Het was zo eenvoudig begonnen

Evolutie en Biodiversiteit

Pagina 12 van 43

Klimplant mijdt mijten

Ranken buigen weg van aangevreten steunplant

klimplant Cayratia japonica voorkomt contact met spintmijt

Als de Aziatische klimplant Cayratia japonica met zijn ranken houvast zoekt bij andere planten, is hij voorzichtig. De ranken trekken zich terug zodra ze de aanwezigheid van spintmijt bespeuren, constateren Tomoya Nakai & Shuichi Yano.

Klimmen kan de Aziatische klimplant Cayratia japonica uitstekend: in Amerika, waar hij is ingevoerd, is hij bekend onder de naam bushkiller. De ranken van de plant wikkelen zich om stengels van andere planten, zodat de klimplant naar het licht kan groeien. De ranken grijpen zich vast aan alles wat ze kunnen bereiken.
Nou ja: niet aan alles. Ze trekken zich terug als ze op een plant stuiten waar bonenspintmijt op zit, laten Tomoya Nakai & Shuichi Yano zien. Bonenspintmijt of rode spintmijt (Tetranychus urticae) is een klein spinachtig beestje dat plantensap uit bladeren opzuigt; de bladeren overleven dat vaak niet. De mijten kunnen op honderden plantensoorten leven. Als hun aantal ergens te hoog wordt, lopen ze naar een andere plek. Omdat ze daarbij elkaars spoor volgen, zijn ze al gauw met een hele groep op zo’n nieuwe plaats.

Spinsel

Door zijn fysieke contact met andere planten zou een klimplant makkelijk een infectie met deze schadelijke beestjes kunnen oplopen. Dat moet hij niet hebben. Nu blijkt dat Cayratia japonica een doeltreffende manier heeft om te voorkómen dat er mijten op komen. Zo gauw een rank een plant met spintmijt aanraakt, laat die rank los en krult zich van de aangetaste plant af.
De onderzoekers lieten dat mooi zien in het lab, waar ze een aantal klimplanten elk naast een bonenplant zetten die ofwel schoon was, ofwel veel mijten droeg. Ze legden de beweging van de ranken vast in een versnelde film met behulp van time-lapsefotografie, waarbij ze één filmbeeld per minuut maakten.

De vraag was vervolgens: waaraan herkent zo’n rank de aanwezigheid van spintmijt? Pikt hij de vluchtige stoffen op die een bonenplant aan de lucht afgeeft als hij wordt aangevreten? Of voelt hij het web waarmee de mijten het oppervlak van een plant bedekken om daaronder veilig te zijn voor roofvijanden?
Uit experimenten bleek dat de vluchtige stoffen die aangetaste bonenplanten afgeven geen effect hebben op de tastende ranken. Maar mijtenspinsel heeft dat wel: na contact met een spintmijtweb buigen de ranken meteen weg. Nakai en Yano probeerden het ook met spinnenzijde, maar daarop reageerden de ranken niet. De klimplant reageert dus direct en specifiek op de aanwezigheid van spintmijt.

Dat verkleint de kans dat mijten massaal overlopen van steunplant naar klimplant. Er steken er wel een paar over tijdens het korte contactmoment, maar die zijn vervolgens zonder web niet veilig en vertrekken weer.

Willy van Strien

Foto: 石川 Shihchuan (via Flickr. Creative Commons CC BY-NC-SA 2.0)

Bron:
Nakai, T. & S. Yano, 2019. Vines avoid coiling around neighbouring plants infested by polyphagous mites. Scientific Reports 9: 6589. Doi: 10.1038/s41598-019-43101-0

Zelfmoord-reparatieteam

Jonge luizen spuiten zich leeg om gat in nest te dichten

Nymphen van Nipponaphis monzeni repareren gat in nest met lichaamsvloeistof

In gallen op de winterhazelaar leven Japanse bladluizen, Nipponaphis monzeni. Een gat in de wand van zo’n gal zou het einde betekenen van de kolonie die erin woont, ware het niet dat luizensoldaten hun leven offeren om het gat te dichten. Mayako Kutsukake en collega’s laten zien hoe ze dat doen.

De Japanse bladluis Nipponaphis monzeni is sociaal: de dieren leven in kolonies van familieleden. Jonge exemplaren, nimfen, doen een tijdlang dienst als soldaat voordat ze volwassen worden en zich voortplanten. Het is hun taak om het nest, dat is gevestigd in gallen op de takken van de winterhazelaar (Distylium racemosum), te verdedigen en te repareren als het beschadigd is.

Dat laatste doen ze op spectaculaire wijze. In een zelfmoordactie spuiten ze namelijk hun lichaamsvloeistof naar buiten om het gat daarmee te stoppen. De vloeistof stolt tot een hard korstje. Mayako Kutsukake en collega’s wilden weten hoe dat in zijn werk gaat.

Kwetsbaar nest

gal op winterhazelaar waarin Nipponaphis monzeni leeftDe kolonies van Nipponaphis monzeni worden gesticht door vrouwtjes die zich maagdelijk voortplanten. Zo ontstaat een kolonie van zusters die genetisch identiek zijn en identieke dochters voortbrengen. De luizen dwingen de hazelaar waarop ze leven om een gesloten, hol gezwel te vormen, een gal. Daarin leven de diertjes van plantensap dat ze aan de binnenkant van de galwand opzuigen; zij hebben in deze fase geen vleugels.
De gal blijft lang klein, maar na drie tot vijf jaar begint hij in de lente flink uit te groeien. In de zomer die volgt is hij volgroeid – tot acht centimeter lang – en biedt hij onderdak aan duizenden luizen.
In het najaar daarop verschijnen gevleugelde luizen. Zij maken een opening in de wand en vliegen weg naar een tweede gastheerboom, een eik. Daar paren ze en brengen ze een nieuwe generatie koloniestichtsters voort.

Een volgroeide gal heeft een verhoute, keiharde wand en biedt daarmee een veilig onderkomen. Maar tijdens de groei bestaat de wand uit zacht plantenweefsel en is het nest kwetsbaar. Rupsen van motten die hazelaarbladeren eten, knagen zich makkelijk zo’n gal in en vreten al doende ook luizen op. De soldaten laten dat niet toe, maar vallen de vijand aan: ze klimmen op hem en steken hem dood met hun monddelen.
Maar dan zitten ze nog met de opening die de rups in de galwand gemaakt heeft. Die moet dicht, want er kunnen andere vijanden of ziekteverwekkers door binnenkomen, of het nest kan uitdrogen.

Knap pleisterwerk

Japanse onderzoekers hadden al laten zien hoe de soldaten het gat repareren met een heuse zelfmoordactie. Ze komen met tientallen of honderden op het gat af en spuiten door twee buisjes op het achterlijf een grote hoeveelheid witte lichaamsvloeistof naar buiten, de hemolymfe die vergelijkbaar is met ons bloed. Met hun poten mengen ze het goedje en smeren ze keurig het gat dicht. Sommige soldaten worden daarbij ingemetseld, andere raken buitengesloten. En allemaal schrompelen ze in als ze hun lichaamsvloeistof kwijt zijn en gaan ze dood.
Maar het gat is gemaakt; de vulling hardt uit en wordt zwart. Daardoor heeft de kolonie een grote kans om de schade te overleven. Na het dichten volgt herstel van de galwand. De soldaten zetten de boom aan om het pleisterwerk aan de binnenkant met nieuw plantenweefsel te bedekken.

Stollingsproces

Kutsukake heeft nu onderzocht met welke stoffen de soldaten de reparatie uitvoeren. De lichaamsvloeistof, zo laat ze zien, bevat veel merkwaardige, grote cellen van een tot dusver onbekend type die stampvol zitten met vetbolletjes en het enzym fenoloxidase; in de vloeistof zelf zitten lange eiwitten en de verbinding tyrosine.
Als de soldaten hun lichaamsvloeistof uitstoten, scheuren de cellen en komen de vetbolletjes vrij. Het gat wordt meteen gedicht met een zachte, vettige klodder. Tegelijk komen de andere bestanddelen met elkaar in contact, en dan komt een stollingsproces op gang waarin de eiwitten tot een netwerk aan elkaar geklonken worden. Dat netwerk verstevigt het vettige vulsel en maakt er een korstje van.
De onderzoekers veronderstellen dat het proces is afgeleid van het proces waarmee wondjes zich sluiten. Alleen hebben de soldaten de bestanddelen in extreem grote hoeveelheden in voorraad, veel en veel meer dan nodig is voor wondheling.

Met hun unieke reparatiegedrag gaan de jeugdige soldaten van Nipponaphis monzeni  tot het uiterste om hun kolonie te verdedigen: ze geven hun leven. Dankzij dat offer overleeft een groot deel van hun familie. Anders was de hele kolonie verloren geweest.

Willy van Strien

Foto’s : ©Mayako Kutsukake
Groot: soldatennimfen van Nipponaphis monzeni vullen een gat met hun lichaamsvloeistof
Klein: gal waarin Nipponaphis monzeni leeft

Op een filmpje laten de onderzoekers zien hoe de soldaten een gat in de galwand dichten

Bronnen:
Kutsukake, M., M. Moriyama, S. Shigenobu, X-Y. Meng, N. Nikoh, C. Noda, S. Kobayashi & T. Fukatsu, 2019. Exaggeration and cooption of innate immunity for social defense. PNAS, 15 april online. Doi: 10.1073/pnas.1900917116
Kutsukake, M., H. Shibao, K. Uematsu & T. Fukatsu, 2009. Scab formation and wound healing of plant tissue by soldier aphid. Proceedings of the Royal Society B 276: 1555-1563. Doi: 10.1098/rspb.2008.1628
Kurosu, U., S. Aoki & T. Fukatsu, 2003. Self-sacrificing gall repair by aphid nymphs. Proceedings of the Royal Society London B (Suppl.) 270: S12-S14. Doi: 10.1098/rsbl.2003.0026

Discrete uitnodiging

Arabische babbelaar vraagt partner mee naar verborgen plekje

Arabische babbelaar heeft subtiele manier om partner uit te nodigen te paren

Anders dan andere dieren houdt de Arabische babbelaar zijn seksleven privé. Hij heeft een subtiele manier om een beoogde partner uit te nodigen voor een verborgen paring, zoals Yitzchak Ben Mocha en collega’s zagen.

Dieren zoeken niet speciaal afzondering op voor seks. Maar de Arabische babbelaar, Argya squamiceps, is een uitzondering. De vogels, die leven in stabiele familiegroepen van twee tot twintig individuen, willen geen pottenkijkers bij een intiem samenzijn. Een stel dat gaat paren, zorgt dat het uit het zicht is van hun groepsgenoten: op een behoorlijke afstand, in of achter dicht struikgewas.
Yitzchak Ben Mocha en collega’s beschrijven hoe de vogels een partner meekrijgen naar zo’n verborgen plekje zonder dat andere vogels het in de gaten hebben.

Arabische babbelaars leven in open, droge landschappen van het Arabisch Schiereiland en Israel, waar elke groep een territorium verdedigt. Per groep is er maar één stel dat zich voortplant, het dominante paar. Van vrijwel alle jongen in de groep zijn zij de ouders. De overige volwassen groepsleden zijn ondergeschikt en helpen de jongen grootbrengen. Als de eieren zijn uitgebroed, blijven die nog twee weken in het nest. Daarna duurt het nog eens acht weken tot ze zelfstandig zijn. In die periode hebben ze zorg nodig, in de vorm van bescherming en voedsel.

Onopvallend

De onderzoekers observeerden een populatie en zagen hoe de vogels een subtiele manier hebben om een ander uit te nodigen voor een paring. Ze gaan op een plek staan die alleen voor die andere vogel zichtbaar is terwijl ze een voorwerp in de bek hebben; vaak schudden ze wat met de kop. Het voorwerp kan van alles zijn, zoals een takje, blad, vrucht, beestje of stukje eischaal.
Het signaal valt nauwelijks op, maar de partner verstaat de boodschap. Als hij op de uitnodiging ingaat en nadert, loopt de initiatiefnemer weg of verstopt zich in de vegetatie, en de partner volgt. Verliezen de twee het contact, dan komt de initiatiefnemer terug, zorgt dat hij in het gezichtsveld van de ander staat en herhaalt de uitnodiging.
Meestal komt het inderdaad tot een paring. Maar als er een ander groepslid opduikt, gooit de initiatiefnemer het voorwerp weg en blaast de onderneming af.

Het getoonde voorwerp is niets bijzonders, maar gewoon een dingetje dat toevallig voor het grijpen ligt. Het dient dus niet om indruk te maken. Het is ook geen gift; het is vaak wel eetbaar, maar dat maakt niet uit voor de manier waarop de uitgenodigde partner reageert. Het tonen is puur bedoeld om een andere vogel onopvallend uit te nodigen voor een heimelijke paring.

Cruciale hulp

Zelfs de dominante vogels, die niet bang hoeven zijn dat ondergeschikten een paring zullen durven verstoren, houden hun seksuele gedrag angstvallig verborgen. Waarom is dat? Daar hebben de schrijvers een verklaring voor.
De zorg van ondergeschikte groepsgenoten is cruciaal voor het grootbrengen van de jongen. Zonder die zorg hebben zij een kleinere kans om de volwassen leeftijd te bereiken. Bovendien blijven ze lichter en leren ze minder goed om zelf hun voedsel te zoeken.
Het dominante stel wil die kostbare hulp niet op het spel zetten. Met openlijke paringen, opperen de onderzoekers, zouden ze spanningen in de groep  kunnen veroorzaken en dan kunnen ondergeschikten vertrekken of mot krijgen. Dat is niet de bedoeling. De ouders bewaren liever de rust door hun liefdesleven privé te houden.

Willy van Strien

Foto: Greg Schechter (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Uitnodiging voor verborgen copulatie op YouTube

Bronnen:
Ben Mocha, Y. & S. Pika, 2019. Intentional presentation of objects in cooperatively breeding Arabian babblers (Turdoides squamiceps). Frontiers in Ecology and Evolution 7: 87. Doi: 10.3389/fevo.2019.00087
Ben Mocha, Y., R. Mundry & S. Pika, 2018. Why hide? Concealed sex in dominant Arabian babblers (Turdoides squamiceps) in the wild. Evolution and Human Behavior 39: 575-582. Doi: 10.1016/j.evolhumbehav.2018.05.009
Ridley, A.R., 2007. Factors affecting offspring survival and development in a cooperative bird: social, maternal and environmental effects. Journal of AnimalEcology 76: 750-760. Doi: 10.1111/j.1365-2656.2007.01248.x

Wie durft?

Vrouw met zwarte kop gaat bij Gouldamadine voorop

Gouldamadine met zwarte kop is dapperder

Als Gouldamadines gaan drinken, is niet elke vogel bereid om als eerste de veilige bomen te verlaten. Er zit een patroon in de volgorde waarmee ze zich bij een drinkplaats wagen, laten Andrias O’Reilly en collega’s zien.

Water drinken is een hachelijke onderneming voor de Gouldamadine, een zangvogel uit het noordwesten van Australië. Het is een kleurrijke soort. Als de vogels op de grond bij een beek of plas zitten, hebben roofvogels ze zo in de gaten, en ze zijn daar dus minder veilig dan in de bomen. Maar ze hebben geen keus: drinken moet. Eén keer per dag, ’s morgens vroeg, wagen ze het erop. Ze gaan in  groepjes. En ze zijn niet allemaal even dapper, zagen Andrias O’Reilly en collega’s.

Persoonlijkheid

Dat was al bekend uit het lab. Gouldamadines hebben verschillende kopkleuren; de meeste vogels (70 procent) hebben een zwarte kop, andere (30 procent) een rode en een enkele (minder dan 1 procent) een gele. Onderzoek had laten zien dat die kleur gekoppeld is aan persoonlijkheid: dieren met een rode kop zijn agressiever, vogels met een zwarte kop zijn nieuwsgieriger en hebben meer lef. De onderzoekers vroegen zich af of dat in het wild ook zo is. Een verschil in lef zou dan zichtbaar moeten zijn bij een riskante bezigheid, zoals water drinken.
Dus observeerden ze de vogels bij hun dagelijkse drinkpartij en noteerden ze wat voor type vogel als eerste naar de drinkplaats ging en dus het grootste risico nam. Ze deden dat onderzoek aan het eind van het broedseizoen, toen de jongen al konden vliegen.

De Gouldamadines blijken geen helden te zijn. Ze gaan alleen naar beneden om te drinken als er al andere vogels bij het water zitten. Zijn die er niet, dan blijven ze in de bomen zitten wachten totdat er andere vogels verschijnen.

Risico

Pas dan durven ze ook. En dan zijn de vogels met een zwarte kop het meest bereid om voorop te gaan, zo bleek. Dat komt dus overeen met wat in het lab gevonden was. De zwartkoppige vogels lopen minder risico omdat ze minder opvallen dan de roodkoppige, is de verklaring.
Jonge vogels zijn nog niet op kleur en vallen nog minder op. Toch laten zij de volwassen vogels voorop gaan. Het idee is dat de jonkies voorzichtiger zijn omdat ze nog weinig ervaring hebben.

Aan het begin van de onderzoeksperiode  zijn het vooral de vrouwtjes die als eerste naar het water gaan. De verklaring daarvoor is dat vaders nog een poosje voor de kleintjes zorgen als die pas zijn uitgevlogen; gedurende deze periode blijven de mannetjes bij de voorzichtige jongen, dus moeten de vrouwtjes de leiding nemen. Vooral de zwartkoppige doen dat dan.

Willy van Strien

Foto: Gouldamadine, mannetje met zwarte kop. Linda de Volder (via Flickr; Creative Commons CC BY-NC-ND 2.0)

Zie ook: rode heethoofden en zwarte lefgozers

Bron:
O’Reilly, A.O., G. Hofmann & C. Mettke-Hofmann, 2019. Gouldian finches are followers with blackheaded females taking the lead. PLoS ONE 14: e0214531. Doi: 10.1371/journal.pone.0214531

Eerst de lasten, dan de lusten

Bijenman bewaakt stiefkinderen vanwege de moeder

Bij de bij Ceratina nigrolabiata zorgen mannetjes voor de nakomelingen van anderen

Mannetjes van de bij Ceratina nigrolabiata beschermen het nest van hun partner. Dat lijkt vreemd, want het broed bestaat voornamelijk uit andermans nakomelingen, laten Michael Mikás en collega’s zien. Toch hebben de mannetjes een goede reden.

Bijenmannetjes doen niet veel. Ja, ze paren met vrouwtjes en dat is natuurlijk van wezenlijk belang, maar daar blijft het bij. Het zijn de vrouwtjes die een nest maken en de nakomelingen verzorgen. Bij solitaire soorten, zoals de soorten die op een bijenhotel afkomen, maakt elk vrouwtje haar eigen nest; sociale soorten, zoals de honingbij, leven in groepen waarin koninginnen eitjes leggen en werksters het werk doen.
Er is één uitzondering, melden Michael Mikát en collega’s: bij de solitaire bij Ceratina nigrolabiata helpen mannetjes wel – maar wonderlijk genoeg vooral met het beschermen van andermans jongen.

Wachter

Een vrouwtje van Ceratina nigrolabiata maakt haar nest in de holle stengel van een plant. Ze kruipt erin, legt een eitje, doet er een voorraad voedsel bij voor de larve die daar uit zal komen, sluit de ruimte af door een muurtje te bouwen en legt opnieuw een eitje in het volgende stuk van de stengel. Uiteindelijk bestaat een nest uit een rijtje van zes à zeven cellen met jongen in een aflopend stadium van ontwikkeling, van binnen naar buiten bekeken. De moeder vertrekt als ze het hele nest bevoorraad heeft.
In bijna alle nesten waar een vrouwtje aan werkt, heeft ze gezelschap van een mannetje, zagen de onderzoekers tijdens hun studie in Tsjechië. Als zij er op uit gaat om voedsel te verzamelen, blijft hij in het nest om het te beschermen tegen roofvijanden zoals mieren; die jaagt hij weg als ze naderbij komen. Hij zit bij het uiteinde met zijn kop naar binnen gericht. Komt ze terug, dan krabt ze op zijn achterlijf en laat hij haar door.
Voor haar is het voordeel duidelijk: dankzij deze wachter kan ze weg om voedsel te halen zonder dat haar nest onbeheerd achter blijft.

Voor hem ligt het anders. Dna-analyses laten zien dat het nest dat hij beschermt in de meeste gevallen geen enkele nakomeling bevat waarvan hij de vader is. Hij zorgt dus voor andermans nageslacht, en dat is vanuit evolutionair oogpunt als regel geen slimme tactiek.

Wisselingen

Het gaat de bijenmannetjes dan ook helemaal niet om de jongen, maar om de moeder. Een mannetje heeft alleen een kans om te paren als hij een vrouwtje vindt en bij haar blijft tot ze er aan toe is; Ceratina nigrolabiata vrouwtjes paren meermalen in hun leven. Dat betekent dat hij bij haar nest moet blijven. Daar doet hij weliswaar meer dan alleen maar afwachten: hij beschermt haar broed actief. Maar die stiefvaderlijke zorg is volgens de onderzoekers een bijproduct van de claim die hij op een vrouwtje legt door bij haar te blijven.
En inderdaad, als de onderzoekers een vrouwtje bij haar nest weghaalden, dan ging het mannetje er ook vandoor en liet hij het broed aan zijn lot over.

En zo is elk vrouwtje verzekerd van een hulpvaardige vrijer. Als zo’n mannetje verdwijnt, is zijn plaats meestal binnen een dag ingenomen door een andere gegadigde.

Ideale hulpen zijn deze stiefvaders niet, want ze blijven gemiddeld maar zeven dagen, terwijl een vrouwtje veertig dagen nodig heeft om haar nest te voltooien. Een nest wisselt dus een paar keer van vader, en in vaderloze perioden gaat het vrouwtje minder vaak weg om voedsel te halen. Hoe meer wisselingen, hoe minder nakomelingen ze dan ook kan bevoorraden. Maar ze krijgt in elk geval hulp, en voor een solitaire bij is dat uniek.

Willy van Strien

Foto: Ceratina nigrolabiata, vrouwtje komt terug bij haar nest in een holle plantenstengel en krabt op het mannetje dat de wacht houdt. ©Lukáš Janošík

Bron:
Mikát, M., L. Janošík, K. Cerná, E. Matoušková, J. Hadrava, V. Bureš & J. Straka, 2019. Polyandrous bee provides extended offspring care biparentally as an alternative to monandry based eusociality. PNAS: 116: 6238-6243. Doi: 10.1073/pnas.1810092116

Zorg voor iedereen

Moeder oorwurm koestert andermans eitjes en adopteert weesjes

Oorwurm zorgt ook voor andermans nakomelingen

De eitjes van een ander vrouwtje behandelt een oorwurm-moeder even zorgzaam als haar eigen eitjes, schrijven Sophie Van Meyel en collega’s. Eerder hadden Janine Wong en Mathias Kölliker ontdekt dat ze bereid is om jonge wezen in haar gezin op te nemen.

Oorwurmen zijn niet bepaald geliefd, maar eigenlijk zijn het ontzettend leuke beestjes. Bijzonder is de uitvoerige, complexe broedzorg die vrouwtjes aan hun nakomelingen verlenen.
Een vrouwtje van de gewone oor­wurm, Forficula auricularia, legt laat in het najaar twintig tot veertig eitjes in een holletje in de grond. De hele winter verblijft ze in dat nest en verzorgt ze haar legsel. En dat is maar goed ook: zonder haar aanwezigheid zouden bijna alle eitjes verloren gaan, laten Sophie Van Meyel en collega’s zien. Met haar kaken houdt een moeder haar eitjes schoon om schimmels en ziekteverwekkers te weren. Ze beschermt haar legsel tegen roofvijanden. Ze zorgt dat de eitjes niet uitdrogen. En ze verlegt ze als dat nodig is.

Dat is al mooi, maar: ze geeft die aandacht ook aan de eitjes van een ander als het zo uitkomt.

Gewichtsverlies

Is het legsel van een oorwurm-moeder vervangen door dat van een ander vrouwtje, dan verzorgt ze dat met dezelfde inzet, zag Van Meyel toen ze in het lab verwisselingsproeven deed met legsels van vijf dagen oud. De eitjes krijgen de geur van de moeder, dus een vrouwtje zou vreemde eitjes moeten kunnen herkennen. Maar toch wijst zij ze niet af. De verzorging van eitjes eist veel van een vrouwtje, want tot de jongen zijn uitgekomen gaat ze er niet op uit om voedsel te zoeken, en dat duurt een paar maanden. Ze verliest dan ook gewicht.
Maar vreemd genoeg is het winterse gewichtsverlies voor een vrouwtje zonder eitjes nog groter. Er is buiten kennelijk weinig voedsel te vinden. Waarschijnlijk eet een moeder wat van haar eitjes op om te overleven. En misschien verklaart dit dat ze een vreemd legsel koestert als haar eigen legsel, want het bezit van eitjes garandeert dat ze niet hoeft te verhongeren. Dat ze iets van het legsel opeet zij haar vergeven, aangezien zonder haar toewijding bijna geen enkel eitje de winter door zou komen.

Wezen

In het vroege voorjaar komen de jongen uit. Oorwurmen maken geen volledige gedaantewisseling door met een larve- en een popstadium, maar de jongen zien er bijna hetzelfde uit als volwassen dieren. Het zijn nimfen.
Zij blijven nadat ze zijn uitgekomen meestal nog een week in hun holletje. De moeder beschermt ze, braakt voedsel voor hen op en neemt ze ’s nachts mee op pad om voedsel te zoeken. De nimfen kunnen die zorg missen; ze zijn bijna meteen mobiel en kunnen zelfstandig voedsel zoeken. Maar ze doen het beter als hun moeder hen de eerste week verzorgt.

Maar niet elke oorwurm-moeder haalt het voorjaar, en sommige nimfen beginnen hun leven dus als wees. Veel van zulke nimfen verlaten hun holletje in de eerste nacht. Als ze dat overleven, sluiten ze zich vaak aan bij een ander gezin. En dan gebeurt weer iets opmerkelijks: de moeder van dat gezin accepteert ze. De meeste weesnimfen komen goed terecht, hebben Janine Wong en Mathias Kölliker laten zien.

Moederloze nimfen blijken een voorkeur te hebben voor een adoptiegezin met kleinere jongen. Daar zijn ze veiliger, want als het voedsel schaars is eten nimfen elkaar soms op. Ze pakken dan het liefst kleinere nimfen die geen familie zijn. Een oorwurm-gezin dat vreemde nimfen opneemt, loopt daarmee dus wel een zeker risico. Blijkbaar heeft groepsuitbreiding een voordeel voor het adoptiegezin dat daar tegen opweegt, maar het is nog niet bekend wat dat zou kunnen zijn.

Willy van Strien
Dit stukje is een uitbreiding van een verhaal dat ik een paar jaar geleden schreef voor Bionieuws

Foto: Vrouwtje oorwurm met eitjes. ©Joël Meunier

Bekijk een oorwurm-moeder die voor haar eitjes zorgt op You Tube

Jonge oorwurmen zorgen ook voor elkaar, zij het op een manier die ons niet zo smakelijk voorkomt.

Bronnen:
Van Meyel, S., S. Devers & J. Meunier, 2019. Love them all: mothers provide care to foreign eggs in the European earwig Forficula auricularia. Behavioral Ecology, 9 februari online. Doi: 10.1093/beheco/arz012
Wong, J.W.Y. & M. Kölliker M., 2013. The more the merrier? Condition-dependent brood mixing in earwigs. Animal Behaviour 86: 845-850. Doi: 10.1016/j.anbehav.2013.07.027

Jonge opstandelingen

Mierenlarven in verzet tegen vijandige overname

grauwzwarte mier komt in opstand tegen parasiet

Als het nest van de grauwzwarte mier wordt overgenomen door een vijandelijke koningin van een andere soort, is de kolonie verloren. Maar de larven helpen de schade voor zichzelf te beperken, volgens Unni Pulliainen en collega’s.

In elk mierennest staat een groot werkvolk in dienst van de koningin, die nageslacht produceert. Werksters voeden de koningin en verzorgen het broed, houden het nest schoon en verdedigen het. Hun ijver trekt soms vreemde gasten, zoals koninginnen van andere mierensoorten die nog geen volk hebben en daarom wel wat hulp kunnen gebruiken.
De grauwzwarte mier, Formica fusca, heeft vaak last van zulke koninginnen. Die dringen een nest  binnen om de werksters uit te buiten – en richten de kolonie daarmee te gronde. Maar het overwonnen volk kan in verzet komen, schrijven Unni Pulliainen en collega’s.

Parasiet

Als een vijandelijke koningin probeert een nest in te nemen van de grauwzwarte mier, die leeft in open stukken in bos en aan bosranden van Europa en delen van zuid Azië en Afrika, is de kans groot dat de werksters haar ontdekken en doden. Maar dat gebeurt niet altijd. Soms wordt ze toegelaten.

Is ze eenmaal binnen, dan gaat ze aan de slag. Ze doodt de heersende koningin of koninginnen – bij de grauwzwarte mier wonen meestal enkele koninginnen in één kolonie – en gaat eitjes leggen. De werksters, zo is de bedoeling, brengen haar nakomelingen groot alsof die van hun eigen koningin zijn. Zo krijgt de vreemde koningin, die langer leeft dan de werksters, geleidelijk haar eigen werksters, terwijl het oorspronkelijke volk uitsterft. Door tijdelijk op de kolonie van de grauwzwarte mier te parasiteren, sticht ze haar eigen kolonie.

Happig

Maar het geknechte volk kan de schade beperken door de boel te saboteren. De werksters kunnen namelijk vreemde eitjes verwijderen. En hier lijken de mierenlarven die nog van de gedode koninginnen zijn bij te helpen.
Mierenlarven eten soms miereneitjes, en Pulliainen wilde weten of de larven van de grauwzwarte mier wellicht happig zijn op de eitjes van een vreemde koningin. In haar proeven bood ze larven elk één eitje aan, van een eigen of van een vreemde koningin. Die vreemde koningin behoorde dan ofwel tot een parasitaire soort ofwel tot een onschuldige soort die nooit andermans nest binnendringt.
De larven lieten een eitje van de eigen koningin altijd met rust. Maar als ze een eitje kregen voorgeschoteld van een parasitaire koningin, aten ze het in een op de tien gevallen op. Eitjes van een onschuldige vreemde koningin werden minder vaak gegeten.

Toekomst

Dat eetgedrag van de larven lijkt misschien niet spectaculair, maar alle beetjes helpen om de schade te beperken.
De eitjes zijn goed voedsel dat de overlevingskans van de verweesde larven kan verhogen. De mannetjes onder hen kunnen, als ze volwassen zijn, vertrekken om zich voort te planten. En onder de vrouwelijke larven zullen toekomstige koninginnen zijn, die elders een nieuwe kolonie kunnen stichten.
Ook de vrouwelijke larven die bestemd zijn om werkster te worden, kunnen nog iets betekenen. Zij zijn niet in staat om te paren, maar ze kunnen wel enkele zonen krijgen, want die ontstaan uit onbevruchte eitjes. Hoewel de kolonie verloren is, hebben sommige larven een toekomst.

Willy van Strien

Foto: Grauwzwarte mier. Mathias Krumbholz (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

Bronnen:
Pulliainen, U., H. Helanterä, L. Sundström & E. Schultner, 2019. The possible role of ant larvae in the defence against social parasites. Proceedings of the Royal Society B 286: 20182867. Doi: 10.1098/rspb.2018.2867
Chernenko, A., M. Vidal-Garcia, H. Helanterä & L. Sundström, 2013. Colony take-over and brood survival in temporary social parasite of the ant genus Formica. Behavioral Ecology and Sociobiology 67: 727-735. Doi: 10.1007/s00265-013-1496-7
Chernenko, A., H. Helanterä & L. Sundström, 2011. Egg Recognition and Social Parasitism in Formica Ants. Ethology 117: 1081-1092. Doi: 10.1111/j.1439-0310.2011.01972.x

Humboldtinktvis discrimineert niet

Sperma naar vrouwelijke en mannelijke partners

mannetje humboldtinktvis paart met vrouwtjes en met mannetjes

Mannetjes van de humboldtinktvis zijn royaal met hun zaadcellen; ze paren even makkelijk met een ander mannetje dan met een vrouwtje, ontdekten Henk-Jan Hoving en collega’s.

De paring van de humboldtinktvis, Dosidicus gigas, is apart. Mannetjes produceren spermatoforen, langwerpige, smalle zakjes waarin zaadcellen zijn verpakt, en plaatsen die rond de bek van een partner, tussen diens acht armen en twee tentakels. Elke spermatofoor keert zich vervolgens binnenstebuiten tot een zogenoemd spermatangium dat zich vastzet op de huid.
Is de partner een vrouwtje, dan komen de zaadcellen goed van pas. Als zij eitjes gaat leggen, kan ze de zaadcellen gebruiken om die te bevruchten. Maar de mannetjes zetten hun zaadpakketjes niet alleen af bij vrouwtjes, maar ook bij andere mannetjes, constateerden Henk-Jan Hoving en collega’s. En die doen er niets mee.

De onderzoekers konden het paringsgedrag van de pijlinktvis, die in het oosten van de Stille Oceaan voorkomt, niet direct waarnemen, want de dieren leven op een diepte van honderden meters. Om toch iets van hun gedrag te achterhalen, zochten ze naar spermatangia rond de bek bij gevangen exemplaren, zowel mannetjes als vrouwtjes. Ze troffen de zaadpakketjes bij beide geslachten aan, bij mannetjes en vrouwtjes evenveel. Plaats maar raak, lijkt het motto van parende mannetjes te zijn.
De vraag is waarom ze geen onderscheid maken tussen mannelijke en vrouwelijke soortgenoten, aangezien zaadcellen die ze aan een mannetje geven verspild zijn.

Scherpe tanden

De auteurs hebben daar wel een idee over. De dieren leven in grote gemengde scholen waar ze volop vrouwtjes en mannetjes tegenkomen. De uiterlijke verschillen tussen de geslachten zijn klein, en een mannetje dat wil paren heeft weinig tijd om na te gaan of het exemplaar dat hij voor zich heeft een vrouwtje is. Want als hij niet heel snel zijn spermatoforen tussen armen en tentakels door weet af te leveren, loopt hij gevaar te worden aangevallen. De humboldtinktvis is een roofdier; de zuignappen op zijn tentakels zijn voorzien van scherpe tanden en zijn bek heeft gemene randen.
Kannibalisme komt voor.
Daarom ook kiest een mannetje partners die niet groter zijn, maar even groot als hijzelf. Omdat mannetjes gemiddeld kleiner zijn dan vrouwtjes, plaatst hij zijn spermatoforen vaak op een vrouwtje dat nog niet geslachtsrijp is. Dat is geen punt; zij bewaart het wel tot ze het nodig heeft. Maar er is ook een kans dat hij per ongeluk een mannetje neemt.

Door deze strategie – snel zijn en op safe spelen – verspilt een humboldtinktvis-mannetje inderdaad sperma. Maar dat is geen groot bezwaar. Een mannetje heeft honderden spermatoforen in voorraad en geeft er per paring hooguit 80 weg. Ook al kiest hij vaak per ongeluk een ander mannetje als partner, dan nog kan hij heel wat vrouwtjes bedienen.

In bewaring

Een vrouwtje heeft rond de bek tientallen opslagorgaantjes waarin ze het zaad bewaart. Zaadcellen verlaten na de paring het spermatangium en kruipen over de huid van het vrouwtje naar die opslagorgaantjes toe; die scheiden kennelijk een lokstof ut.
Als het vrouwtje eitjes legt, komen die met miljoenen naar buiten, bijeengehouden in een gelatineuze ronde bal. Op het moment dat die massa eitjes haar bek passeert, komen de zaadcellen uit de opslagorgaantjes te voorschijn, zwemmen er naartoe en bevruchten de eitjes.

Willy van Strien

Foto: Humboldtinktvis. Rick Starr. Credit: NOAA/CBNMS (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Hoving, H-J.T. Fernández‑Álvarez, F.Á., E.J. Portner & W.F. Gilly, 2019. Same‑sex sexual behaviour in an oceanic ommastrephid squid, Dosidicus gigas (Humboldt squid). Marine Biology 166: 33. Doi: 10.1007/s00227-019-3476-6
Fernández-Álvarez, F.Á., R. Villanueva, H-J.T. Hoving & W.F. Gilly, 2018. The journey of squid sperm. Reviews in Fish Biology and Fisheries 28: 191-199. Doi: 10.1007/s11160-017-9498-6

Koel blijven

Helmkasuaris loost overtollige warmte via helm

Dankzij helm blijft helmkasuaris koel

Hoe blijft de tropische helmkasuaris koel als de temperatuur oploopt? Danielle Eastick en collega’s laten zien dat hij zijn opvallende helm gebruikt tegen oververhitting.

Alleen al vanwege zijn formaat en sterke poten – met een vervaarlijke dolkachtige klauw die 10 centimeter lang kan zijn – is de helmkasuaris een indrukwekkende vogel. En dan draagt hij ook nog een opvallende helm. Waartoe dient die eigenlijk?
Dat was tot nu toe onduidelijk. Misschien versterkt de helm het diepe geluid dat de vogel kan maken, dachten sommigen. Of misschien is het een extra versiering om de aandacht van mogelijke partners te wekken, naast de blauwe kop en de blauw en rode nek met lellen, was een andere veronderstelling. Of wellicht beschermt hij de kop als de vogel op hoge snelheid door de dichte vegetatie rent of in een gevecht verwikkeld is.
Maar Danielle Eastick en collega’s komen nu met een ander antwoord.

Snel oververhit

De helmkasuaris leeft in tropische bossen van Nieuw-Guinea en Australië. Als groot en donker dier kan hij bij hoge temperaturen snel oververhit raken, dus moet hij een mogelijkheid hebben om warmte kwijt te kunnen. Eastick bedacht dat de helm die mogelijkheid zou kunnen bieden en ging na of dat klopte.
En dat was zo.

De helm bestaat uit fragiel, sponsachtig bot en is deels hol; hij is bekleed met een laag hoorn. Vlak onder de oppervlakte ligt een omvangrijk netwerk van bloedvaatjes.
Uit infrarode opnamen die de onderzoekers maakten met een speciale camera bleek dat die bloedvaatjes zich verwijden bij hogere temperaturen, zodat de helm opwarmt. Dan kan de kasuaris warmte via de helm aan de lucht afgeven. Maar is het koud, dan trekken de helmbloedvaatjes samen, zodat er weinig bloed door de helm stroomt. Hij koelt af terwijl het dier zijn warmte vasthoudt.

De poten en het puntje van de snavel helpen op dezelfde manier om de temperatuur te regelen, maar de helm is het belangrijkst. Als het heel heet is, dompelt de vogel soms zijn kop in het water om extra warmte te verliezen.

Vormgeving

De mogelijkheid van temperatuurregulatie was al eens geopperd, maar nooit uitvoerig onderzocht.
Er zijn nog enkele tropische vogels met een helmachtige structuur die misschien dient om warmte af te voeren; zo hebben sommige neushoornvogels een helm op de snavel. En wellicht was ook de helm van sommige dinosauriërs indertijd een middel om warmte te verliezen.

Die functie voor de warmtehuishouding sluit niet uit dat de helm van de kasuaris ook een rol speelt bij de partnerkeus. Hoewel de vormgeving eerlijk gezegd niet zo bijzonder is.

Willy van Strien

Foto: Paul IJsendoorn (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Eastick, D.L., G.J. Tattersall, S.J. Watson, J.A. Lesku & K.A. Robert, 2019. Cassowary casques act as thermal windows. Scientific Reports 9: 1966. Doi: 10.1038/s41598-019-38780-8
Naish, D. & R. Perron, 2014. Structure and function of the cassowary’s casque and its implications for cassowary history, biology and evolution. Historical Biology 28: 507-518. Doi: 10.1080/08912963.2014.985669
Phillips, P.K. & A.F. Sanborn, 1994. An infrared, thermographic study of surface temperature in three ratites: ostrich, emu and double-wattled cassowary.  Journal of Thermal Biology 19: 423-430. Doi: 10.1016/0306-4565(94)90042-6

Bange dagen

Rivierkreeft mijdt licht als hij pantser vernieuwt

rode rivierkreeft is angstig tijdens vervelling

Normaal is de rode rivierkreeft een stoere gast. Maar als hij zijn pantser moet vervangen, verdwijnt zijn bravoure, zoals Julien Bacqué-Cazenave en collega’s rapporteren.

Kreeftachtigen of schaaldieren hebben geen skelet van binnen, zoals wij. In plaats daarvan hebben ze een pantser, een uitwendig skelet. Dat heeft als voordeel dat ze zijn ingepakt in een stevige doos. Zo kunnen ze tegen een stootje. Maar er is ook een keerzijde: het opgesloten lichaam kan niet groeien. Daarom moet zo’n dier zijn pantser van tijd tot tijd vervangen door een grotere. Het oude gaat eraf, er komt een nieuwe voor in de plaats.

Dat is geen kleinigheid, zoals Julien Bacqué-Cazenave en collega’s laten zien.

Proces van een maand

De onderzoekers wilden weten hoe het de rode rivierkreeft, Procambarus clarkii, tijdens zo’n wisseling vergaat. De kreeft komt van nature voor in Mexico en het zuiden van de Verenigde Staten en is op veel andere plaatsen geïntroduceerd. In Europa heeft hij zich als exoot gevestigd, en in Nederland zie je hem steeds vaker, ook op het droge en vaak in dreighouding.

De wisseling van pantser is een langdurig en complex proces. De chitine waaruit het pantser bestaat wordt afgescheiden door de opperhuid en het pantser zit daaraan vast. Die verbinding moet verbroken worden en de opperhuid moet een nieuw pantser vormen. De aanhechtingsplaatsen van de spieren die aan het pantser zijn verankerd, moeten verhuizen.

Als het oude pantser is afgeworpen, komt het nieuwe bloot te liggen. Dan is de rivierkreeft onbeschermd en kwetsbaar, want zijn nieuwe omhulsel is de eerste tijd nog dun en teer. Het moet dik en hard worden voordat het dier er wat aan heeft.

Het hele proces neemt ongeveer een maand in beslag: het duurt twee weken voor het oude pantser is afgeworpen en daarna twee weken tot het nieuwe pantser hard is.

Angstig

De rode rivierkreeft is een stoer baasje, maar in de maand van pantserwisseling, met name in de derde week, is hij niet op zijn gemak, blijkt uit proeven van Bacqué-Cazenave. Hij testte de dieren elke twee of drie dagen in een kruisvormige proefopstelling met twee verlichte en twee donkere armen. Als er niets aan de hand was, brachten de rivierkreeften 40 procent van hun tijd in het verlichte deel van de proefopstelling door. Maar kreeften die hun pantser zouden gaan verliezen, begonnen een paar dagen van tevoren het licht te mijden en de eerste week nadat het oude pantser was afgeworpen verbleven ze bijna voortdurend in het duister.
Uit eerder werk wisten de onderzoekers dat de dieren dit doen als ze bang zijn.

De afkeer van licht hing inderdaad samen met de wisseling, bleek toen de onderzoekers de dieren een hormoon toedienden dat het proces op gang brengt, een zogenoemd ecdysteroïde hormoon. Maar als de dieren een kalmeringsmiddel erbij kregen, meden ze het licht niet. Daaruit leiden de onderzoekers af dat de afkeer echt een angstreactie is.

De periode van wisselen is duidelijk niet fijn. Maar als het achter de rug is, zit een rivierkreeft weer voor twee tot zes maanden veilig in zijn harnas.

Willy van Strien

Foto: Andrew C (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bron:
Bacqué-Cazenave, J., M. Berthomieu, D. Cattaert, P. Fossat & J.P. Delbecque, 2019. Do arthropods feel anxious during molts? Journal of Experimental Biology 222: jeb186999. Doi: 10.1242/jeb.186999

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑