Geknechte mieren verzwakken de macht van hun meesters

de mier Protomognathus americanus houdt slaven

De slaven van de mier Protomognathus americanus laten zich niet helemaal knechten. Ze proberen de kolonie van hun overheersers klein te houden, laten Tobias Pamminger en collega’s zien.

Voor een mierenkolonie is heel wat werkkracht nodig, en die wordt uitsluitend geleverd door vrouwtjes. De koningin produceert een enorme hoeveelheid eitjes, de werksters bewaken het broed en als de larven uitkomen voeren ze die tot ze verpoppen. Daarnaast moeten ze voedsel zoeken en het nest onderhouden.
Het is mooi als je wat karweitjes kunt uitbesteden – en sommige mierensoorten doen dat. Ze halen werksters van een andere soort.
Meestal gaan die ‘slaven’ gewoon aan de slag en werken ze even hard als ze in hun eigen nest zouden doen.

Maar de slavenhoudende soort Protomognathus americanus heeft de pech dat zijn slaven zich tegen hem keren. Deze soort leeft in het noordoosten van Noord Amerika en het zuiden van Canada.

Slavenjacht

In de periode mei-juni gaan jonge koninginnen erop uit om een kolonie te beginnen. Zo’n koningin neemt daarvoor brutaalweg het nest van andere mieren over. Ze heeft het gemunt op drie Temnothorax-soorten die leven in een holle eikel of een rottend stukje hout. De koningin doodt of verjaagt alle volwassen mieren en neemt haar intrek. Als daarna de poppen van de verjaagde mieren uitkomen, worden de jonge werksters slaaf van de vreemde koningin.
Die koningin gaat eitjes leggen en met hulp van de slaven groeien haar grof gebouwde dochters op. Zij helpen niet in het nest, maar gaan af en toe op slavenjacht. Dan zoeken en veroveren ze een nest van een slaafsoort en nemen de larven en poppen mee. Dat levert de slavenhouderskolonie een nieuwe generatie slaven op.

Maar de slaven nemen wraak.

Opstand

Zij verzorgen de larven van de koningin-meesteres met alle toewijding, maar zo gauw die zijn verpopt verandert de sfeer. De slaven pakken sommige poppen beet en trekken ze uit elkaar; andere poppen slepen ze de broedkamer uit en laten ze verkommeren.
Tobias Pamminger en collega’s haalden een groot aantal mierennesten naar het lab, brachten die onder in doorzichtige plastic doosjes en keken hoeveel poppen overleefden. In vrije nesten van de slaafsoorten hielden de werksters 85 procent van de poppen in leven. Maar van de poppen van de slavenhouder in een slavenhoudersnest ging ruim de helft dood. De onderzoekers denken dat de slaven die poppen aan hun karakteristieke soortgeur kunnen herkennen; larven hebben die geur nog niet.

Deze opstandigheid is uniek onder mierenslaven.

Klein houden

De slaven zelf schieten er niets mee op: zij zijn en blijven in dienst van de vreemde koningin. Maar ze houden haar kolonie klein. En hoe minder dochters een slavenhouders-koningin heeft, hoe minder nieuwe slaven gehaald kunnen worden. Daarvan profiteren de naburige kolonies van de slaafsoorten, en die zullen vaak familie zijn van de rebellerende slaven.

Deze slavenopstand is de tweede verdediging die slaafsoorten hebben. Want als slavenhouders een nest aanvallen, zullen de overvallen werksters allereerst proberen hun nest te verdedigen of koningin en broed in veiligheid te brengen. Als die eerste verdediging niet lukt, zetten ze de tweede verdediging in: ze houden de veroveringstroepen van hun meesters klein.

Willy van Strien

Foto: De flink gebouwde slavenhouder, Alex Wild

De slavenjacht op YouTube, filmpje van Tobias Pamminger; Protomognathus is donker, de slaven zijn licht gekleurd

Bronnen:
Pamminger, T., A. Leingärtner, A. Achenbach, I.Kleeberg, P.S. Pennings & S. Foitzik, 2012. Geographic distribution of the anti-parasite trait ‘slave rebellion’. Evolutionary Ecology, 13 juni online. Doi: 10.1007/s10682-012-9584-0
Achenbach. A. & S. Foitzik, 2009. First evidence for slave rebellion: enslaved ant workers systematically kill the brood of their social parasite Protomognathus americanus. Evolution 63: 1068-1075. Doi: 10.1111/j.1558-5646.2009.00591.x