Ook libellenvrouwtjes kunnen er uitzien als mannetjes

Bronnen:
Falk, J.J., M.S. Webster & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like ornamentation in female hummingbirds results from social harassment rather than sexual selection. Current Biology, 26 augustus online. Doi: 10.1016/j.cub.2021.07.043
Diamant, E.S., J.J. Falk & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like female morphs in hummingbirds: the evolution of a widespread sex-limited plumage polymorphism. Proceedings of the Royal Society B 288: 20203004. Doi: 10.1098/rspb.2020.3004

Koppelaarster

Mierenwerkster draagt jonge koningin naar geschikte partners

werkster van Cardiocondyla elegans draagt jonge koningin naar ander nest om te paren

Werksters van de mier Cardiocondyla elegans brengen hun koningin-zussen in contact met mannetjes die geen familie zijn, laten Mathilde Vidal en collega’s zien.

Jonge koninginnen van de hartknoopmier Cardiocondyla elegans verlaten het moederlijk nest niet uit zichzelf om buiten te paren. Hoewel ze vleugels hebben, maken ze geen bruidsvluchten, zoals bij veel andere soorten gebeurt. Ze blijven binnen. Mannetjes hebben geen vleugels, en ook zij blijven in het moederlijk nest. En zo gebeurt het dat jonge koninginnen paren met mannetjes die in hetzelfde nest zijn opgegroeid. Maar werksters grijpen in om te voorkómen dat er te veel inteelt plaatsvindt, ontdekten Mathilde Vidal en collega’s.

Cardiocondyla elegans, die vooral voorkomt langs de Middellandse Zee, maakt ondergrondse nesten aan de oevers van rivieren. In een nest leven honderden werksters, tientallen jonge koninginnen en enkele mannetjes, en aan het hoofd staat één koningin die nageslacht produceert, de moederkoningin. Zij heeft met een handvol mannetjes gepaard en hun zaad opgeslagen om eitjes te bevruchten.

De jonge, gevleugelde koninginnen en mannetjes in haar nest zijn dus volle en halve broers en zussen van elkaar. Als zij onderling paren is dat inteelt, en langdurige inteelt beperkt de levensduur van de moederkoningin, verlaagt de overlevingskans van het broed en vermindert het aantal vrouwtjes (werksters en jonge koninginnen) ten opzichte van mannetjes.

Vidal had werksters door het veld zien lopen van het ene naar het andere nest met een gevleugelde jonge koningin op de rug. Ze vroeg zich af of dit koninginnentransport misschien een manier is om inteelt tegen te gaan. Gedragswaarnemingen en genetisch onderzoek bevestigen deze gedachte.

Nieuwe contacten

De onderzoekers constateerden dat jonge koninginnen inderdaad in het moederlijk nest paren. Maar daar blijft het niet altijd bij. Een werkster sleurt regelmatig een jonge koningin naar buiten, neemt haar kop tussen de kaken en draagt haar op de rug naar een ander nest. Daar laat ze het vrachtje in de nestingang vallen.

Vlak onder die ingang blijkt een ruimte te zijn waar zich honderden jonge koninginnen en mannetjes bevinden. Het moge duidelijk zijn wat daar gebeurt. De nestkamers met moederkoningin en broed liggen veel dieper, 1 tot 2 meter onder de oppervlakte. Door een jonge koningin in de ingang van een vreemd nest te droppen, brengt een werkster haar in contact met mannetjes die geen (half)broers zijn.  Het nest waar een jonge koningin afgeleverd wordt profiteert ook doordat mannetjes nu niet alleen met (half)zussen, maar ook met een vreemde koningin kunnen paren.

Na aflevering wordt een koningin soms opnieuw opgepakt en naar weer een ander nest gebracht.

Overwinteren

Jonge Cardiocondyla elegans koninginnen overwinteren in het moederlijk nest of in het nest waar ze naartoe gebracht zijn. Ze behouden dan hun vleugels. In het voorjaar vertrekken ze, meestal lopend, om in hun eentje een eigen nest te stichten, met een opgeslagen voorraad sperma van meerdere mannetjes: (half)broers en, als ze naar een ander nest gebracht zijn, vreemde mannetjes. Als ze eenmaal een eigen nest hebben, verliezen ze hun vleugels.

Het is duidelijk dat jonge koninginnen staat zijn om zelf op pad te gaan. Waarom vertrekken ze dan niet zelf uit het moederlijk nest om elders te paren?

Misschien is het sneller en veiliger om gebracht te worden, denkt Vidal. Werksters kennen de omgeving goed. Andere nesten passerend lopen ze rechtstreeks naar een nest dat ze kennelijk uitgekozen hebben. Vaak brengen ze daar later nog een jonge koningin naartoe.

De bewoners van een uitverkoren nest zijn geen directe familie. De koppelaarsters kiezen dus niet-verwante partners voor hun koningin-zussen. Dit is een nieuwe, verrassende manier om inteelt te beperken, schrijven de onderzoekers.

Willy van Strien

Foto: Cardiocondyla elegans: werkster draagt jonge koningin. ©Mathilde Vidal

Bronnen:
Vidal, M., F. Königseder, J. Giehr, A. Schrempf, C. Lucas & J. Heinze, 2021. Worker ants promote outbreeding by transporting young queens to alien nests. Communications Biology 4: 515. Doi: 10.1038/s42003-021-02016-1
J-C. Lenoir, A. Schrempf, A. Lenoir, J. Heinze & J-L. Mercier, 2007. Genetic structure and reproductive strategy of the ant Cardiocondyla elegans: strictly monogynous nests invaded by unrelated sexuals. Molecular Ecology 16: 345-354. Doi: 10.1111/j.1365-294X.2006.03156.x

Vals alarm

Liervogelman probeert damesbezoek te rekken

Liervogelman zingt en danst ook om vrouw te manipuleren

Een liervogelman kan een vrouw doen geloven dat er gevaar is, denken Anastasia Dalziell en collega’s. Zo vergroot hij de kans dat ze even blijft, zodat het tot een succesvolle paring komt.

Liervogels zijn meesters in het nabootsen van alle mogelijke geluiden, en mannen maken slim gebruik van dat talent. Is er een vrouw op bezoek, dan imiteert een man het geluid van een groep gealarmeerde zangvogels en creëert zo de illusie dat er een roofvijand in de buurt is, schrijven Anastasia Dalziell en collega’s. Dan zal zij misschien wat langer blijven dan ze had gewild.

De liervogel (Menura novaehollandiae), een van de grootste zangvogelsoorten, leeft in de bossen van Zuidoost-Australië. Mannen en vrouwen vormen geen broedparen; elke vogel leeft in een eigen territorium. Vrouwen krijgen één jong per jaar en brengen dat in hun eentje groot.

Alleen kijken

Als het broedseizoen aanbreekt, maken mannen zich zo aantrekkelijk mogelijk. Ze werpen lage heuveltjes op in hun territorium en gaan daar staan zingen. Soms heffen ze een speciaal lied aan dat vergezeld gaat van een dans volgens vaste regels, zoals Dalziell eerder had beschreven. Daarbij gooien ze hun decoratieve staartveren over lijf en kop.

Het doel van de show is natuurlijk om vrouwen te interesseren en hen zo ver te krijgen dat ze met zo’n man paren. Want elke paring kan hem een nakomeling opleveren. Vrouwen bezoeken een aantal mannen voordat ze hun keus maken. Vaak komt een vrouw dus wel even bij een man kijken, maar wil ze uiteindelijk niet met hem paren.

Daar doet hij het niet voor.

Illusie van gevaar

Als zij aanstalten maakt om op te stappen zonder dat er is gecopuleerd, breidt hij zijn lied uit met een nieuw element, dat sterk lijkt op het geluid van een meute opgewonden zangvogeltjes (voor wie ook het oude stuk over de show van liervogelmannen leest: element D).

Kleine zangvogels raken opgewonden als ze een roofvijand zien, zoals een slang, grote hagedis, slapende uil of zittende havik. Met alarmkreten roepen ze elkaar op om mee te doen en samen de vijand weg te pesten. De onderzoekers laten zien hoe nauwkeurig een liervogelman de alarmkreten van verschillende, door elkaar roepende zangvogels nabootst. Zelfs het geruis van klappende vleugels is in zijn lied verwerkt. De imitatie is zo goed, dat kleine zangvogels erin trappen en naderbij komen om zich aan te sluiten.

De roofvijanden waar de vogeltjes opgewonden van raken, zijn ook gevaarlijk voor liervogels. Daarom, denken de onderzoekers, heeft een vrouw door het lied de illusie dat er gevaar dreigt, en is ze geneigd te blijven. Dan is er een kans dat er toch nog een paring volgt.

Misleiding

Een liervogelman laat de alarmkakofonie ook horen tijdens een paring. Het karweitje is niet, zoals bij andere vogels, binnen een paar seconden gedaan. Nee, pas als hij ruim een halve minuut op haar zit, brengt hij zijn zaad in. Vanaf het moment dat hij op haar springt tot het eind doet hij het geluid van een gealarmeerde groep vogels na, om te voorkómen dat ze voortijdig vertrekt. Tijdens de paring slaat hij met zijn vleugels voor zich, zodat hij haar het zicht ontneemt. Zo kan zij niet vaststellen of ze veilig kan gaan, opperen de auteurs.

Zo zet de liervogelman zijn zang niet alleen in om te laten zien hoe goed zijn gezondheid en conditie zijn, zoals gebruikelijk, maar ook om een vrouw bij zich te houden door haar bang te maken voor een niet-bestaand gevaar. En dat is misleiding.

Of een vrouw dankzij dat valse alarm inderdaad langer blijft dan ze anders zou doen, weten de onderzoekers niet. Daarvoor zouden ze proeven moeten doen, en daar leent deze vogel zich niet goed voor.

Willy van Strien

Foto: Baltsende man, bedekt door zijn staart. Kim Edol (via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0)

Zie ook: de show van een man en de zang van een vrouw

Anastasia Dalziell vertelt over haar onderzoek on YouTube

Bronnen:
Dalziell, A.H., A.C. Maisey, R.D. Magrath & J.A. Welbergen, 2021. Male lyrebirds create a complex acoustic illusion of a mobbing flock during courtship and copulation. Current Biology, 25 februari online. Doi: 10.1016/j.cub.2021.02.003
Dalziell, A.H., R. A. Peters, A. Cockburn, A.D. Dorland, A.C. Maisey & R.D. Magrath, 2013. Dance choreography is coordinated with song repertoire in a complex avian display. Current Biology 23, 17 juni online. Doi: 10.1016/j.cub.2013.05.018

Geluidsversterking

Kleine boomkrekel zingt vanuit een venstertje

klein mannetje boomkrekel zingt vanuit een gat om het geluid te versterken

Wie klein is, moet slim zijn. Dat geldt althans voor boomkrekels. Mannetjes die zachter zingen dan andere hebben een goede manier om hun geluid te versterken, laten Rittik Deb en collega’s zien.

Kleine krekels hebben een probleem. Om vrouwtjes te lokken heffen krekelmannetjes hun voorvleugels op en strijken ze over elkaar. De voorvleugels zijn leerachtig en voorzien van een kammetje. Door het strijken gaan ze trillen, en als trillende vliezen brengen ze geluidsgolven voort: het bekende getjirp. Maar aan de vleugelranden doven de geluidsgolven uit, zodat het geluid zachter wordt. Vooral voor kleine soorten, met kleine vleugels, telt dat effect aan. Zoals voor boomkrekels (Oecanthus-soorten) met vleugeltjes van slechts ongeveer één centimeter lang.

Kleine en zacht zingende mannetjes van boomkrekel Oecanthus henryi uit India hebben een unieke methode om hun geluid te versterken, rapporteren Rittik Deb en collega’s: ze maken een geluidsversterker van een blad.

Peervormig gat

Dat het tjirpgeluid aan de vleugelranden uitdooft, komt doordat golven aan voor- en achterkant in tegengestelde fase zitten. Want als de trillende vleugels de lucht aan de voorkanten samendrukken (zodat een golfpiek ontstaat), zet die aan de achterkant uit (golfdal) en omgekeerd. Bij de randen heffen de golven elkaar op vanwege die tegengestelde fase. Dat dempt het geluid.

Boomkrekel-mannetjes kunnen dat voorkómen door de golven aan voor- en achterkant met een wandje gescheiden te houden. Ze doen dat door een venster in een blad te maken en daarin te gaan zitten zingen, met de kop naar de ene kant, het achterlijf naar de andere kant en de opgerichte voorvleugels loodrecht op het lichaam, in één vlak met het blad.

De onderzoekers hadden eerder al laten zien dat de boomkrekels in één keer een zo goed als perfect venster kunnen maken. Ze maken zo’n gat alleen in grote bladeren van hun waardplant, de lipbloemige plant Hyptis suavevolens. Slim, want grote bladeren geven een duidelijk effect. De beste plek voor het gat is in het midden, maar daar zit de hoofdnerf. Zouden de boomkrekels die doorboren, dan zou het blad slap worden. De boomkrekels maken het gat dan ook bijna in het midden, naast de hoofdnerf. En ze maken het peervorming, zodat het mannetje er met opgerichte voorvleugels precies in past, met de vleugelranden vlak naast de vensterranden.

Het venster functioneert uitstekend als geluidsversterker. Het geluid is harder dan het zonder bladvenster zou zijn. Dat vinden vrouwtjes aantrekkelijker. Bovendien komt het geluid verder en bereikt het dus meer vrouwtjes.

Meer sperma

Toch doen lang niet alle boomkrekel-mannetjes de moeite om zo’n geluidsversterker te maken. De onderzoekers laten nu zien dat vooral kleine exemplaren met een zacht geluid het doen, en leggen uit waarom juist zij het doen.

Door vanuit een zelfgemaakt venster te zingen, verhogen kleine en zacht zingende mannetjes het vrouwenbezoek, zoals verwacht. Met deze geluidsversterking kunnen ze per nacht ongeveer zes keer zoveel vrouwtjes aantrekken als zonder, berekenden de onderzoekers. Dat is een behoorlijke winst. Grote en luid zingende mannetjes kunnen met een venster ook meer vrouwtjes lokken. Alleen: zij schieten daar niets mee op, want ze krijgen zonder versterking al zoveel bezoek als ze aan kunnen. Zij hoeven geen extra vrouwtjes te lokken.

Grote mannetjes met een luide zang roepen dan ook op de standaardmanier: vanaf de rand van een blad. Maar andere mannetjes maken een venster om het geluid van hun zang te versterken. Daarmee doen ze zich groter voor dan ze zijn, en vrouwtjes trappen erin. Ze paren langer met luider zingende mannetjes – ofwel grote mannetjes, ofwel kleintjes met geluidsversterking -, zodat die meer sperma kunnen overdragen. Door een venster te maken, vergroten kleine en zacht zingende mannetjes hun voortplantingssucces, dat anders maar laag zou zijn.

Willy van Strien

Foto: Oecanthus henryi. ©Rittik Deb

Bronnen:
Deb, R., S. Modak & R. Balakrishnan, 2020. Baffling: a condition-dependent alternative mate attraction strategy using self-made tools in tree crickets. Proceedings of the Royal Society B 287: 20202229. Doi: 10.1098/rspb.2020.2229
Mhatre, N., R. Malkin, R. Deb, R. Balakrishnan & D. Robert, 2017. Tree crickets optimize the acoustics of baffles to exaggerate their mate-attraction signal. eLife 6: e32763. Doi: 10.7554/eLife.32763

Eerst vriendelijk

Oudere sierschildpad-man gaat over tot geweld

Man sierschildpad is aardig als hij jong is

Tijdens hun leven veranderen sierschildpad-mannen hun gedrag tegenover vrouwen; ze schakelen over van een hoffelijke benadering op dwang, zagen Patrick Moldowan en collega’s.

Het gaat er bij de paring van de Amerikaanse sierschildpad, Chrysemys picta, vaak gemoedelijk aan toe. Een man maakt een vrouw het hof en op een gegeven moment streelt hij haar kop met de nagels van zijn voorpoten; die nagels zijn bij mannen langer dan bij vrouwen. Als zij daardoor bereidwillig wordt, gaat het samenzijn door. Deze gang van zaken was bekend.

Maar de heren zijn niet altijd zo vriendelijk, schrijven Patrick Moldowan en collega’s, die de dieren in moerassen in Canada bestuderen. Het was hun opgevallen dat gedurende de broedperiode, in de late zomer, veel vrouwen bijtwonden hebben op kop en nek. Kennelijk kunnen mannen venijnig worden en bijten, stellen ze. Daar wilden ze meer van weten.

Nagels of tanden

De tactiek waarmee een sierschildpad-man een vrouw benadert, blijkt af te hangen van zijn grootte, en dus zijn leeftijd. De onderzoekers kwamen daarachter door dieren, die ze eerst opmaten, tijdelijk in te sluiten in een hok in hun leefomgeving. Ze filmden hun gedrag en bekeken achteraf de beelden. Jonge volwassen mannen zijn galante strelers, zagen ze. Hun voorpoten hebben erg lange nagels. Maar als mannen ouder worden en doorgroeien, groeien die nagels niet mee. Zij worden daardoor in verhouding steeds kleiner.

Tegelijk krijgen mannen ‘wapens’. Vooraan op de bovenkaak verschijnen twee neptanden (tomiodonten). Bij mannen zijn die tanden veel prominenter dan bij vrouwen, en als een man groeit, worden zijn tanden in verhouding groter. Op de voorrand van het bovenschild vormen zich bovendien uitsteeksels. Die wapens zetten mannen in om vrouwen te dwingen tot paren; ze bijten en slaan met hun schild.

Mannen schakelen dus tijdens hun leven over van een vriendelijke naar een gewelddadige houding tegenover vrouwen en de relatieve grootte van nagels, tanden en uitsteeksels past bij hun gedrag.

Opslag

Een geslaagde daad kan veel nakomelingen opleveren; ook op langere termijn, want een vrouw slaat het sperma langdurig op. Logisch dus dat een sierschildpad-man moeite doet om een vrouw voor zich te winnen. Maar waarom doen alleen kleine mannen dat op vriendelijke wijze? Misschien omdat vrouwen, die gemiddeld groter zijn, zich goed tegen opdringerige kleine mannen zouden kunnen verweren. Dan is het beter om aardig te doen. Maar als mannen groter en sterker worden, levert dwang kennelijk meer succes op.

Helaas konden de onderzoekers niet zien of grote mannen werkelijk met geweld een paring weten af te dwingen, want zo ver gingen de dieren in de experimenten niet.

Willy van Strien

Foto: Rickard Holgersson (via Flickr, Creative Commons, Public Domain)

Bronnen:
Moldowan, P.D., R.J. Brooks & J.D. Litzgus, 2020. Sex, shells, and weaponry: coercive reproductive tactics in the painted turtle, Chrysemys picta. Behavioral Ecology and Sociobiology 74: 142. Doi: 10.1007/s00265-020-02926-w
Moldowan, P.D., R.J. Brooks & J.D. Litzgus, 2020. Demographics of injuries indicate sexual coercion in a population of Painted Turtles (Chrysemys picta). Canadian Journal of Zoolology 98: 269-278 Doi: 10.1139/cjz-2019-0238
Hawkshaw, D.M., P.D. Moldowan, J.D. Litzgus, R.J. Brooks & N Rollinson, 2019. Discovery and description of a novel sexual weapon in the world’s most widely-studied freshwater turtle. Evolutionary Ecology 33: 889-900. Doi: 10.1007/s10682-019-10014-3

Mannetjes die op vrouwen parasiteren

Diepzeehengelvissen hebben sterk afwijkend afweersysteem

Bij sommige diepzeehengelvissen leven mannetjes parasitair op vrouwtjes

Aan de al bekende eigenaardigheden van diepzeehengelvissen voegen Jeremy Swann en collega’s een nieuwe toe: sommige soorten missen een belangrijk deel van het afweersysteem. Dat gaat samen met een unieke parasitaire levenswijze van mannetjes.

Er bestaan vreemde dieren. Er zijn heel vreemde dieren. En je hebt extreem rare snuiters. Tot de laatste groep kunnen we zeker de diepzeehengelvissen rekenen.

Zij vormen binnen de hengelvissen of zeeduivels een groep van ruim 160 soorten, de Ceratioidea, die zich, zoals de naam aangeeft, hebben gespecialiseerd op een leven in de volslagen duisternis van de diepzee. Daar zijn voedsel en partners uitermate schaars. Dat verklaart een aantal eigenaardigheden die van deze vissen bekend zijn. Nu blijkt dat ze ook nog een sterk afwijkend afweersysteem hebben, melden Jeremy Swann en collega’s.

Hengel met lampje

Diepzeehengelvissen beginnen hun leven vrij normaal; ze verblijven als eitjes en larven aan de oppervlakte van het water. Maar als ze zich tot jonge visjes hebben ontwikkeld, verandert dat. De vrouwen groeien uit tot een flink formaat, de mannetjes blijven klein.

Hoe groter een vrouw wordt, hoe meer eitjes ze kan produceren. En dus gaat een jong vrouwtje groeien. Ze moet goed eten, en op haar menu staan allerlei prooidieren. Om die te vangen, beschikt ze over een hengel die op haar rug groeit; het is een gemodificeerde voorste rugvin. Aan het uiteinde ervan zit lokaas: een bolletje waarin bacteriën leven die licht maken door een chemische reactie uit te voeren. Het is een vorm van samenwerking, waarbij de bacteriën kost en inwoning krijgen in ruil voor lichtproductie.

De hengelaarsters kunnen hun lichtje laten knipperen en dansen. Het lampje lijkt op een bewegend diertje. Echte dieren zien er een lekker hapje in en komen eropaf. En dan slokt een hengelvis een grote hoeveelheid water op, inclusief prooi. Daar kan ze met een beetje geluk weer een tijd mee toe.

De vrouwen, plomp en met een enorme kop en bek vol scherpe tanden, zijn niet moeders mooiste. Ze heten niet voor niets zeeduivels. Goede zwemmers zijn het niet; ze drijven wat rond, in afwachting van prooien die toevallig langskomen.

Hechte verbintenis

Als mannetjes het larvale stadium achter de rug hebben, slaan ze een heel andere richting in. Groeien doen ze dan niet meer; ze kunnen niet eens eten. Hun enige doel is om in de lege diepzee een vrouw te vinden. Ze zwemmen dan ook voortdurend rond. Jonge vrouwtjes hebben, naast het lampje aan hun hengel, ook twee lichtgevende organen op hun rug. Misschien dat de dwergmannetjes, die grote ogen hebben, hen daardoor kunnen vinden. Als ze geluk hebben, ontmoeten ze een partner voordat ze door hun reserves heen zijn.

Bij een ontmoeting bijt hij zich met scherpe tandjes aan haar vast. Als zij eraan toe is om eitjes los te laten, is hij klaar om ze te bevruchten. Mannetjes en vrouwen worden pas seksueel rijp als ze een partner hebben. Gezien de schaarste aan soortgenoten is dat logisch: pas na paarvorming is zeker dat eitjes en zaad met elkaar in contact kunnen komen.

Spermazakje

Bij sommige diepzeehengelvissen is de verbintenis tussen vrouw en mannetje tijdelijk; na gedane zaken maakt hij zich weer los.

Maar bij andere soorten hechten mannetjes zich voorgoed aan een vrouw. Dat zijn de meest bizarre soorten, want de twee partners vergroeien met elkaar. Zo kan het mannetje overleven. De huidweefsels versmelten, de bloedvatstelsels raken op elkaar aangesloten. Hij wordt een ‘seksuele parasiet’, niet veel meer dan een spermaproducerend zakje dat leeft van voedingsstoffen die hij aan haar ontleent. Dit seksueel parasitisme is een unieke manier van voortplanten; het komt alleen bij diepzeehengelvissen voor.

Het wordt parasitisme genoemd, maar het is ook te beschouwen als een vorm van wederkerig hulp. Hij levert immers sperma in ruil voor voedingsstoffen.

De best bekende soort is Ceratias holboelli; die is tevens de grootste, met de meest uiteenlopende formaten van mannetje en vrouw. Een vrouw wordt ruim een meter lang (inclusief staart), zestig keer zo groot als een vrij levend mannetje. De verbintenis van een paar is voorgoed. Eenmaal vastgehecht aan haar buik, groeit hij uit tot maximaal 20 centimeter. Een vrouw draagt hooguit één parasitair mannetje.

Een andere soort met permanente aanhechting is Cryptopsaras couesii; daar kunnen meerdere mannetjes aan één vrouw hechten, maximaal acht. Een vrouw wordt tot 30 centimeter lang, een vrij levende mannetje haalt drie centimeter.

Oeroud afweersysteem

Het is opmerkelijk dat het afweersysteem van vrouwen permanent aangehechte, parasitaire mannetjes met rust laat, realiseerden Swann en collega’s zich. Je zou verwachten dat het afweersysteem zulke mannetjes als niet-eigen herkent en afstoot. Maar dat gebeurt niet.

Kennelijk tolereert het afweersysteem de wel zeer intieme voortplantingswijze. Om te achterhalen hoe, onderzochten de biologen een aantal genen die essentieel zijn voor verschillende onderdelen van het afweersysteem. Ze namen vier soorten diepzeehengelvissen met tijdelijk aangehechte mannetjes onder de loep en zes soorten met permanent aangehechte, parasitaire  mannetjes, waaronder Cryptopsaras couesii. Ze vergeleken ze met een aantal soorten hengelvissen buiten de diepzee-groep, waarvan mannetjes zich niet aan vrouwen vastbijten.

Vissen hebben hetzelfde afweersysteem als andere gewervelde dieren; dat systeem is 500 miljoen jaar oud. Het bestaat uit enerzijds aangeboren, algemene afweerreacties en anderzijds specifieke afweer die zich opbouwt tegen indringers waar het systeem mee te maken krijgt. De onderzoekers richtten zich op de verworven, specifieke afweer.

Letaal

De resultaten waren verrassend: diepzeehengelvissen waar mannetjes als parasieten op vrouwen leven, missen belangrijke afweergenen. Hun specifieke afweer is voor een groot deel uitgeschakeld.

Bij twee van de onderzochte soorten, soorten waarbij vrouwen meer dan een mannetje bij zich kunnen hebben, is er zelfs vrijwel niets van het specifieke afweersysteem over. En dat is zeer vreemd, want dat volledige gebrek aan specifieke afweer is voor andere dieren letaal. De eerste de beste infectie zou dodelijk zijn. Ook in de diepzee leven microbiële ziekteverwekkers, dus diepzeehengelvissen moeten zich kunnen verweren. Ze hebben waarschijnlijk hun aangeboren afweer aangepast, denken de onderzoekers.

Uit eigen en ander onderzoek concluderen ze dat de gemeenschappelijke voorouder van de diepzeehengelvissen kleine, niet- parasitaire mannetjes kende die zich tijdelijk aan vrouwen hechtten. Een paar keer hebben van die voorouder afstammende soorten de overstap naar permanente aanhechting gemaakt en hun specifieke afweer goeddeels ontmanteld.

Het is onduidelijk wat er eerst gebeurde. Werden mannetjes parasitair, waardoor het noodzakelijk  werd om de specifieke afweer uit te schakelen? Of verloor het specifieke afweersysteem belangrijke onderdelen en maakte dat permanente aanhechting mogelijk?

De diepzeehengelvissen blijven raadselachtige wezens.

Willy van Strien

Tekening: Cryptopsaras couesii, vrouw met aanhechtend mannetje. Tony Ayling (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 1.0)

Bekijk een filmpje van diepzeehengelvis Caulophryne jordani (niet in dit onderzoek opgenomen): vrouw met permanent aangehecht mannetje

Bronnen:
Swann, J.B., S.J. Holland, M. Petersen, T.W. Pietsch, T. Boehm, 2020.  The immunogenetics of sexual parasitism. Science, 30 juli online. Doi: 10.1126/science.aaz9445
Fairbairn, D.J., 2013. Odd couples. Extraordinary differences between the sexes in the animal kingdom.  Princeton University Press, Princeton and Oxford, VS. ISBN 978-0-691-14196-1

Tapdans

Baltsende blauwkopastrild trappelt tijdens sprongen

blauwkopastrild voert tapdans uit

Man en vrouw blauwkopastrild tonen hun verbintenis met zang en beweging. Met een hogesnelheidscamera bracht Nao Ota aan het licht dat daar tapdans in verborgen zit.

De complexe balts van de blauwkopastrild, een prachtvinksoort uit Oost Afrika, ziet er leuk uit. De vogel heeft een stukje nestmateriaal in de snavel, zingt en springt. Wat we niet zien is, dat hij bij elke sprong snel een aantal keer met de poten trappelt. Nao Ota maakte die ‘tapdans’ zichtbaar door de balts te filmen met een hogesnelheidscamera. Eerder filmde ze al vogels in het lab, maar nu heeft ze ook opnamen uit het veld.

De vogels leven in monogame paren. Mannetje en vrouwtje lijken op elkaar, maar hij heeft meer blauw in zijn verenkleed dan zij. Beide geslachten geven zang- en dansuitvoeringen.

Verbintenis

De blauwkopastrilds doen dat vooral als hun partner op hetzelfde takje zit, maar ze voeren geen duet uit. In tegenstelling tot mensen kunnen zij zelf het snelle tappen misschien wel waarnemen. Het getrappel is hoorbaar, had Ota al aangetoond, en waarschijnlijk voelen de vogels de trillingen die ontstaan in het takje waar ze op zitten.

Is er, naast het koppel, een andere soortgenoot aanwezig, dan zingen en dansen ze vaker. De vogel die de uitvoering geeft, draait zijn staart dan naar zijn partner toe. Dat lijkt te betekenen, dat de uitvoering op de partner is gericht en de verbintenis onderstreept.

Willy van Strien

Foto: Blauwkopastrild, Uraeginthus cyanocephalus, mannetje. Peter Steward (via Flickr. Creative Commons CC BY-NC 2.0)

Beluister de zang en bekijk de tapdans op YouTube

Bronnen:
Ota, N., 2020. Tap dancers in the wild: field observations of multimodal courtship displays in socially monogamous songbirds. The Science of Nature 107: 30. Doi: 10.1007/s00114-020-01686-x
Ota. N., M. Gahr & M. Soma, 2018. Couples showing off: Audience promotes both male and female multimodal courtship display in a songbird. Science Advances 4: eaat4779. Doi: 10.1126/sciadv.aat4779
Ota. N., M. Gahr & M. Soma, 2017. Songbird tap dancing produces non-vocal sounds. Bioacoustics 26: 161-168. Doi: 10.1080/09524622.2016.1231080
Ota. N., M. Gahr & M. Soma, 2015. Tap dancing birds: the multimodal mutual courtship display of males and females in a socially monogamous songbird. Scientific Reports 5: 16614. Doi: 10.1038/srep16614

Witte klokvogel grootste schreeuwlelijk

Vrouwtje loopt risico op gehoorschade

Witte klokvogel is kampioen schreeuwen

Om een vrouwtje te versieren roept een mannetje witte klokvogel haar van dichtbij zo hard toe, dat zij gehoorschade kan oplopen, denken Jeffrey Podos en Mario Cohn-Haft. Maar ze moet zich wel blootstellen aan de oorverdovende herrie.

Niet alle zangvogels hebben een aangename zang. Er zijn ook schreeuwers bij, mannetjes die zo hard mogelijk roepen. En dat is zeker indrukwekkend. Kampioen schreeuwlelijk onder de vogels was tot nu toe de Zuid-Amerikaanse schreeuwpiha, die een oorverdovende zweepslag laat horen die karakteristiek is voor het Zuid-Amerikaanse regenwoud.
Maar nu blijkt hij toch niet de luidruchtigste; hij wordt overtroffen door de witte klokvogel uit het noordoosten van de Amazone. Diens roep kan drie keer zo luid zijn als die van de schreeuwpiha, stelden Jeffrey Podos en Mario Cohn-Haft vast. Het klokvogelliedje bestaat uit twee tonen en klinkt als een toeter.

Mannetjes van zowel schreeuwpiha als witte klokvogel steken geen tijd in het grootbrengen van hun jongen; het broeden en voeden komt helemaal voor rekening van vrouwtjes. Mannetjes zijn vrij en proberen met zo veel mogelijk vrouwtjes te paren. Om elkaar te overtroeven in aantrekkelijkheid zetten ze het op een schreeuwen, vaak in losse groepen.
De schreeuwpiha moet het daarbij alleen van zijn zang hebben, want hij heeft een saai uiterlijk. Voor de witte klokvogel geldt: het oog wil ook wat. De mannetjes zijn spierwit en hebben een lang zwart, vlezig aanhangsel op hun voorhoofd dat langs hun snavel bungelt.

Snoeihard

Hoe luider de heren schreeuwpiha en witte klokvogel schreeuwen, hoe korter ze het volhouden, bleek uit onderzoek van Podos en Cohn-Haft. Het is kennelijk inspannend om zo’n hard geluid te maken. Vrouwtjes kunnen uit het volume dat een mannetje weet te produceren dan ook afleiden wat zijn kwaliteit is. Ze willen paren met een mannetje van hoge kwaliteit, want dat zal gezonde, sterke jongen opleveren. Zoons van zo’n vader zullen bovendien later ook keihard kunnen schreeuwen, dus aantrekkelijk zijn.

Om mannetjes op grond van hun geluidsvolume te kunnen beoordelen, moeten vrouwtjes bij hen in de buurt komen. Voor klokvogel-vrouwtjes, die een mannetje tot op een meter afstand benaderen, is dat geen pretje, denken de biologen. De mannetjes hebben twee versies van hun liedje: ze roepen meestal hard, ongeveer op het niveau van de schreeuwpiha. Maar ze kunnen ook snoeihard schreeuwen, zo hard als een pneumatische boor, maar liefst drie keer zo luid als de schreeuwpiha. Dat een klokvogelmannetje dat presteert, is te danken aan zijn stevige, gespierde lijf.

Risico

Als een vrouwtje bij een mannetje komt zitten, kiest hij de snoeiharde versie. Met zijn rug naar haar toe brengt hij de eerste toon ten gehore, terwijl kop en staart naar beneden gebogen zijn. Dan draait hij zich bliksemsnel om en slingert de tweede, luidste toon recht naar haar toe.
Zij ziet het aankomen en fladdert achteruit als hij uitbarst, maar is nog zo dichtbij dat ze gehoorschade zou kunnen oplopen.

Ondanks dat risico gaat een vrouwtje toch dicht bij verschillende mannetjes zitten, want ze moet een keus kunnen maken. Het is in zijn belang om zo hard mogelijk te schreeuwen om zich aan te prijzen; het is in haar belang om die oorverdovende herrie te ondergaan, zodat ze een goed oordeel kan vellen.

Willy van Strien

Foto: Witte klokvogel, zingende man. ©Anselmo d’Affonseca

Bekijk en beluister een toeterende witte klokvogel
Vergelijk de roep van een schreeuwpiha met dan van een witte klokvogel

Bron:
Podos, J. & M. Cohn-Haft, 2019. Extremely loud mating songs at close range in white bellbirds. Current Biology 29: R1055–R1069. Doi: 10.1016/j.cub.2019.09.028

Streepkostuum of hanenkam

Springspin-mannen benaderen gevaarlijke vrouwen op twee manieren

gestreepte man Maevia inclemens remt eetlust vrouwtje

De springspin Maevia inclemens heeft twee typen mannetjes. Ze zien er verschillend uit en ze gedragen zich verschillend. Dat komt doordat ze twee strategieën hebben ontwikkeld om zich veilig voort te planten, denken Laurel Lietzenmayer en collega’s.

Maevia inclemens man met hanenkam stimuleert paringslust vrouwtjeBij het Noord-Amerikaanse springspinnetje Maevia inclemens komen de mannetjes in twee typen, en die verschillen zo sterk van elkaar dat het wel twee soorten lijken.
De helft van de mannetjes is pikzwart met bleke poten en heeft drie rechtopstaande plukjes haar op de kop, een soort dwars geplaatste hanenkam. De andere helft is zwart-wit gestreept met opvallende oranje pedipalpen (de ‘bokshandschoentjes’).
Vrouwtjes hebben dus de luxe dat ze kunnen kiezen tussen zeg maar een punker en een man in streepkostuum. Maar de dames zijn helemaal niet kieskeurig: ze reageren op het eerste mannetje dat ze in het oog krijgen.

Het verschil in uiterlijk gaat samen met een verschillende balts. Laurel Lietzenmayer en collega’s schrijven dat daar verschillende strategieën achter zitten om nageslacht te krijgen; beide typen zijn succesvol op hun eigen manier.

Zich groot maken

De mannetjes staan voor een lastig probleem. Om zich voort te kunnen planten, moeten ze als mogelijke partner de aandacht van een vrouwtje trekken. Maar Maevia inclemens is een roofzuchtige soort, en voor vrouwtjes zijn ook mannetjes een prooi. Een mannetje moet erin slagen de paringslust van een vrouwtje op te wekken – en niet haar eetlust.
De punkman blijft op veilige afstand als hij een vrouwtje wil verleiden, zo’n 9 centimeter; de mannetjes meten maar een halve centimeter, vrouwtjes zijn iets groter. Hij maakt zich zo groot mogelijk door op de achterste drie pootparen te gaan staan en zich op te richten. De voorste poten houdt hij boven zich en hij slaat ze ritmisch tegen elkaar; hij beweegt ook pedipalpen en achterlijf.
Hoe groter een man, hoe beter van kwaliteit, denken de onderzoekers. Een vrouwtje zal het liefst met een groot mannetje willen paren omdat zijn nakomelingen zijn goede eigenschappen zullen erven. De hanenkam kan het vrouwtje een extra aanwijzing geven over zijn formaat, want, zo blijkt uit metingen: hoe groter de man, hoe langer zijn haarplukken.

Vreetzucht remmen

Een man in gestreept pak moet dichter bij een vrouwtje komen om haar aandacht te trekken, want op grote afstand ziet ze hem niet. Hij baltst op slechts 3 centimeter van haar af, en loopt groot risico dat hij als prooi gegrepen wordt. Hij maakt zich zo klein mogelijk door zich tegen de grond te drukken. Zo loopt hij zijdelings halve cirkels, terwijl hij zijn voorpoten uitgestrekt voor zich houdt, zo dat ze een driehoek vormen.
Experimenten met prooien (termieten) in verschillende jasjes van gekleurd papier laten zien dat een vrouwtje op kleine afstand een prooi met zwart-wit streeppatroon eerder in de gaten heeft. Toch valt ze zo’n prooi niet vaker aan dan een prooi met een effen grijze of oranje kleur; de strepen onderdrukken kennelijk haar vreetzucht, misschien omdat veel gestreepte prooisoorten giftig zijn.

Twee oplossingen

Beide typen mannetjes lijken dus een eigen oplossing te hebben voor het probleem dat ze met roofzuchtige vrouwtjes te maken hebben, schrijven de onderzoekers. Dat uit zich in een verschillend uiterlijk en verschillend gedrag. De punker prijst zich in de verte aan als partner van hoge kwaliteit, terwijl de man met het streepkostuum van nabij haar aandacht trekt en tegelijkertijd haar agressie remt. Oftewel: de punkman stimuleert vooral haar paringslust, de gestreepte man tempert haar eetlust.
Als een vrouwtje eenmaal belangstelling toont, verloopt de ontmoeting verder voor beide typen mannetjes eender. Ze gedragen zich hetzelfde, maken evenveel kans op een paring en krijgen gemiddeld evenveel nakomelingen. Na de paring lopen ze opnieuw een risico om opgegeten te worden, maar vrijwel altijd weten ze snel genoeg weg te komen.

Erfelijk vastgelegd?

Het verhaal over de verschillende strategieën van Maevia inclemens-mannetjes is nog niet rond, geeft Lietzenmayer aan. Veel vragen staan nog open, bijvoorbeeld: ziet het vrouwtje daadwerkelijk aan de haarplukken hoe groot een punkman is? Vallen baltsende mannetjes met gestreepte poten inderdaad op een veilige manier op?
Daarbij is nog niet bekend of het verschil tussen de mannentypen erfelijk vastligt, en hoe het is ontstaan.
Er zijn maar weinig diersoorten met verschillende mannentypen bekend. Dit opmerkelijke spinnetje is er één van, en het is boeiend om te achterhalen waarom het twee typen mannen heeft.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Maevia inclemens, gestreepte man. Opoterser (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 3.0)
Klein: Maevia inclemens, punkman. Tibor Nagy (via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0)

Bekijk een filmpje van de twee typen mannen en hun balts

Er zijn nog enkele voorbeelden van verschillende mannentypen, onder meer de kemphaan en de Afrkaanse vis Lamprologus callipterus.

Bronnen:
Lietzenmayer, L.B., D.L. Clark & L.A. Taylor, 2019. The role of male coloration and ornamentation in potential alternative mating strategies of the dimorphic jumping spider, Maevia inclemens. Behavioral Ecology and Sociobiology 73: 83. Doi: 10.1007/s00265-019-2691-y
Clark, D.L. & B. Biesiadecki, 2002. Mating success and alternative reproductive strategies of the dimorphic jumping spider, Maevia inclemens (Araneae, Salticidae). The Journal of Arachnology 30: 511-518. Doi: 10.1636/0161-8202(2002)030[0511:MSAARS]2.0.CO;2
Clark, D.L., 1994. Sequence analysis of courtship behavior in the dimorphic jumping spider Maevia inclemens (Araneae, Salticidae). The Journal of Arachnology 22 : 94-107.

Vleermuisrelaties

Vrouw nijlroezet kiest man die zijn fruithap deelde

Hoewel mannetjes van de nijlroezet, een vruchtetende vleermuis, het initiatief tot een paring nemen, bepalen vrouwtjes of het daadwerkelijk doorgaat. Ze hebben een sterke voorkeur voor een vriend die hen vaak liet mee-eten, schrijven Lee Harten en collega’s.

Vleermuizen zijn sociale dieren, en dat geldt ook voor de nijlroezet (Rousettus aegyptiacus), die voorkomt in Afrika en het Midden-Oosten. De vruchtetende dieren leven in grote kolonies van soms duizenden exemplaren. Individuen binnen een groep gaan vriendschapsbanden met een aantal andere aan. Dat houdt in dat ze voedsel delen.
Lee Harten en collega’s schreven eerder al dat de dieren twee manieren hebben om aan voedsel te komen. Een riskante manier is om zelf vruchten uit een boom te pakken. Als een vleermuis in een boom landt om voedsel te halen, loopt hij het gevaar om te worden gegrepen door een roofvijand, zoals een slang of een kat. De vleermuizen plukken dan ook nooit laaghangend fruit, maar foerageren hoog in de bomen. En als een vruchtboom slecht in het blad zit, vliegen ze met hun buit naar een veilige plek om hem daar op te eten.

Er is ook een laffe foerageermethode die de vleermuizen vaak toepassen. Als een soortgenoot een vrucht te pakken heeft, gaan ze op hem af en proberen het lekkers uit zijn bek te pakken. De vleermuis die de vrucht gehaald heeft kan agressief reageren, maar laat zich soms zijn hap aftroggelen.

Schijtlijster

Individuen verschillen in hun aanpak. De een plukt meestal zelf zijn vruchten, de andere zal eerder proberen een ander zijn buit af te pakken. De bietsers zijn wat angstiger aangelegd. Ze durven minder goed op een plek met voedsel te landen, en als ze dat doen, blijven ze met ogen en oren de omgeving in de gaten houden. Meestal komen zij er dan niet aan toe om een vrucht te plukken. Voor schijtlijsters is bietsen een betere optie.
Vaak benaderen ze dan niet een willekeurige soortgenoot, maar ze hebben een of twee maatjes waar ze regelmatig gaan schooien, en die dat toelaten. Zo bestaat een netwerk van relaties.

Mannetjes en vrouwtjes nijlroezet hanteren verschillende strategieën. Mannetjes zullen vaker zelf vruchten verzamelen dan bietsen, terwijl dat bij vrouwtjes andersom is. Alleen in de periode dat vrouwtjes de kleintjes zogen en extra veel energie nodig hebben, halen ze vaker zelf voedsel; een vrouwtje werpt een of twee keer per jaar één jong. Buiten de zoogperiode gaan ze liever bietsen, elk bij haar eigen set van favoriete mannetjes.

Wederkerigheid

Nu laat Harten zien dat die relaties grote consequenties hebben. Hij deed proeven in het lab, waar hij een kolonie in het wild geboren nijlroezetten hield, vijftien mannetjes, tien vrouwtjes en de jongen die in het lab werden geboren. Uit genetische analyse van de kleintjes bleek, dat de vader in de meeste gevallen een van mannen was waar de moeder het liefst bij bietste. De overdracht van voedsel van pa naar ma was het meest intensief geweest in de periode vlak voor de zwangerschap.

Het is niet een directe ruil van voedsel tegen seks, want niet alle voedselrelaties lopen uit op een nakomeling. Maar door te verdragen dat een paar vrouwtjes hem voedsel ontfutselen, zorgt een mannetje dat hij later kans maakt om vader te worden. Hoewel een mannetje het initiatief neemt om te paren, bepaalt een vrouwtje of ze daar op ingaat. In dat geval krijgt het mannetje iets terug voor zijn vrijgevigheid. Die late wederdienst is waarschijnlijk een verklaring, maar misschien niet de enige, dat de dieren vaak voedsel aan een paar andere afstaan.

Elk mannetje heeft een aantal vaste afnemers en een kans om bij één van hen een jong te verwekken. De relaties houden tijdens een broedseizoen stand, maar als het tijd wordt voor een nieuwe zwangerschap, kiezen nijroezet-vrouwtjes een ander mannetje als toekomstige vader.

Willy van Strien

Foto: Nijlroezet met vijg. Artemy Voikhansky (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

Zie ook: vampiervleermuizen delen voedsel met hongerige soortgenoot

Bronnen:
Harten, L., Y. Prat, S.B. Cohen, R. Dor & Y. Yovel, 2019. Food for sex in bats revealed as producer males reproduce with scrounging females. Current Biology, 23 mei online. Doi: 10.1016/j.cub.2019.04.066
Harten, L., Y. Matalon, N. Galli, H. Navon, R. Dor & Y. Yovel, 2018. Persistent producer-scrounger relationships in bats. Science Advances 4: e1603293. Doi: 10.1126/sciadv.1603293

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑