Evolutie en Biodiversiteit

Categorie: seksueel gedrag (Pagina 3 van 9)

Eerst de lasten, dan de lusten

Bijenman bewaakt stiefkinderen vanwege de moeder

Bij de bij Ceratina nigrolabiata zorgen mannetjes voor de nakomelingen van anderen

Mannetjes van de bij Ceratina nigrolabiata beschermen het nest van hun partner. Dat lijkt vreemd, want het broed bestaat voornamelijk uit andermans nakomelingen, laten Michael Mikás en collega’s zien. Toch hebben de mannetjes een goede reden.

Bijenmannetjes doen niet veel. Ja, ze paren met vrouwtjes en dat is natuurlijk van wezenlijk belang, maar daar blijft het bij. Het zijn de vrouwtjes die een nest maken en de nakomelingen verzorgen. Bij solitaire soorten, zoals de soorten die op een bijenhotel afkomen, maakt elk vrouwtje haar eigen nest; sociale soorten, zoals de honingbij, leven in groepen waarin koninginnen eitjes leggen en werksters het werk doen.
Er is één uitzondering, melden Michael Mikát en collega’s: bij de solitaire bij Ceratina nigrolabiata helpen mannetjes wel – maar wonderlijk genoeg vooral met het beschermen van andermans jongen.

Wachter

Een vrouwtje van Ceratina nigrolabiata maakt haar nest in de holle stengel van een plant. Ze kruipt erin, legt een eitje, doet er een voorraad voedsel bij voor de larve die daar uit zal komen, sluit de ruimte af door een muurtje te bouwen en legt opnieuw een eitje in het volgende stuk van de stengel. Uiteindelijk bestaat een nest uit een rijtje van zes à zeven cellen met jongen in een aflopend stadium van ontwikkeling, van binnen naar buiten bekeken. De moeder vertrekt als ze het hele nest bevoorraad heeft.
In bijna alle nesten waar een vrouwtje aan werkt, heeft ze gezelschap van een mannetje, zagen de onderzoekers tijdens hun studie in Tsjechië. Als zij er op uit gaat om voedsel te verzamelen, blijft hij in het nest om het te beschermen tegen roofvijanden zoals mieren; die jaagt hij weg als ze naderbij komen. Hij zit bij het uiteinde met zijn kop naar binnen gericht. Komt ze terug, dan krabt ze op zijn achterlijf en laat hij haar door.
Voor haar is het voordeel duidelijk: dankzij deze wachter kan ze weg om voedsel te halen zonder dat haar nest onbeheerd achter blijft.

Voor hem ligt het anders. Dna-analyses laten zien dat het nest dat hij beschermt in de meeste gevallen geen enkele nakomeling bevat waarvan hij de vader is. Hij zorgt dus voor andermans nageslacht, en dat is vanuit evolutionair oogpunt als regel geen slimme tactiek.

Wisselingen

Het gaat de bijenmannetjes dan ook helemaal niet om de jongen, maar om de moeder. Een mannetje heeft alleen een kans om te paren als hij een vrouwtje vindt en bij haar blijft tot ze er aan toe is; Ceratina nigrolabiata vrouwtjes paren meermalen in hun leven. Dat betekent dat hij bij haar nest moet blijven. Daar doet hij weliswaar meer dan alleen maar afwachten: hij beschermt haar broed actief. Maar die stiefvaderlijke zorg is volgens de onderzoekers een bijproduct van de claim die hij op een vrouwtje legt door bij haar te blijven.
En inderdaad, als de onderzoekers een vrouwtje bij haar nest weghaalden, dan ging het mannetje er ook vandoor en liet hij het broed aan zijn lot over.

En zo is elk vrouwtje verzekerd van een hulpvaardige vrijer. Als zo’n mannetje verdwijnt, is zijn plaats meestal binnen een dag ingenomen door een andere gegadigde.

Ideale hulpen zijn deze stiefvaders niet, want ze blijven gemiddeld maar zeven dagen, terwijl een vrouwtje veertig dagen nodig heeft om haar nest te voltooien. Een nest wisselt dus een paar keer van vader, en in vaderloze perioden gaat het vrouwtje minder vaak weg om voedsel te halen. Hoe meer wisselingen, hoe minder nakomelingen ze dan ook kan bevoorraden. Maar ze krijgt in elk geval hulp, en voor een solitaire bij is dat uniek.

Willy van Strien

Foto: Ceratina nigrolabiata, vrouwtje komt terug bij haar nest in een holle plantenstengel en krabt op het mannetje dat de wacht houdt. ©Lukáš Janošík

Bron:
Mikát, M., L. Janošík, K. Cerná, E. Matoušková, J. Hadrava, V. Bureš & J. Straka, 2019. Polyandrous bee provides extended offspring care biparentally as an alternative to monandry based eusociality. PNAS: 116: 6238-6243. Doi: 10.1073/pnas.1810092116

Humboldtinktvis discrimineert niet

Sperma naar vrouwelijke en mannelijke partners

mannetje humboldtinktvis paart met vrouwtjes en met mannetjes

Mannetjes van de humboldtinktvis zijn royaal met hun zaadcellen; ze paren even makkelijk met een ander mannetje dan met een vrouwtje, ontdekten Henk-Jan Hoving en collega’s.

De paring van de humboldtinktvis, Dosidicus gigas, is apart. Mannetjes produceren spermatoforen, langwerpige, smalle zakjes waarin zaadcellen zijn verpakt, en plaatsen die rond de bek van een partner, tussen diens acht armen en twee tentakels. Elke spermatofoor keert zich vervolgens binnenstebuiten tot een zogenoemd spermatangium dat zich vastzet op de huid.
Is de partner een vrouwtje, dan komen de zaadcellen goed van pas. Als zij eitjes gaat leggen, kan ze de zaadcellen gebruiken om die te bevruchten. Maar de mannetjes zetten hun zaadpakketjes niet alleen af bij vrouwtjes, maar ook bij andere mannetjes, constateerden Henk-Jan Hoving en collega’s. En die doen er niets mee.

De onderzoekers konden het paringsgedrag van de pijlinktvis, die in het oosten van de Stille Oceaan voorkomt, niet direct waarnemen, want de dieren leven op een diepte van honderden meters. Om toch iets van hun gedrag te achterhalen, zochten ze naar spermatangia rond de bek bij gevangen exemplaren, zowel mannetjes als vrouwtjes. Ze troffen de zaadpakketjes bij beide geslachten aan, bij mannetjes en vrouwtjes evenveel. Plaats maar raak, lijkt het motto van parende mannetjes te zijn.
De vraag is waarom ze geen onderscheid maken tussen mannelijke en vrouwelijke soortgenoten, aangezien zaadcellen die ze aan een mannetje geven verspild zijn.

Scherpe tanden

De auteurs hebben daar wel een idee over. De dieren leven in grote gemengde scholen waar ze volop vrouwtjes en mannetjes tegenkomen. De uiterlijke verschillen tussen de geslachten zijn klein, en een mannetje dat wil paren heeft weinig tijd om na te gaan of het exemplaar dat hij voor zich heeft een vrouwtje is. Want als hij niet heel snel zijn spermatoforen tussen armen en tentakels door weet af te leveren, loopt hij gevaar te worden aangevallen. De humboldtinktvis is een roofdier; de zuignappen op zijn tentakels zijn voorzien van scherpe tanden en zijn bek heeft gemene randen.
Kannibalisme komt voor.
Daarom ook kiest een mannetje partners die niet groter zijn, maar even groot als hijzelf. Omdat mannetjes gemiddeld kleiner zijn dan vrouwtjes, plaatst hij zijn spermatoforen vaak op een vrouwtje dat nog niet geslachtsrijp is. Dat is geen punt; zij bewaart het wel tot ze het nodig heeft. Maar er is ook een kans dat hij per ongeluk een mannetje neemt.

Door deze strategie – snel zijn en op safe spelen – verspilt een humboldtinktvis-mannetje inderdaad sperma. Maar dat is geen groot bezwaar. Een mannetje heeft honderden spermatoforen in voorraad en geeft er per paring hooguit 80 weg. Ook al kiest hij vaak per ongeluk een ander mannetje als partner, dan nog kan hij heel wat vrouwtjes bedienen.

In bewaring

Een vrouwtje heeft rond de bek tientallen opslagorgaantjes waarin ze het zaad bewaart. Zaadcellen verlaten na de paring het spermatangium en kruipen over de huid van het vrouwtje naar die opslagorgaantjes toe; die scheiden kennelijk een lokstof ut.
Als het vrouwtje eitjes legt, komen die met miljoenen naar buiten, bijeengehouden in een gelatineuze ronde bal. Op het moment dat die massa eitjes haar bek passeert, komen de zaadcellen uit de opslagorgaantjes te voorschijn, zwemmen er naartoe en bevruchten de eitjes.

Willy van Strien

Foto: Humboldtinktvis. Rick Starr. Credit: NOAA/CBNMS (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Hoving, H-J.T. Fernández‑Álvarez, F.Á., E.J. Portner & W.F. Gilly, 2019. Same‑sex sexual behaviour in an oceanic ommastrephid squid, Dosidicus gigas (Humboldt squid). Marine Biology 166: 33. Doi: 10.1007/s00227-019-3476-6
Fernández-Álvarez, F.Á., R. Villanueva, H-J.T. Hoving & W.F. Gilly, 2018. The journey of squid sperm. Reviews in Fish Biology and Fisheries 28: 191-199. Doi: 10.1007/s11160-017-9498-6

Romantiek in zee

Mosselkreeftjes maken sprookjesachtige verlichting

mosselkreeftje verdedigt zich met licht tegen vis

Met een prachtig lichtspel proberen mannelijke mosselkreeftjes een vrouwtje te lokken. Elke soort heeft zijn eigen showprogramma, met ofwel hele korte flitsen, ofwel lichtjes die seconden lang blijven gloeien. Nicholai Hensley en collega’s onderzochten de chemie daarachter.

Het moet sprookjesachtig mooi zijn: tientallen blauwe lichtjes die dansen in het donkere water van de Caribische Zee. Het schouwspel is weggelegd voor wie aan het begin van de nacht duikt of snorkelt. De lichtkunstenaars zijn mosselkreeftjes van de familie Cypridinidae, kreeftjes van hooguit een paar millimeter groot met een schaal die uit twee kleppen bestaat. Dat lijkt op de schelp van een mossel, vandaar de naam.
Een even treffende benaming is zeevuurvliegjes.
Nicholai Hensley en collega’s verdiepen zich in hun gedrag en in de scheikunde achter het licht.

Slijmbolletjes

Mosselkreeftjes maken licht door slijm uit te stoten met twee stoffen erin, varguline en het enzym c-luciferase. Die stoffen gaan in zeewater een reactie met zuurstof aan waarbij blauw licht vrijkomt.
De mosselkreeftjes gebruiken hun licht op de eerste plaats als verdediging tegen roofvijanden. Als een vis een mosselkreeftje oppakt, produceert die een wolk lichtgevend slijm dat via de kieuwen van de vis naar buiten stroomt. De vis schrikt, en wordt zichtbaar voor zijn eigen roofvijanden. Hij spuugt het hapje maar gauw uit.

Bij de Cyprinidae-mosselkreeftjes die in de Caribische Zee leven gebruiken de mannetjes dezelfde lichtreactie ook op een veel subtielere manier en met een heel ander doel: ze maken lichtgevende slijmbolletjes om een vrouwtje tot paring verleiden. En dat levert de sprookjesachtige taferelen op.

Lijn van lichtjes

De best bekende versierder met lichtreclame is het mosselkreeftje Photeros annecohenae, een van de meest voorkomende soorten voor kust van Belize. In het eerste donkere uur van de nacht, als de zon onder is en ook de maan niet schijnt, geven groepen mannetjes een lichtshow boven zeegrasvelden. Ze moeten zich van hun beste kant laten zien, want er is veel concurrentie om vrouwtjes. De meeste vrouwtjes zijn namelijk niet beschikbaar. Vrouwtjes houden hun bevruchte eitjes een tijdlang in een broedbuidel bij zich, en hebben in die periode geen interesse in het andere geslacht.
Amerikaanse biologen onderzochten de baltsende mannetjes in het lab, bij infrarood licht. Zo’n mannetje zwemt eerst een rondje vlak boven het zeegras en laat dan een stuk of drie slijmbolletjes los die als felle lichtflitsen te zien zijn, waarschijnlijk om de aandacht op zich te vestigen. Vervolgens zwemt hij in een smalle spiraal omhoog en plaatst onderweg met regelmatige tussenpozen iets zwakkere lichtbolletjes in het water. Hij zwemt snel, maar remt steeds even af om een lichtbolletje te maken.
Zo ontstaat een lijn van ongeveer twaalf achtereenvolgens kort opflitsende lichtjes die 60 centimeter lang kan zijn. Als hij boven is, schiet hij terug naar beneden om aan een nieuwe serie te beginnen. Vaak sluiten andere mannetjes zich bij hem aan en laten synchroon hun lichtjes meeflitsen.

Onderscheppen

Vrouwtjes die willen paren beoordelen de mannetjes op hun show. Vindt een vrouwtje een mannetje interessant, dan zwemt ze op hem af zonder zelf licht te maken. Dankzij zijn regelmatige flitspatroon weet zij hem vlak boven zijn laatste lichtflits te treffen. Opzet geslaagd.
Mannetjes proberen ook wel een vrouwtje aan de haak te slaan zonder zelf licht te produceren. Ze onderscheppen dan een vrouwtje dat naar een ander mannetje onderweg is.
Zelf een show beginnen, meeflitsen met een ander of stiekem op een vrouwtje af gaan: een mannetje kan makkelijk schakelen tussen deze opties.

Eigen show

In de Caribische Zee komen ook veel andere soorten Cypridinidae voor, en er leven er meestal een stuk of tien op dezelfde plaats. Omdat elke soorten zijn eigen karakteristieke lichtshow heeft, vindt een vrouwtje makkelijk een partner van de goede soort. De shows verschillen onder meer in het traject dat een mannetje aflegt, het aantal lichtbolletjes dat hij in het water plaatst, de helderheid van het licht, de afstand en het tijdsinterval tussen lichtjes en de tijd dat een lichtje zichtbaar blijft.

Romantisch

Hensley ging na hoe dat verschil in levensduur van de lichtbolletjes ontstaat. Hoewel alle soorten dezelfde chemische reactie uitvoeren om de bolletjes te maken, loopt die duur sterk uiteen: sommige soorten, zoals Photeros annecohenae, maken flitsen die slechts een fractie van een seconde aanhouden, andere maken lichtjes die wel 15 seconden blijven gloeien.
Het blijkt dat het enzym c-luciferase tussen de soorten verschilt, en de ene variant doet de lichtreactie sneller verlopen dan de andere. Dat bepaalt hoe snel een slijmbolletje uitdooft. Daarnaast hangt de duur van de reactie af van de hoeveelheid varguline ten opzichte van de hoeveelheid enzym: hoe meer varguline, hoe langer het duurt voordat het allemaal is omgezet en het licht dooft.

Overigens maken baltsende mannetjes veel minder licht dan een beestje in nood. Romantische sfeerverlichting hoeft niet zo groots en fel te zijn.

Willy van Strien

Foto: Lichtgevende wolk rond een visje dat een mosselkreeftje wilde opeten. De vis zal het mosselkreeftje uitspugen © Trevor Rivers & Nicholai Hensley

De zeerups gebruikt licht als verdedigingsmiddel op een andere manier

Bronnen:
Hensley, N.M., E.A. Ellis, G.A. Gerrish, E. Torres, J.P. Frawley, T.H. Oakley & T.J. Rivers, 2019. Phenotypic evolution shaped by current enzyme function in the bioluminescent courtship signals of sea fireflies. Proceedings of the Royal Society B 286: 20182621. Doi: 10.1098/rspb.2018.2621
Rivers, T.J. & J.G. Morin, 2013. Female ostracods respond to and intercept artificial conspecific male luminescent courtship displays. Behavioral Ecology 24: 877–887. Doi: 10.1093/beheco/art022
Rivers, T.J. & J.G. Morin, 2012. The relative cost of using luminescence for sex and defense: light budgets in cypridinid ostracods. The Journal of Experimental Biology 215, 2860-2868. Doi: 10.1242/jeb.072017
Morin, J.G. & A.C. Cohen, 2010. It’s all about sex: bioluminescent courtship displays, morphological variation and sexual selection in two new genera of Caribbean ostracodes. Journal of Crustacean Biology 30: 56-67. Doi: 10.1651/09-3170.1
Rivers, T.J. & J.G. Morin, 2009. Plasticity of male mating behaviour in a marine bioluminescent ostracod in both time and space. Animal Behaviour 78: 723-734. Doi: 10.1016/j.anbehav.2009.06.020
Rivers, T.J. & J.G. Morin, 2008. Complex sexual courtship displays by luminescent male marine ostracods. The Journal of Experimental Biology 211: 2252-2262. Doi: 10.1242/jeb.011130

Alles uit de kast

Kolibrieman schittert voluit gedurende één ogenblik

mannetje breedstaartkolibrie voert spetterende show op

Om zoveel mogelijk vrouwtjes te versieren, voeren mannetjes van de breedstaartkolibrie strakke duikvluchten uit. Van beweging, kleur en geluid maken ze een spectaculair geheel, laten Ben Hogan en Cassie Stoddard zien.

Met een opvallende vertoning probeert een mannetje breedstaartkolibrie (Selasphorus platycercus) een vrouwtje te verleiden. Hij maakt een aantal U-vormige duikvluchten achter elkaar waarbij hij van grote hoogte (tot 30 meter!) met ruisende vleugels naar beneden komt zetten. Het diepste punt van de duik is vlakbij het begeerde vrouwtje, dat zelf stil zit. Op dat punt haalt hij alles uit de kast: hij scheert met een topsnelheid van ruim 20 meter per seconde langs haar heen terwijl hij zijn staartveren zoemende geluiden laat maken. Het vrouwtje ziet zijn iriserende helderrode keelvlek voor haar ogen razendsnel tot donkergroen verkleuren. Dan klimt hij omhoog om een nieuwe duik te kunnen maken.

De flitsshow is zo snel dat wij niet kunnen volgen wat er precies gebeurt. Maar Ben Hogan en Cassie Stoddard maakten video- en geluidsopnamen van een groot aantal shows en analyseerden die.

Oogwenk

Een volledige duikvlucht duurt ongeveer 6,5 seconden. Op het diepste punt, het hoogtepunt van de vertoning, stemt het vogeltje de verschillende onderdelen nauwkeurig op elkaar af, zo blijkt uit het onderzoek. Hij laat zijn topsnelheid, de zoemgeluiden en de kleurverandering vrijwel samenvallen, zodat alles binnen 300 milliseconden plaatsvindt, letterlijk in een oogwenk. Als hij vanuit het dieptepunt meteen weer omhoog schiet, daalt de toonhoogte van het geluid dat vleugels en staartveren maken sterk, net als bij een langsrijdende sirene (het Dopplereffect).

Het geheel moet een verpletterende indruk op een vrouwtje maken. Anderzijds: ze is niet anders gewend, want alle mannetjes vertonen dit kunstje. De kolibriemannetjes helpen niet met nestbouw en de zorg voor de jongen; daar draaien de vrouwtjes alleen voor op. Het streven van mannetjes is om bij zoveel mogelijk vrouwtjes jongen te krijgen. Met hun strakke duikvlucht prijzen ze hun erfelijke kwaliteit aan, die gezond en aantrekkelijk nageslacht belooft.

Maar hoe makkelijk laat een vrouwtje zich verleiden? De onderzoekers hebben nog niet uitgezocht wat precies het aantrekkelijke van een show is en hoe die in haar ogen perfect wordt uitgevoerd.

Willy van Strien

Foto: Greg Schechter (Flickr/Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Manakins kunnen er ook wat van: zie stukjes over langstaartmanakin, goudkraagmanakin en stompveermanakin.

Bron:
Hogan, B.G. & M.C. Stoddard, 2018. Synchronization of speed, sound and iridescent color in a hummingbird aerial courtship dive. Nature Communications 9: 5260. Doi: 10.1038/s41467-018-07562-7

Kogelvis met nestdrang

Eindeloos greppels graven levert een kunstwerk op

Kogelvis Torquigener albomaculosus graaft greppels om nest te maken

Duizenden keren schuurt het mannetje van de kogelvis Torquigener albomaculosus een rechtlijnig greppeltje uit in het zand volgens simpele regels. Ryo Mizuuchi en collega’s laten zien hoe dat een reusachtig en prachtig zandfiguur oplevert.

Nest van kogelvis Torquigener albomaculosus is geometrisch zandfiguurDuikers vonden in 1995 een cirkelvormige structuur met een mooi regelmatig patroon op de zandige bodem van de subtropische zee rond zuidelijke eilanden van Japan; de doorsnee was maar liefst twee meter. Kort daarna werden er meer gevonden. Men keek er vreemd van op. Hoe waren deze mysterieuze zandfiguren ontstaan?

Het antwoord was al even verrassend als de vondst zelf: de maker bleek het mannetje van een onbekende kogelvis te zijn, een onopvallend opdondertje van maar zo’n tien centimeter lang. Hij kreeg de naam Torquigener albomaculosus. Zijn reusachtige bouwwerk is zijn nest. Dat bestaat uit een middencirkel met fijn zand en daaromheen een ring van 25 tot 30 in stralen georiënteerde greppels en richels; halverwege is de ring wat ingedeukt en zijn de greppels ruimer.

Versiering

Hiroshi Kawase en collega’s beschreven hoe het visje zeven tot negen dagen bezig is om het indrukwekkende bouwwerk te creëren. Hij maakt eerst tientallen onregelmatige kuiltjes in het zand, waarschijnlijk om zijn bouwterrein af te bakenen. Op de tweede dag begint zich een basispatroon af te tekenen, met een vlakke middencirkel en een vage aanzet van greppels en richels. De vis maakt de greppels door over de bodem te schuren en met buik en vinnen zand op te laten wervelen. De volgende dagen groeit de middencirkel en worden de greppels en richels ernaast steeds duidelijker. Door het gewoel van de vis komt het fijnste zand eerst op de bodem van de greppels terecht om zich daarna in de middencirkel te verzamelen.
Uiteindelijk brengt de kogelvis in de middencirkel een onregelmatig patroon aan met zijn aarsvin. Hij legt nog wat stukjes schelp en koraal op de richels ter versiering. En dan is hij klaar om vrouwtjes te ontvangen – want daar was het allemaal om begonnen.

Zorg

Als zich een vrouwtje bij de ring vertoont, nodigt hij haar uit om in de cirkel te komen door daar lekker veel fijn zand op te gooien. Dat ziet zij graag, want op fijn zand legt ze haar eitjes. Is ze binnen, dan begint een spel van toenadering. Hij stuift op meermalen haar af en trekt zich weer terug, zij doet soms alsof ze weggaat. Uiteindelijk laat ze zich op de bodem zakken om eitjes te leggen, en terwijl hij haar achter haar bek bijt stort hij zijn zaad erover uit. Zo paaien ze een aantal keer. Dan vertrekt ze, om misschien weer terug te komen. Het mannetje ontvangt deze dag meerdere vrouwtjes in zijn nest.

Daarna breekt een nieuwe periode voor hem aan: de zorg voor de eitjes is zijn taak. Hij wappert erover met zijn vinnen, houdt ze schoon en verjaagt vissen die in de buurt komen. Onderhoud aan het bouwwerk pleegt hij nu niet meer, zodat het patroon vervaagt en het verzamelde fijne zand zich weer verspreidt. Na zes dagen staan de larven op uitkomen en dan wappert hij extra veel. Als hij opnieuw gaat broeden, zal hij een nieuw nest maken in plaats van het oude te repareren.

Herhaling

Intussen blijft de vraag hoe deze kogelvis zo netjes een reusachtig bouwsel met zo’n mooi geometrisch ontwerp weet te maken. Hij bevindt zich vlak boven de bodem en heeft dus geen overzicht over het geheel.
Dat is ook niet nodig, laten Ryo Mizuuchi en collega’s nu zien. Het komt vanzelf goed doordat het visje een eenvoudige handeling – een greppel graven – duizenden keren herhaalt en daarbij een paar simpele regels toepast.
Die regels leiden de onderzoekers af uit hun waarnemingen. Ze zagen hoe het mannetje het centrum van de cirkel markeert door zijn buik op de grond te drukken. Vervolgens schuurt hij steeds een rechtlijnige greppel uit. Aanvankelijk legt hij de greppels kriskras aan, maar later laat hij ze steeds vaker naar het middelpunt van de cirkel wijzen. Bij het graven in de toekomstige ring werkt hij altijd van buiten naar binnen. Het patroon wordt steeds duidelijker doordat hij steeds op een lage plek begint, dus waar zich al een greppel aftekent en geen richel. In de middencirkel graaft hij ook, maar dan vooral van binnen naar buiten; dat is waarschijnlijk om de cirkel af te bakenen.

Beoordelen

De onderzoekers speelden het proces volgens deze regels na op de computer en zagen inderdaad de ringstructuur met greppels en richels verschijnen. Ze ontdekten ook dat hoe dikker of sterker het mannetje is, hoe breder zijn greppels worden. Wie weet gebruiken vrouwtjes de greppelbreedte ook om een mannetje te beoordelen, naast de hoeveelheid zand die hij opgooit. Het onderzoek naar deze vis is nog niet af.

Willy van Strien

Foto’s: Hiroshi Kawase (via Flickr, Creative Commons CC BY-NC 2.0)

Dit BBC-filmpje laat zien hoe het kogelvis-mannetje zijn prachtige nest bouwt

Bronnen:
Mizuuchi, R., H. Kawase, H. Shin, D. Iwai & S. Kondo, 2018. Simple rules for construction of a geometric nest structure by pufferfish. Scientific Reports 8: 12366. Doi: 10.1038/s41598-018-30857-0
Kawase, H., R. Mizuuchi, H. Shin, Y. Kitajima, K. Hosoda, M. Shimizu, D. Iwai & S. Kondo, 2017. Discovery of an earliest-stage “mystery circle” and development of the structure constructed by pufferfish, Torquigener albomaculosus (Pisces: Tetraodontidae). Fishes 2: 14. Doi: 10.3390/fishes2030014
Kawase, H., Y. Okata, K. Ito & A. Ida, 2015. Spawning behavior and paternal egg care in a circular structure constructed by pufferfish, Torquigener albomaculosus (Pisces: Tetraodontidae). Bulletin of Marine Science 91: 33-43. Doi: 10.5343/bms.2014.1055
Kawase, H., Y. Okata & K. Ito, 2013. Role of huge geometric circular structures in the reproduction of a marine pufferfish. Scientific Reports 3 : 2106. Doi: 10.1038/srep02106

Gruwelijke oppepper

Gehavende cicade verspreidt schimmelsporen via seks

Magicicada-soorten worden gemanipuleerd door Massospora-schimmels

Massospora-schimmels produceren stofjes die wij kennen als drugs, schrijven Greg Boyce en collega’s. Daarmee sturen ze het gedrag van cicaden waarin ze woekeren. Die ondergaan een gruwelijk lot.

De schimmel Massospora cicadina infecteert cicaden van het geslacht Magicicada en weet het gedrag van de insecten zo te manipuleren dat zij de schimmelsporen op soortgenoten overbrengen. Dat doen ze gruwelijk genoeg vooral door seksueel actief te blijven terwijl hun achterlijf al grotendeels is verwoest en veranderd in een schimmelmassa. Greg Boyce en collega’s proberen te achterhalen hoe de schimmel zijn naargeestige invloed uitoefent.
Magicicada-soorten, die leven in het oosten van Noord-Amerika, laten zich bijna nooit zien. Ze brengen hun leven grotendeels in de grond door als nimfen, de onvolwassen vorm. Slechts eens per zoveel jaar – er zijn soorten die er dertien en soorten die er zeventien jaar over doen – kruipen volgroeide nimfen de grond uit; dat gebeurt per soort en per gebied gelijktijdig en massaal. Ze vervellen tot volwassen cicaden die slechts vier tot zes weken te leven hebben. Ze paren en de vrouwtjes leggen hun eitjes op boomtakken. Jonge nimfen laten zich vallen en verdwijnen onder de grond.

De ongewone levenscyclus maakt het natuurlijke vijanden zoals vogels heel moeilijk om zich op volwassen cicaden te specialiseren. Ze zouden immers jarenlang geen slachtoffers kunnen vinden, en dan ineens, eenmaal in de dertien of zeventien jaar, een overdonderende hoeveelheid.

Maar de schimmel Massospora cicadina kan met de cyclus van de cicaden omgaan.

Paarpogingen

De sporen van deze schimmel rusten in de bodem totdat de nimfen naar boven komen, en dan infecteren ze die. Nadat de nimfen zijn verveld, woekert de schimmel in het achterlijf van de volwassen insecten. Uiteindelijk valt het achterste gedeelte, inclusief geslachtsdelen, af en wordt een schimmelmassa met sporen zichtbaar.
De zwaar gehavende cicaden proberen ondanks alles te paren, en zijn daarin fanatieker dan normaal. Dat is natuurlijk volkomen zinloos voor henzelf. Maar de schimmel profiteert, want de ongelukkige cicaden brengen tijdens de paarpogingen sporen over op andere volwassen cicaden.
In deze beestjes vormt de schimmel een tweede infectiestadium. Omdat de tijd voor de volwassen cicaden inmiddels bijna ten einde loopt, zit een derde besmettingsronde er niet meer in. De schimmel vormt in het tweede infectiestadium dan ook geen infectieve sporen, maar rustende sporen. Die vallen op de bodem, waar ze wachten tot de volgende generatie cicaden verschijnt.

Mannetjes biseksueel

Eerder dit jaar beschreven John Cooley en collega’s afwijkend gedrag bij mannetjes die in de eerste ronde, dus als nimf, geïnfecteerd zijn. Normaal zingen mannetjes in koor om vrouwtjes te lokken. Als een vrouwtje in de buurt van een mannetje komt en belangstelling heeft, maakt ze een klikkende vleugelbeweging die is afgestemd op zijn zang. Hij laat daarop complexere zang horen, zij antwoordt weer met een strak getimede klik, en er ontstaat een ‘duet’ terwijl de twee elkaar vinden.
Met schimmel geïnfecteerde mannetjes lokken vrouwtjes op dezelfde manier, maar daarnaast beantwoorden ze de zang van andere mannetjes met vrouwelijke vleugelklikken. Gevolg is dat niet alleen vrouwtjes, maar ook mannetjes op hen af komen – en besmet worden. De schimmelinfectie grijpt zo extra snel om zich heen.

Opvallend is dat alleen mannetjes met het eerste infectiestadium zich een vrouwelijke rol naast een mannelijke rol aanmeten. Mannetjes met een schimmelinfectie van het tweede stadium, waarin geen sporen ontstaan die andere dieren besmetten, vertonen geen vrouwelijk gedrag.

Stimulerend middel

Nu laat Greg Boyce zien hoe de schimmel ingrijpt in het gedrag van de cicaden. Onder de stoffen die de schimmel in het achterlijf van de cicade maakt is cathinon. Dat is bekend als de werkzame stof in qat, die vrijkomt bij kauwen op bladeren van de plant qat, Catha edulis. Het is verrassend dat een plant en een schimmel deze stof delen. De stof is verwant aan amfetamine, oftewel speed, een stimulerende drug, en werkt in op de communicatie tussen zenuwcellen. Kennelijk resulteert dat bij mannetjes-cicaden in abnormaal, vrouwelijk gedrag.
In het eerste infectiestadium, als cicaden de sporen op soortgenoten kunnen overbrengen, maakt de schimmel meer van deze stimulerende stof aan dan in het tweede stadium. Het laat zien hoe gericht de schimmel zijn slachtoffers manipuleert.

Een andere Massospora-schimmelsoort infecteert cicaden met een jaarlijkse cyclus (Platypedia-soorten), en ook deze schimmel stuurt het seksuele gedrag van zijn slachtoffers bij, ontdekten Boyce en collega’s. Hij produceert psilocybine, een hallucinogene stof die bekend is van bepaalde paddenstoelen (paddo’s), waaronder het puntig kaalkopje. Ook al een opmerkelijke vondst, want de schimmel is niet aan deze paddenstoelen verwant.

Willy van Strien
Dit is een bewerking van een stuk dat ik eerder dit jaar schreef voor Bionieuws

Foto: Magicicada septendecim. Judy Gallagher( Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Boyce, G.R., E. Gluck-Thaler, J.C. Slot, J.E. Stajich, W.J. Davis, T.Y. James, J.R. Cooley, D.G. Panaccione, J. Eilenberg, H.H. De Fine Licht, A.M. Macias, M.C. Berger, K.L. Wickert, C.M. Stauder, E.J. Spahr, M.D. Maust, A.M. Metheny, C. Simon, G. Kritsky, K.T. Hodge, R.A. Humber, T. Gullion, D.P.G. Short, T. Kijimoto, D. Mozgai, N. Arguedas & M.T. Kasson, 2018. Discovery of psychoactive plant and mushroom alkaloids in ancient fungal cicada pathogens. BioRxiv preprint, 24 juli. Doi: 10.1101/375105
Cooley, J.R., D.C. Marshall & K.B.R. Hill, 2018. A specialized fungal parasite (Massospora cicadina) hijacks the sexual signals of periodical cicadas (Hemiptera: Cicadidae: Magicicada). Scientific Reports 8: 1432. Doi: 10.1038/s41598-018-19813-0
Cooley, J.R. & D.C. Marshall, 2001. Sexual signaling in periodical cicadas, Magicicada spp. (Hemiptera: Cicadidae). Behaviour 138, 827-855. Doi: 10.1163/156853901753172674

Flamingo’s gebruiken cosmetica

Vrouwtjes maken zich mooier op dan mannetjes

Flamingo kiest kleurrijke partner

Om bij elkaar in de smaak te vallen maken flamingo’s zich op. Ze smeren een kleurversteviger uit over hun veren om die bij te kleuren. Vooral vrouwtjes laten daarmee zien wat ze waard zijn, schrijven Juan Amat en collega’s.

Flamingo’s, zowel mannetjes als vrouwtjes, gaan voor de beste partner die ze maar krijgen kunnen, en paarvorming is een omslachtig proces. Maanden voordat het broeden begint komen de vogels in grote gemengde groepen bijeen om elkaar te zien en gezien te worden. Ze paraderen met uitgestrekte nek en opgezette veren. En als ze een partner hebben uitgekozen, is het spel nog niet uit. Ze blijven om zich heen kijken, en als het even kan ruilen ze hun maatje in voor een beter exemplaar. Dat wederzijds keuren en kiezen gaat door totdat ze daadwerkelijk gaan broeden.
Het is belangrijk om in zo’n groep op te vallen met een mooi roze verenkleed. Een kleurrijke vogel is namelijk zeer gewild; hij heeft al snel een even aantrekkelijke partner te pakken. Samen kunnen ze een goede nestplaats in de broedkolonie bezetten, met een voorsprong op minder populaire vogels.

Een mooie kleur is niet voor niets zo in trek. De veerkleur ontstaat doordat de vogels bij de aanleg van nieuwe veren, tijdens de rui aan het eind van de zomer, kleurstoffen (carotenoïden) inbouwen die ze uit hun voedsel halen. Een mooie kleur betekent dat de vogel er goed in is geslaagd om voedsel te bemachtigen. Bovendien kan hij het zich permitteren om de pigmenten daarin in zijn veren te stoppen. Dat betekent dat hij niet onder druk staat, want dan zou hij de pigmenten moeten inzetten om celschade door stress te voorkomen. De stoffen zijn namelijk antioxidanten; ze vangen de schadelijke zuurstofradicalen weg die bij stress ontstaan. Kortom, een vogel die mooi gekleurd uit de rui komt, is gezond en in goede conditie.

Maar tussen de perioden van rui en partnerkeus zit een lange tijd waarin die oorspronkelijke kleur vervaagt, en in die tijd kan de conditie van een vogel beter of slechter geworden zijn. Aan de oorspronkelijke veerkleur is de huidige conditie niet af te lezen. Hoe moeten de vogels dan een goede keuze maken?

Cosmetica

Er is een oplossing voor dat probleem: de vogels kunnen de veerkleur verstevigen, hadden Juan Amat en collega’s in 2011 laten zien; ze onderzoeken een grote kolonie gewone of Europese flamingo’s (Phoenicopterus roseus) die broedt op eilandjes en dijkjes in de zilte Zuid-Spaanse lagune Fuente de Piedra, een natuurgebied.
Flamingo’s produceren een was in de stuitklier met kleurstoffen die uit het voedsel komen. Ze gebruiken de was als make-up die ze op hun veren aanbrengen door hun wangen langs die klier te strijken en vervolgens langs nek, borst en rug. Zo krijgen de veren een kleur die een actueel beeld van gezondheid en conditie geeft, want alleen sterke vogels vinden voldoende voedsel om pigmenten te vergaren en kunnen het zich veroorloven om daarmee hun veren te verven. Zij hebben bovendien de tijd om de veerkleur regelmatig bij te werken, wat nodig is omdat de opgebrachte pigmenten snel verbleken.
Amat liet zien dat hoe meer was de vogels smeren, hun dieper roze hun kleur wordt. Ze produceren de kleurversteviging vooral in de periode van paarvorming, wanneer ze zich veelvuldig opmaken. Dan zijn ze op hun mooist. Als ze eenmaal gaan broeden – ze krijgen één jong per paar-, onderhouden ze de kleur niet meer, zodat die vervaagt. De ouders blijven bijeen tot hun jong zelfstandig is, met zo’n drie maanden. Dan gaan ze uiteen – en in oktober begint het langdurige spel van opmaak en partnerkeuze opnieuw.

Inspanning

Nu laat Amat zien dat vrouwtjes gemiddeld kleurrijker zijn dan mannetjes. Ze smeren even vaak make-up op, maar hun stuitklierwas bevat een hogere concentratie pigment. Kennelijk is het voor vrouwtjes belangrijker om te laten zien wat ze waard zijn.
Dat is verklaarbaar volgens de onderzoekers. De zorg voor een jong vraagt van de moeder meer dan van de vader. De moerassen waar de vogels foerageren liggen maar liefst 150 tot 400 kilometer van de broedkolonie af. Het is dus nogal een inspanning om voedsel te halen. Moeder doet dat vaker dan vader en ze is bovendien kleiner, dus de tocht is zwaarder voor haar. Zij moet van tevoren, bij de paarvorming, een kandidaat-partner ervan zien te overtuigen dat ze die zorgtaak aankan door met een mooie roze kleur voor de dag te komen.

Als het kuiken er is, vervaagt de kleur van de moeder sneller dan die van haar partner. Want zij staat nu onder grotere druk en heeft de kleurstoffen nodig om schade door stress te bestrijden. En mooi zijn hoeft niet meer – totdat het volgende paarseizoen begint.

Willy van Strien

Foto: Bernard Dupont (Wikimedia Commons, CC BY-SA 2.0)

Kijk hoe flamingo’s flaneren

Bronnen:
Amat, J.A., A. Garrido, F. Portavia, M. Rendón-Martos, A. Pérez-Gálvez, J. Garrido-Fernández, J. Gómez, A. Béchet & M.A. Rendón, 2018. Dynamic signalling using cosmetics may explain the reversed sexual dichromatism in the monogamous greater flamingo. Behavioral Ecology and Sociobiology 72: 135. Doi: 10.1007/s00265-018-2551-1
Amat, J.A., M.A. Rendón, J. Garrido-Fernández, A. Garrido, M. Rendón-Martos & A. Pérez-Gálvez, 2011. Greater flamingos Phoenicopterus roseus use uropygial secretions as make-up. Behavioral Ecology and Sociobiology 65: 665-673. Doi: 10.1007/s00265-010-1068-z

Mannen in de overgang

Pijlinktvisman moet groeien in zijn rol als partner

mannetjes van pijlinktvis Doryteuthis pleii maken een complexe ontwikkeling door

Pijlinktvismannen beginnen als weinig succesvolle minnaars. Pas later treden ze doortastender op en stijgt hun kans op nakomelingschap. Daar gaan grote veranderingen mee gepaard, ontdekten Lígia Apostólico en José Marian.

Sneu. Kleine mannetjes bij pijlinktvissen als Doryteuthis pleii, een soort die voor de kust van Brazilië leeft, kunnen wel paren, maar ze moeten het doen op een onhandig tijdstip en op een minder gelukkige manier, als stiekemerds (‘sneakers’). Grote mannen gaan als volwaardige partners (‘consorts’) veel effectiever te werk, zoals Lígia Apostólico en José Marian rapporteren.

Afschietmechaniekje

Paren houdt bij pijlinktvissen in dat een mannetje pakketjes met sperma afgeeft aan een vrouwtje. Met een speciale arm haalt hij die pakketjes, spermatoforen, uit de spermatoforenzak, waar ze gemaakt zijn, en zet ze met een snelle beweging op haar huid. Dan is hij klaar, de spermapakketjes zelf doen de rest. Met een afschietmechaniekje keert een pakketje zich binnenstebuiten; het zet zich vast en de zaadcellen zwemmen eruit.

Een groot mannetje kan zijn spermapakketjes goed kwijt. Hij benadert een vrouwtje dat op het punt staat om eitjes te gaan leggen, komt naast haar met de kop in dezelfde richting als zij, steekt zijn speciale arm achter haar kop onder de mantel die haar lijf omhult en zet zijn spermatoforen naast de opening van de eileider. De zaadcellen komen zo direct in contact met de eitjes, die in een snoer naar buiten komen. Het mannetje bewaakt het vrouwtje en probeert rivalen op afstand te houden met flikkerende kleurpatronen, want als een ander ook met haar paart, krijgen zijn zaadcellen concurrentie.

Op een kluitje

Een klein mannetje maakt tegenover zo’n grote, stoere bink geen kans. Hij komt daarom op minder spannende momenten in actie, als er geen eitjes op komst zijn. Hij steekt zijn arm niet onder de mantel van een vrouwtje, maar hij brengt zijn kop voor die van haar en zet zijn spermapakketjes onder haar bek, die tussen de krans van armen ligt. Als ze later eitjes legt, houdt ze de eisnoeren even tussen haar armen voordat ze die op de bodem afzet, en dan hebben de zaadcellen van een sneakermannetje een kans – voor zover de eitjes niet al zijn bevrucht door zaad van een grote vent, dat er immers meteen bij was.

De zaadcellen van kleine mannetjes zijn aangepast aan de ongelukkige plaats waar ze worden afgezet en de wachttijd waarmee ze te maken hebben, en hun spermatoforen verschillen van die van stoere mannetjes. Kleine mannetjes hebben kleinere en dunnere spermatoforen; na het binnenstebuiten keren zijn ze kort en knotsvormig. De zaadcellen komen er langzaam uit en blijven op een kluitje bij de uitgang zitten, waar ze voorlopig niets te doen hebben. De spermatoforen van stoere mannetjes zijn wat groter en nadat ze binnenstebuiten zijn gekeerd, zijn ze lang en haakvormig. De zaadcellen schieten in een krachtige stroom naar buiten en verspreiden zich meteen. De eitjes die verschijnen gaan door een wolk van zaadcellen.

Nu hebben Apostólico en Marian bij Doryteuthis pleii ook wat mannetjes gevonden die zowel spermatoforen maken van het sneakertype als van het consorttype en vaak ook een tussenvorm. Qua afmeting zitten deze mannetjes tussen klein en groot in, met een mantel van ongeveer 17 centimeter lang. De sneakerachtige-pakketjes zijn ouder en liggen vooraan in de spermatoforenzak, de consortpakketjes zijn jonger en liggen achteraan, de tussenvormen bevinden zich in het midden.

Omslag

Dat wijst erop dat een mannetje als stiekemerd begint en, als hij een kritische grootte heeft bereikt, verder gaat als stoere partner, en alle veranderingen doorvoert die daarbij horen. Leeftijdsschattingen laten inderdaad zien dat sneakers jonger zijn dan consorts; die schattingen zijn gebaseerd op de omvang van piepkleine steentjes in de evenwichtsorganen, statolieten, die dagelijks wat aangroeien. De omslag moet heel snel gaan, want er worden maar weinig mannetjes in de overgang gevonden.

De mannetjes maken tijdens hun leven, dat minder dan een jaar duurt, dus een ingrijpende ontwikkeling door. Ze zijn nog klein zijn als ’s zomers het paarseizoen aanbreekt, maar worden dan toch al geslachtsrijp zodat ze aan de voortplanting kunnen beginnen, zij het voorlopig slechts als weinig succesvolle stiekemerds.

Maar misschien doorlopen niet alle mannetjes dat pad, denken Apostólico en Marian. Mannetjes die vroeg zijn geboren, dat wil zeggen in nazomer of herfst, hebben veel tijd voordat het paarseizoen begint. Zij kunnen lang doorgroeien voordat ze seksueel actief worden, en kunnen dan meteen als stoere vrijer optreden.

Willy van Strien

Foto: Alvaro E. Migotto (Cifonauta. Creative Commons CC BY-NC SA 3.0)

Bronnen:
Apostólico, L.H. & J.E.A.R. Marian, 2018. From sneaky to bully: reappraisal of male squid dimorphism indicates ontogenetic mating tactics and striking ejaculate transition. Biological Journal of the Linnean Society 123: 603-614. Doi: 10.1093/biolinnean/bly006
Apostólico, L.H. & J.E.A.R. Marian, 2018. Dimorphic male squid show differential gonadal and ejaculate expenditure. Hydrobiologia 808: 5-22. Doi: 10.1007/s1075
Apostólico, L.H. &  J.E.A.R. Marian, 2017. Dimorphic ejaculates and sperm release strategies associated with alternative mating behaviors in the squid. Journal of Morphology. 278: 1490-1505. Doi: 10.1002/jmor.20726

Zwarter dan zwart

Veren van paradijsvogels houden vrijwel al het licht vast

Veel paradijsvogels hebben superzwarte veren

Veel paradijsvogels hebben schitterende kleuren. De helderheid ervan is deels een illusie die ontstaat door de donkere veren rondom de kleuren. Die zijn niet gewoon zwart, maar superzwart, laten Dakota McCoy en collega’s zien.

Paradijsvogels, die vooral voorkomen in Nieuw-Guinea, hebben hun naam niet voor niets. De vogelfamilie omvat veel soorten waarvan de mannetjes schitterende kleuren hebben, uitbundige versieringen dragen en spannende dansen uitvoeren. Met hun spectaculaire verschijning proberen ze vrouwtjes te verleiden.
Bij de balts spelen zwarte veren een belangrijke rol, schrijven Dakota McCoy en collega’s. De zwarte veren waarmee deze vogels pronken zijn namelijk niet gewoon zwart, maar superzwart: ze absorberen vrijwel al het licht – meer dan 99,5 procent – dat er op valt. Tegen die diepzwarte achtergrond komen blauwe en gele tinten feller over dan ze zijn; het lijkt alsof de kleuren licht geven. Zulk superzwart materiaal is uiterst zeldzaam in de natuur.

Rafelige randen

De onderzoekers laten zien dat het diepzwarte uiterlijk het gevolg is van de afwijkende oppervlaktestructuur die de kleinste onderdelen van de veren hebben. Een veer bestaat uit een schacht waarop baarden zijn ingeplant die weer zijn bezet met baardjes. Normaal gesproken zijn die baardjes glad, met alleen haakjes die in elkaar grijpen en de veer stevig maken. Ook de zwarte veren van bijvoorbeeld kraaien en raven hebben zulke gewone baardjes, net als de zwarte veren van paradijsvogels die geen rol spelen in hun show, zoals rugveren.

Maar de baardjes van superzwarte veren zijn anders. Ze hebben zeer rafelige, opgekrulde randen, waartussen zich diepe en grillige holten bevinden. Die structuur houdt vrijwel al het licht dat er op valt gevangen. Een normaal zwart oppervlak absorbeert 95 à 97 procent van het opvallende licht en kaatst de overige 3 à 5 procent terug. Maar in de microrimboe van rafels en holten van superzwarte veren stuit het licht keer op keer op obstakels die het verstrooien, en elke keer verdwijnt een deel van het licht in het materiaal, waar het wordt geabsorbeerd. Uiteindelijk kaatst nog geen halve procent van het licht terug, zodat de veren er superzwart uitzien voor wie voor zo’n mannetje staat – bijvoorbeeld een kieskeurig vrouwtje.

Willy van Strien

Foto: Baltsende man van Victoria’s geweervogel, Ptiloris victoriae. Francesco Veronesi (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 2.0)

Er zijn mooie filmbeelden van baltsende paradijsvogels te zien op YouTube: een filmpje van BBC Earth, nog een van BBC Earth, en een van Cornell University over de prachtgeweervogel.

Bron:
McCoy, D.E., T. Feo, T.A. Harvey & R.O. Prum, 2018. Structural absorption by barbule microstructures of super black bird of paradise feathers. Nature Communications 9:1. Doi: 10.1038/s41467-017-02088-w

Ontwapend, maar niet machteloos

Cactuswants met handicap levert meer zaad

Cactuswants Narnia femorata die een poot amputeert, heeft grotere testes

Met hun vergrote achterpoten vechten cactuswants-mannetjes om een territorium te verdedigen of een vrouwtje te kunnen benaderen. Maar wat als een mannetje een van die wapens verliest, vroegen Paul Joseph en collega’s zich af.

De cactuswants Narnia femorata is niet voor één gat te vangen. Als een roofvijand een poot te pakken heeft, als er een klem zit of beschadigd is, dan stoot hij die af. Dankzij die zelf-amputatie overleeft hij het onheil, maar hij heeft voortaan wel een poot minder om op te staan en mee te lopen; een verloren poot groeit niet meer aan.
Voor een mannetje is het extra vervelend als hij een van beide achterpoten moet opofferen, want daarmee vecht hij met andere mannetjes het bezit van een territorium of de toegang tot een vrouwtje uit. Maar verliest hij een achterpoot voordat hij volgroeid is, dan kan hij dat compenseren, schrijven Paul Joseph en collega’s.

Narnia femorata op de vrucht van een schijfcactusDe wantsen leven op cactussen in het zuidwesten van de Verenigde Staten, Mexico en delen van Midden-Amerika, onder meer op de schijfcactus Opuntia mesacantha. Ze eten van de cactus, het liefst van de rijpe vruchten. Vrouwtjes leggen hun eitjes op de planten en zoeken ook daarvoor bij voorkeur rijpe vruchten op.

Fel gevecht

Mannetjes proberen een cactusterritorium te verdedigen. Komt er een indringer op hun terrein, dan keren beide mannen elkaar de rug toe om met de achterpoten te dreigen, te schoppen en te worstelen tot een van de twee het opgeeft. In aanwezigheid van een vrouwtje – dus als er veel op het spel staat – is het gevecht feller. Dan zal het mannetje met de grootste achterpoten winnen. De achterpoten van mannetjes zijn wapens: groter en dikker dan gewone poten en getand.

Een mannetje dat een van de achterpoten verliest, krijgt het dus moeilijk. Hij kan niet tegen een intacte rivaal op en dat maakt de kans dat hij met een vrouwtje zal paren aanzienlijk kleiner. Maar hij kan misschien iets tegenover zijn handicap stellen, veronderstelde Joseph, door extra te investeren in de aanleg van de testes (zaadballen). Dat zou alleen kunnen als de poot verloren gaat voordat het mannetje is volgroeid; wantsen hebben geen volledige gedaantewisseling met een popstadium, maar groeien geleidelijk.
Om na te gaan of mannetjes die in hun jeugd een achterpoot verliezen inderdaad grotere testes maken, deed Joseph experimenten waarbij hij jonge wantsen een poot liet afstoten door die met een pincet vast te houden en met een kwastje te kriebelen; dat lijkt op wat er in het echt kan gebeuren. En ja hoor: na zo’n behandeling werden de testes van een mannetje extra groot, terwijl verder alles normaal bleef.

Meer zaad

En heeft een mannetje daar iets aan? De onderzoekers sloten gehandicapte en onbehandelde mannetjes afzonderlijk een etmaal op met een vrouwtje. Ze telden daarna hoeveel eitjes de vrouwtjes legden en hoeveel er daarvan uitkwamen, dat wil zeggen: bevrucht waren.
De meeste vrouwtjes legden ruim twintig eitjes en daarvoor maakte het niet uit of ze wel of niet gepaard hadden. Van de legsels van vrouwtjes die een onbehandelde partner toegewezen hadden gekregen kwamen vaker eitjes uit dan van een vrouwtje met een gehandicapt mannetje. Kennelijk slaagden mannetjes die een achterpoot misten er minder vaak in om te paren.
Maar áls het tot een paring kwam, dan bleken ontwapende mannetjes een groter deel van de gelegde eitjes te hebben bevrucht. Met hun extra forse testes wierpen ze meer zaad in de strijd en zo hadden ze per paring meer nakomelingen dan intacte mannetjes.

Mannetjes hebben dus een mogelijkheid om het verlies van een wapen goed te maken. Maar dat geldt alleen als ze dat op jonge leeftijd verliezen. Anders hebben ze pech gehad.

Willy van Strien

Foto’s
Groot: Cactuswants Narnia femorata; mannetje dat een achterpoot heeft afgestoten. © Christine Miller
Klein: Cactuswants, intact mannetje op een cactusvrucht. Cotinis (via Flickr, Creative Commons CC BY-NC-SA 2.0)

Bronnen:
Joseph, P.N., Z. Emberts, D.A. Sasson & C.W. Miller, 2017. Males that drop a sexually selected weapon grow larger testes. Evolution, 20 november online. Doi: 10.1111/evo.13387
Procter, D.S., A.J. Moore & C.W. Miller, 2012. The form of sexual selection arising from male-male competition depends on the presence of females in the social environment. Journal of Evolutionary Biology 25: 803–812. Doi: 10.1111/j.1420-9101.2012.02485.x

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑