Het was zo eenvoudig begonnen

Evolutie en Biodiversiteit

Pagina 5 van 42

Tevreden met een tweede plaats

Bonte vliegenvanger wil soms wel bijvrouw zijn

Vrouwtje bonte vliegenvanger wil soms op tweede plaats komen

Een kwalitatief goede man is zoveel waard, dat een vrouwtje bonte vliegenvanger soms bereid is om zijn tweede vrouw te zijn. Mits het niet te zwaar is om zonder zijn hulp voor de jongen te zorgen, schrijven Simone Santoro en collega’s.

Net als de meeste andere zangvogels is de bonte vliegenvanger (Fidecula hypoleuca) voornamelijk sociaal monogaam. Maar sommige mannen houden er een tweede vrouw op na. Deze bijvrouw krijgt weinig hulp van hem als ze haar jongen grootbrengt, maar in goede jaren, als voedsel ruim voorhanden is, telt dat niet als groot bezwaar, denken Simone Santoro en collega’s.

Kort broedseizoen

De mannen komen half april als eersten terug van het overwinteringsgebied in Afrika. Ze zoeken een geschikte nestholte op, hetzij een boomholte of een nestkast, en verdedigen een klein territorium daaromheen. Als een man eenmaal de eigenaar is van een goede plek, probeert hij een vrouw aan te trekken om mee te gaan broeden. Vrouwen nemen bij een aantal mannen een kijkje voordat zij hun keuze maken.

Daarna is een koppel zo’n vijf weken zoet. Zij legt vijf of zes eieren; als het legsel compleet is, gaat ze broeden. Beide ouders voeren daarna de jongen totdat ze uitvliegen, en pa verdedigt het gezin. Het broedseizoen beslaat de maanden mei en juni. In die periode kan slechts één legsel worden grootgebracht. Maar sommige mannen willen meer.

Goede erfelijke kwaliteit

Daarvoor zal zo’n ambitieuze man dan een tweede nestplaats moeten bezetten en nog een partner aan zich binden. Als dat lukt, zal hij zijn vaderlijke inzet over twee nesten moeten verdelen. De onderzoeksgroep, die werkt in Spanje, had al laten zien hoe dat gaat.

Mannen die kans zien om een tweede nest te beginnen zijn vogels die vroeg zijn gearriveerd en gaan broeden, en die in staat zijn om twee nesten tegen rivalen te verdedigen. Dat zijn sterke mannen: van hoge erfelijke kwaliteit en in goede conditie. Zo’n man blijft bij zijn eerste partner in de week dat zij aan het leggen is. Gaat zij broeden, dan probeert hij een extra vrouw te versieren. Een tweede nest bevindt zich meestal vlakbij het eerste.

Als in het eerste nest de jongen uitkomen, gaat hij daar helpen met voeden. De primaire vrouw krijgt zijn volledige aandacht. Pas als het eerste nest is uitgevlogen, biedt hij zijn diensten aan op het tweede nest.

De tweede vrouw is dus slechter af, want ze moet een tijdlang in haar eentje de kleintjes te eten geven: dat is hard werken en ze zal minder jongen zien uitvliegen. Maar er staat tegenover dat die jongen een goede erfelijke kwaliteit van hun vader erven. Daarom kan een vrouw ervoor kiezen om de bijvrouw van een kwalitatief goede man te zijn in plaats van de enige vrouw van een mindere man.

Vette en magere jaren

Vooral laat in het seizoen – als er geen geschikte vrijgezelle mannen meer zijn – kan de keuze om bijvrouw te worden redelijk uitpakken, want dan is het tijdsverschil tussen vaders eerste en tweede leg groter en zal hij zijn tweede vrouw eerder kunnen bijstaan. Nu laten de onderzoekers zien dat ook de beschikbaarheid van voedsel ertoe doet.

Omdat bijvrouwen harder moeten werken dan vrouwen in een monogame relatie is hun overlevingskans lager. (Dat geldt overigens ook voor primaire vrouwen. Voor hen is de situatie blijkbaar ook niet ideaal, maar zij hebben er niet voor gekozen.)

Maar de lagere overlevingskans van bijvrouwen is een gemiddelde over de jaren heen; de onderzoekers volgden de vogels gedurende 26 seizoenen. De overlevingskans verschilt van jaar tot jaar. In goede jaren is het voor een bijvrouw minder moeilijk om de jongen groot te brengen en is haar overlevingskans bijna net zo hoog als die van een vrouw in een monogame relatie. Of een jaar goed of slecht was, leidden de onderzoekers af uit het percentage jongen dat overleefde en uitvloog. Een goed jaar is waarschijnlijk een jaar waarin volop voedsel te vinden is. In zo’n jaar kan een vrouw makkelijker een positie als bijvrouw accepteren.

En dat doet ze soms ook, zo blijkt: in vette jaren komt het vaker voor dat een man twee gezinnen heeft dan in magere jaren. Maar ook dan blijven monogame relaties in de meerderheid.

Willy van Strien

Foto: Caroline Legg (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Meer over paarvorming bij bonte vliegenvangers

Bronnen:
Santoro, S., P. Fernández‑Díaz, D. Canal, C. Camacho, L.Z. Garamszegi, J, Martínez‑Padilla & J. Potti, 2022. High frequency of social polygyny reveals little costs for females in a songbird. Scientific Reports 12: 277. Doi: 10.1038/s41598-021-04423-0
Canal, D., L. Schlicht, J. Manzano, C. Camacho & J. Potti, 2020. Socio-ecological factors shape the opportunity for polygyny in a migratory songbird. Behavioral Ecology 31: 598–609. Doi: 10.1093/beheco/arz220

En snel een beetje

Plectrohyla kikkermannen bijten vrouwen een boodschap toe

Plectrohyla-man bijt partner tijdens paring

Mannen van drie Plectrohyla-kikkersoorten geven hun partner een chemische boodschap tijdens de paring. Ze gebruiken daar hun boventanden bij, laten Lisa Schulte en collega’s zien.

Tijdens de paring drukken mannen van een aantal soorten Plectrohyla boomkikkers hun bovenlip op de kop of rug van hun partner. Dat is niet bepaald een liefkozing, integendeel: ze schrapen hun tanden eroverheen, ontdekten Lisa Schulte en collega’s. De krassen zijn na afloop duidelijk te zien. Waarom doen ze dit?

Dikke lippen

Vrouwen met krassen op kop of rug zijn gevonden bij drie soorten: Plectrohyla hartwegi, Plectrohyla matudai en Plectrohyla sagorum. De afstand tussen de krassen komt inderdaad overeen met de afstand tussen de boventanden van de mannen, die lang zijn en uitsteken. Deze kikkers leven in de Zuid-Amerikaanse tropen.

Naast lange tanden hebben de mannen gezwollen bovenlippen gedurende het broedseizoen, en die blijken vol te zitten met gespecialiseerde, grote klieren. Die produceren slijm en scheiden dat af op de binnenkant en de buitenkant van de lippen. In het slijm troffen de onderzoekers verschillende eiwitten aan, waaronder eiwitten die van salamanders bekend zijn als boodschapperstoffen waarmee de dieren met elkaar communiceren.

Directe boodschap

De conclusie van dit alles is dat de mannen tijdens de paring met tanden en lippen klierslijm in de huid van hun partner inbrengen. De eiwitten daaruit worden waarschijnlijk door het bloed opgenomen en elders afgeleverd. Het effect is dat de eitjes sneller worden gelegd, denken de onderzoekers.

Dat zou gunstig zijn. Bij de paring klemt een kikkerman zich vast aan een vrouw met een paargreep of amplexus. Ze blijven zo uren of zelfs dagen zitten, totdat zij haar eitjes legt en hij zijn zaad erover kan uitstorten. En al die tijd is zo’n gekoppeld stel minder wendbaar dan een enkele kikker, en dus een makkelijke prooi voor roofvijanden. Hoe eerder een paring is afgerond, hoe korter die onveilige toestand duurt.

De mannen gedragen zich weinig zachtzinnig, maar als de paring daardoor eerder klaar is, profiteren beide partners daarvan. Of de paring echt sneller verloopt, weten de onderzoekers nog niet.

Hoe dan ook: de mannen van deze kikkers geven tijdens de paring een chemische boodschap af en het is zeker dat die binnenkomt.

Willy van Strien

Foto: Plectrohyla sagorum. Ruth Percino Daniel (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

Ook bij de Ottonkikker blijven vrouwen niet ongeschonden

Bron:
Schulte, L.M., A. Martel, R. Cruz‑Elizalde, A. Ramirez‑Bautista & F. Bossuyt, 2021. Love bites: male frogs (Plectrohyla, Hylidae) use teeth scratching to deliver sodefrin precursor‑like factors to females during amplexus. Frontiers in Zoology 18: 59. Doi: 10.1186/s12983-021-00445-6

Poetslipvis beduvelt de klant stiekem

Vrouw beseft wanneer partner haar gedrag ziet

in een paartje gewone poetslipvis kan een conflict ontstaan

Een vrouwtje gewone poetslipvis jaagt een klant soms weg door een hap uit zijn slijmlaag te bijten. Maar als ze weet dat haar partner kan zien wat ze doet, gedraagt ze zich iets beter, melden Katherine McAuliffe en collega’s.

Gewone poetslipvissen (Labroides dimidiatus) werken vaak in paren. Dan inspecteren man en vrouw gezamenlijk hun klanten, vissen die een schoonmaakbeurt willen. Met hun spitse snuitje pikken de poetsers uitwendige parasieten en dode huidcellen weg. Het is een schoolvoorbeeld van samenwerking tussen soorten, oftewel mutualisme: klanten raken van hun parasieten af, poetsers hebben er een maaltje aan.

Bij poetslipvissen die als stel opereren ontstaat soms een conflict doordat de vrouw een klant bijt; die klant vertrekt dan, waardoor de man zijn maaltje misloopt. Een vrouwtjespoetser misdraagt zich meer als ze weet dat haar partner niet kan zien wat ze uitspookt, ontdekten Katherine McAuliffe en collega’s.

Straf

Als een vrouwtje poetslipvis bijt, heeft ze daar een goede reden voor. Ze neemt dan een hap uit de beschermende slijmlaag van een klant. Dat is vooral in de broedtijd verleidelijk omdat ze veel energie nodig heeft en vissenslijm voedzamer is dan de parasieten die ze behoort te eten. Maar een gebeten klant maakt dat hij wegkomt, en het mannetje, dat wel netjes werkt, is de dupe: omdat zij vals speelt, raakt ook hij de klant kwijt – maar dan zonder een fijn hapje slijm op te hebben zoals zij.

Daarbij komt nog een risico dat hij zijn territorium, waarbinnen meerdere vrouwtjes leven, verliest. Want poetslipvissen wisselen tijdens hun leven van geslacht. Jonge vissen zijn altijd vrouwtjes die, als ze een zekere grootte hebben bereikt, mannetjes worden. Een vrouw die voedzaam slijm eet, groeit goed. Als ze bijna even groot is als haar partner, kan het elk moment gebeuren dat ze man wordt en hem uitdaagt; misschien slaagt ze erin hem te verjagen en zijn territorium over te nemen.

Logisch dus dat een man het niet pikt als zijn partner een klant bijt. Doet ze dat, dan straft hij haar door haar weg te jagen of te bijten. Uit eerder onderzoek was bekend dat hij strenger straft naarmate het om een grotere klant gaat, waar meer te halen valt. De straf is ook zwaarder als zijn partner ongeveer even groot is als hijzelf, dus als het risico op machtsovername reëel is.

Na een straf bindt de vrouw in en werken de partners weer goed samen.

Modelklanten

McAuliffe wist al dat poetsers hun klanten beter behandelen als andere vissen, potentiële klanten, toekijken. Want toeschouwers vertrekken als ze zien dat klanten gebeten worden. Nu wilde ze weten of een gewone poetslipvis-vrouw een klant ook minder snel beduvelt als ze weet dat haar partner haar kan zien.

De poetsvissen leven op koraalriffen, waar ze, alleen of als stel, een ‘poetsstation’ bemannen. Het is lastig om daar waar te nemen wat er precies gebeurt tussen poetsers en hun klanten. Daarom deden de onderzoekers experimenten in het lab. Ze brachten daar poetsvispaartjes in contact met kunstmatige klanten: plaatjes van plexiglas met hoopjes voedsel erop geplakt. Een prutje van garnaal, dat poetsvissen lekker vinden, stond model voor het slijm van een klant; een mengsel van visvlokken en garnaal, dat de poetsers minder waarderen, stelde parasieten voor.

De poetsvissen leerden eerst om met deze modelklanten om te gaan. Aten ze, tegen hun voorkeur in, visvlokmengsel, dan telde dat als goede schoonmaakservice. Maar namen ze een hapje garnalenprut, dan gold dat als vals spelen en trokken de onderzoekers de modelklant weg.

De onderzoekers gingen na die training eerst na hoe vrouwtjes zich gedragen als hun partner van hen was gescheiden door ofwel een doorzichtige afscheiding, ofwel een ondoorzichtige. Zo gauw een vrouw een hapje garnalenprut had genomen, werd de modelklant verwijderd en haar partner toegelaten.

Slechte dienst

Als hun partner zichtbaar was, en hij hun dus ook kon zien, aten gewone poetslipvis-vrouwen gemiddeld wat meer happen visvlokmengsel voordat ze een hap garnalenprut namen en de modelklant verdween. Dan leverden de vrouwen dus een betere dienst. Waren de partners onzichtbaar voor elkaar, dan aten vrouwen minder visvlokmengsel. Met andere woorden: in het geniep speelden ze eerder vals.

Mannen, die hun vrouw konden straffen nadat ze van de garnalenprut gegeten had, straften minder streng naarmate zij eerst meer visvlokmengsel geconsumeerd had. Vreemd genoeg maakte het voor de strafmaat na vals spel niet uit of mannen het gedrag van hun partner daadwerkelijk hadden gezien of niet. Kennelijk merkten ze op een of andere manier toch wel aan hun partner hoe ernstig ze vals had gespeeld.

Twee keer kiezen

Het lijkt er dus op dat vrouwen beseffen dat hun partner wel of niet kan zien wat ze doen, en dat ze zich eerder misdragen tegenover een klant als de partner niet kan toekijken.

Een volgende, wat ingewikkelder proef bevestigde dat. In deze opstelling zat de man weer achter een doorzichtige of ondoorzichtige afscheiding, maar nu waren er twee modelklanten achter extra afscheidingen. Een van de klanten was voor de man zichtbaar achter een transparante afscheiding – als die man tenminste zelf achter een doorzichtige afscheiding zat; de andere was voor hem verborgen achter een ondoorzichtig scherm. De vrouw kon kiezen welke modelklant ze behandelde. Ze mocht twee keer kiezen; tussendoor werd de man toegelaten, die haar al dan niet strafte.

De eerste keer kozen vrouwen vaker voor de modelklant achter de ondoorzichtige afscheiding als hun partner kon toekijken dan wanneer hij dat niet kon. Maar de tweede keer gingen ze onder zijn toezicht juist vaker naar de modelklant achter de doorzichtige afscheiding. Dat was waarschijnlijk omdat mannen hun partner na de eerste keer vaker straften als ze de verborgen modelklant had bezocht. Maar, in overeenstemming met het vorige experiment: mannen straften onafhankelijk van of ze hadden kunnen zien dat zij daarheen was gegaan. Kennelijk verraadde ze zich op de een of andere manier.

Knappe soort

De hoofdconclusie van de onderzoekers: een gewone poetslipvis-vrouw speelt eerder vals tegenover een klant als ze weet dat haar partner, die slecht gedrag afstraft, niet kan zien wat ze doet. In de eerste proef namen vrouwtjes sneller een hap garnalenprak, die stond voor de beschermende slijmlaag van een klant. In de tweede proef bezochten ze in eerste instantie liever een voor de partner verborgen modelklant dan een zichtbare.

Dat zij beseft wat hij kan zien, geeft blijk van indrukwekkende verstandelijke vermogens. Dat deze poetsvissoort daarover beschikt, bleek al eerder: de visjes herkennen zichzelf in een spiegel.

Maar de vraag is wel waarom het een vrouw iets kan schelen of haar partner haar slechte gedrag daadwerkelijk kan zien of niet, want dat maakte voor de straf niet uit.

Het verhaal is dus nog niet af. Maar er komt vast een vervolg, want de onderzoeksgroep doet al jarenlang grondig onderzoek aan deze poetsvissen.

Willy van Strien

Foto: Gewone poetslipvis aan het werk bij een koran keizersvis (Pomcanthus semicirculatus). Longdongdiver (Vincent C. Chen) (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Meer over de gewone poetslipvis: huichelachtig, klantvriendelijk karakter, schoonmakers in het gareel.

Bronnen:
McAuliffe, K., L.A. Drayton, A. Royka, M. Aellen, L.R. Santos & R. Bshary, 2021. Cleaner fish are sensitive to what their partners can and cannot see. Communications Biology 4: 1127. Doi: 10.1038/s42003-021-02584-2
Kohda, M., T. Hotta, T. Takeyama, S. Awata, H. Tanaka, J-y. Asai & A.L. Jordan, 2019. If a fish can pass the mark test, what are the implications for consciousness and selfawareness testing in animals? PLoS Biol 17: e3000021. Doi: 10.1371/journal.pbio.3000021
Raihani, N.J., A.I. Pinto, A.S. Grutter, S. Wismer & R. Bshary, 2012. Male cleaner wrasses adjust punishment of female partners according to the stakes. Proceedings of the Royal Society B 279: 365-370. Doi: 10.1098/rspb.2011.0690

Honingdauw met dopamine

Japanse bijvoetluis dwingt extra bescherming af van mieren

Japanse bijvoetluis manipuleert de mier die hem beschermt

Een kolonie van de Japanse bijvoetluis maakt mieren agressiever, laten Tatsumi Kudo en collega’s zien. Daardoor krijgen vijanden nog minder kans om de luizen te eten.

De samenwerking tussen bladluizen en mieren is een van de best bekende voorbeelden van samenwerking of mutualisme. Bladluizen, die leven van het sap van planten, scheiden overtollige suikers uit in een plakkerig goedje, de honingdauw. Voor mieren is dat een mooie voedselbron. Ze verzamelen de honingdauw, oftewel: ze melken de luizen. Om de oogst veilig te stellen beschermen ze de luizen tegen vraatzuchtige vijanden alsof het hun vee is. De partijen ruilen dus voedsel uit tegen bescherming, en beide partijen profiteren van deze samenwerking.

Zo’n samenwerking bestaat ook tussen de Japanse bijvoetluis (Macrosiphoniella yomogicola), die op bijvoet (Artemisia montana) leeft, en verschillende soorten mieren, waarvan Lasius japonicus de belangrijkste is. Deze bladluis maakt de mieren die hem beschermen extra agressief tegen roofvijanden door dopamine in de honingdauw af te scheiden, ontdekten Tatsumi Kudo en collega’s. Met andere woorden: de luizen manipuleren het gedrag van de mieren.

Dopamine

Eerder al had de Japanse onderzoeksgroep al laten zien dat de mier de luizen manipuleert. Van de Japanse bijvoetluis komen twee kleurvormen voor en de mieren begunstigen de vorm die zich het langzaamst vermenigvuldigt maar de beste honingdauw produceert. Nu schrijft het team dat de Japanse bijvoetluis zich op zijn beurt niet als gedwee melkvee gedraagt.

In de honingdauw van de luizen troffen de onderzoekers namelijk dopamine aan, een stof die inwerkt op het zenuwstelsel. De krop van mieren die de honingdauw hadden geoogst bevatte ook dopamine.

En dat had invloed op het gedrag van de mieren. De onderzoekers deden proeven om te zien hoe agressief de mieren waren tegen het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis), een belangrijke roofvijand van de luizen. Mieren die net een bladluiskolonie hadden bezocht waren agressiever dan mieren die dat niet hadden gedaan. Dat ligt aan de dopamine, bleek uit andere experimenten: toediening van dopamine maakte de mieren agressiever dan normaal, terwijl kunstmatige honingdauw zonder dopamine dat niet deed.

Extra voordeel

Zo halen zowel de Japanse bijvoetluis als de mier Lasius japonicus die hem beschermt extra voordeel uit de samenwerkingsrelatie. De bladluis dwingt de mier om een betere bescherming te geven, de mier manipuleert de luizenkolonie zo dat er extra veel voedsel van hoge kwaliteit beschikbaar is.

Vooral voor de bladluis is de relatie met mieren belangrijk. Zonder zijn mieren-lijfwachten zou een kolonie het niet redden.

Willy van Strien

Foto: Japanse bijvoetluis. ©Ryota Kawauchiya

Op YouTube: lieverheersbeestjeslarve die luizen eet wordt door mier gebeten

Zie ook hoe de mier de luizenkolonie manipuleert

Bron:
Kudo, T., H. Aonuma & E. Hasegawa, 2021. A symbiotic aphid selfishly manipulates attending ants via dopamine in honeydew. Scientific Reports 11: 18569. Doi: 10.1038/s41598-021-97666-w

Broedstoof

Mieren brengen hun larven en poppen onder in warm vogelnest

bossteekmier, Myrmica ruginodis brengt broed over naar nest van fluiter

In het nest van een fluiter groeien soms niet alleen jonge fluitertjes op, maar ook mieren, ontdekten Marta Maziarz en collega’s. Larven en poppen doen het in het vogelnest waarschijnlijk beter dan in hun eigen nest.

In het voorjaar zijn nesten van Europese bosmieren, met name de bossteekmier (Myrmica ruginodis) en de rode of gewone steekmier (Myrmica rubra), vaak zo koel dat de larven en poppen niet groeien. Hun ontwikkeling komt pas op gang als het 16°C , maar zo warm worden mierennesten zelden voor de zomer. Ze liggen namelijk op de bodem van het bos, tussen afgevallen bladeren van loofbomen. De mieren kunnen geen warmte produceren, dus zonder zonlicht hebben de nesten dezelfde temperatuur als de omgeving. Een temperatuur van 20 à 25°C is voor het broed het beste; die optimale temperatuur bereiken de nesten in het voorjaar nooit.

Maar er zijn wel warme plekken in de buurt beschikbaar, laten Marta Maziarz en collega’s zien. Want op de bosbodem maakt de fluiter, een zangvogel die broedt in Europese bossen, een overdekt nest van grassen, bladeren en mos. De lichamen van vogelouders en later ook hun bijna volgroeide jongen houden het nest warm.

Verhuizen

Als de vogelouders de eieren bebroeden, in de tweede helft van mei, wordt het in het nest vaak 16°C of meer; zeker op koude dagen is het verschil met de buitentemperatuur dan groot. Als de jonge vogels eenmaal goed in de veren zitten, in de eerste week van juni, stijgt de nesttemperatuur zelfs tot 20°C en hoger.

Dat is een lekkere temperatuur voor de steekmieren, en zij komen dan ook op de warmte van een fluiternest af. In mei als het koud is en in de eerste week van juni verplaatsen ze larven en poppen vanuit hun eigen nest naar een vogelnest en stoppen ze in de zijwanden. Verhuizing is een heel karwei, maar het is kennelijk de moeite waard.

Wanneer de jonge fluiters zijn uitgevlogen, koelt het lege nest weer af. Maar de mieren halen hun broed dan niet meteen weg; ze stellen dat tot twee weken uit. Het heeft ook geen haast, want het vogelnest is weliswaar niet meer zo warm, maar ook niet kouder dan het mierennest.

Van de fluiternesten in het oerbos van Białowieża in Polen, waar Maziarz het onderzoek deed, gebruiken de mieren 10 à 30 procent als broedstoof. De vogels hebben geen last van de inwoners, maar ze hebben er ook geen voordeel aan. Een fluiter die een nest gaat maken zoekt dan ook niet speciaal mierenkolonies op. Het zijn de mieren die de relatie aangaan en ervan profiteren.

Willy van Strien

Foto: Bossteekmier met broed. Jan Anskeit (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 4.0)

Meer over de gewone steekmier: minikoninginnen

Bronnen:
Maziarz, M., R.K. Broughton, L.P. Casacci, G. Hebda, I. Maak, G. Trigos‑Peral & M. Witek, 2021. Interspecific attraction between ground‑nesting songbirds and ants: the role of nest‑site selection. Frontiers in Zoology 18: 43. Doi: 10.1186/s12983-021-00429-6
Maziarz, M., R.K. Broughton, L.P. Casacci, A. Dubiec, I. Maák & M. Witek, 2020. Thermal ecosystem engineering by songbirds promotes a symbiotic relationship with ants. Scientific Reports 10: 20330. Doi: 10.1038/s41598-020-77360-z

Tuin of naambord?

Waarom vicuña’s altijd op de grote hoop schijten

vicuña’s plassen en poepen op vaste plaatsen

Vicuña’s leven in droog, koud en kaal gebied, hoog in de Andes. Ze richten daar vaste plekken in om te poepen en te plassen en blijven die toiletplaatsen tientallen jaren gebruiken. Er is discussie over de vraag waarom ze dat doen.

Hoog in het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte, waar de bodem droog, stenig en kaal is, vallen enkele plaatsen op doordat ze groen zijn, begroeid met planten. Die groene eilanden zijn ontstaan doordat vicuña’s daar bij herhaling komen om te poepen en te plassen; het zijn hun vaste toiletplaatsen. Waarom gebruiken ze daar vaste plaatsen voor? Om tuintjes te creëren waar planten groeien die ze kunnen eten, opperen Kelsey Reider en Steven Schmidt. Nee, de mesthopen zijn een soort naambordjes die hun territorium markeren, denkt William Franklin.

Stug gras

Vicuña’s zijn een van de weinige diersoorten die in de Andes leven op een hoogte van meer dan 4000 meter, tot aan de rand van de sneeuw. Ze leven voornamelijk in groepen die rondtrekken op een territorium van bijna 20 vierkante kilometer. Ook hier is klimaatverandering merkbaar; gletsjers slinken en trekken zich terug op de bergtoppen. Waar ze smelten komt een kale bodem tevoorschijn. Die is arm aan voedingsstoffen voor planten, zodat het tientallen jaren duurt voordat er een noemenswaardige begroeiing is ontstaan. Vicuña’s betreden als eerste de vrijgekomen grond aan de rand van de gletsjers.

Met hun uitwerpselen brengen ze daar voedingsstoffen op de bodem. Ze poepen en plassen uitsluitend op vaste toiletplaatsen of mesthopen die ze tientallen jaren blijven gebruiken. Zo ontstaan bemeste plaatsen waar de vegetatie zich sneller kan ontwikkelen.

Eerst verschijnt een vegetatie waarin het stugge en weinig voedzame Peruviaans vedergras, Stipa pichu, de boventoon voert. Pas honderden jaren later ontwikkelt zich een graziger begroeiing, met het gras Calamagrostis vicunarum, andere grassen en kruiden.

Vreedzaam

Op die grazige plaatsen foerageren vicuña’s het liefst. Omdat de weitjes ook nog als toiletplaatsen in gebruik zijn, lopen de dieren er het risico om darmparasieten op te pikken. Maar plekken met smakelijke vegetatie zijn zo schaars dat ze dat risico op de koop toe nemen.

Reider en Kelsey menen dan ook dat de vicuña’s vaste toiletplaatsen aanhouden om daar hun mest te concentreren en zo plaatselijk de ontwikkeling van een voedzame begroeiing te versnellen. Met andere woorden: toiletplaatsen zijn tuinen waar ze voedsel kweken.

Maar Franklin denkt daar anders over. Vicuña’s die aan de rand van een gletsjer een jonge toiletplaats gebruiken of een nieuwe toiletplaats beginnen, profiteren daar zelf niet van. Want voordat er iets lekkers staat, zijn ze generaties verder. Als het om voedselkweek gaat, zou een dier beter een oudere toiletplaats kunnen kiezen waar de plantengroei al goed op gang is.

Hij denkt eerder dat de mesthopen het territorium van een groep markeren. Dat is belangrijk, want als een dier per ongeluk het territorium van een andere groep betreedt, wordt het aangevallen en met geweld verjaagd en loopt het een risico om zwaargewond te raken. Door het territorium, vooral aan de grenzen, op vaste plaatsen te markeren met de kenmerkende groepsgeur, weet een groep haar leden binnen het veilige eigen terrein te houden. Zo kan het gebeuren dat bij een grens twee groepen vreedzaam naast elkaar staan te grazen, elk op zijn eigen terrein.

Bij-effect

Aan die geurmarkeringen draagt elk groepslid bij, en wie bijdraagt profiteert er zelf ook van dat het naambord op die manier in stand blijft.

En zo ontwikkelt zich op kale grond een vegetatie die langzaamaan aantrekkelijker wordt. Dat is een mooi bijeffect voor toekomstige vicuña-generaties en andere zoogdieren die de grazige plekken bezoeken: de Cuvierhaasmuis (Lagidium viscacia) en de Andesvos (Lycalopex culpaeus).

Willy van Strien

Foto: Dick Culbert (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Franklin, W., 2021. Vicuña dung gardens at the edge of the cryosphere: Comment. Ecology 102: e03522. Doi: 10.1002/ecy.3522
Reider, K.E. & S.K. Schmidt, 2021. Vicuña dung gardens at the edge of the cryosphere. Ecology 102: e03228. Doi: 10.1002/ecy.3228

Travestie bij witnekkolibrie

Mannenkleed geeft vrouw meer rust

witnekkolibrie-man is fel gekleurd

De meeste vrouwen witnekkolibrie zijn duidelijk van mannen te onderscheiden door een minder felle kleur, maar voor 20 procent van de vrouwen geldt dat niet: zij zien eruit als man. Jay Falk en collega’s wilden weten waarom zij afwijken van het normale patroon.

Bij kolibries, een vogelfamilie met meer dan 300 soorten, zijn mannen doorgaans feller gekleurd dan vrouwen. Maar bij één op de vier soorten komen vrouwen voor die het verenkleed van een man dragen, rapporteerde de onderzoeksgroep waar Jay Falk deel van uitmaakt eerder dit jaar. Nu zocht hij uit waarom die vrouwen zich in mannenkleed hullen. Zijn conclusie is dat zij rustiger kunnen foerageren. Ze worden minder lastiggevallen door zowel soortgenoten als andere kolibries.

Meeste vrouwen witnekkolibrie zijn minder fel gekleurd, maar sommige zien eruit als een manDat kolibrievrouwen normaal gesproken minder kleur hebben dan mannen – al zijn ze vergeleken met veel andere vogels beslist niet saai te noemen – is omdat zij degenen zijn die de jongen grootbrengen. Als ze op of rond het nest zijn, is een gedekte kleur veiliger: hun roofvijanden zien hen minder makkelijk. Kolibriemannen hebben geen gezinstaken en zijn vrij om vrouwtjes te versieren. Zij moeten het dan onder meer hebben van flitsende kleuren, waar vrouwen gek op zijn.

Witnekkolibrie

Maar er zijn dus kolibriesoorten met vrouwen die zich een opvallend mannelijk uiterlijk hebben aangemeten. De witnekkolibrie, Florisuga mellivora, is daar een voorbeeld van. Ongeveer 20 procent van de volwassen vrouwen heeft net zo’n glanzende blauwe kop, spierwitte buik en staart en witte vlekken in de nek als mannen. Waar zou dat goed voor zijn?

Misschien hebben ook mannen een voorkeur voor een felgekleurde partner, dacht Falk eerst. Maar dat bleek niet zo te zijn toen hij mannetjes liet kiezen uit verschillende opgezette vogels: hun voorkeur gaat juist uit naar een vrouw met een niet-mannelijk verenkleed.

Lastiggevallen

Een andere mogelijkheid is dat felgekleurde vogels minder vaak worden lastiggevallen als ze foerageren. Kolibries zijn kleine vogels met een hoge stofwisseling die veel moeten eten. Daar zijn ze dus een groot deel van de dag mee bezig; ze zuigen nectar uit bloemen. Er is veel concurrentie om voedsel en ze zijn behoorlijk agressief rond bloemen met een hoog nectargehalte. Voortdurend proberen ze elkaar te verjagen.

Vrouwtjes witnekkolibrie in een normaal vrouwelijk verenkleed, zo bleek uit observaties, delven daarbij het onderspit. Ze boezemen andere vogels kennelijk weinig ontzag in. Ze worden meer verjaagd dan felgekleurde dieren, zowel door soortgenoten als door andere kolibries. Omgekeerd zijn ze zelf minder agressief. Daarbij komt dat ze waarschijnlijk ook nog eens vaker seksueel worden lastiggevallen. Vrouwen in mannenkleed, daarentegen, kunnen rustiger hun gang gaan.

Vrouwen met het uiterlijk van mannen bleken dan ook vaker op bezoek te komen op een plaats waar nectar werd aangeboden dan vrouwen in een niet-mannelijk verenpak, en ze bleven er langer.

Het voordeel van een mannelijk verenkleed voor vrouwen is dus inderdaad dat ze daarmee minder lastiggevallen worden.

Overigens ziet een witnekkolibrievrouw met een mannelijk verenkleed er niet precies hetzelfde uit als een man. Als de vogels de staartveren spreiden, wordt een zwarte band zichtbaar die bij deze vrouwen breder is dan bij mannen. Ook hebben zij wat groen op de staart.

Broedzorg

Er is nog een aanwijzing dat de mannelijke vermomming beschermt tegen agressie: alle jongen zijn felgekleurd, terwijl jongen van diersoorten doorgaans schutkleuren hebben. Ook een jonge witnekkolibrie kan met een volwassen mannelijk uiterlijk zonder al te veel last foerageren.

Jonge vrouwen zijn dus allemaal fel gekleurd. Als ze volwassen worden, behoudt 20 procent van de vrouwen dat kleurige verenkleed, terwijl de meerderheid, 80 procent, overstapt op een minder opvallend uiterlijk. Waarom blijven ze er niet allemaal als man uitzien, als ze daardoor makkelijker kunnen foerageren?

Waarschijnlijk omdat overeind blijft dat een vrouw tijdens de broedperiode niet moet opvallen. Dan is een minder felle kleur juist beter. Jonge vrouwtjes hebben die zorg nog niet.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: witnekkolibrie man. Kathy & sam (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)
Klein: witnekkolibrie vrouw in normaal, dus niet-mannelijk verenkleed. Joseph Boone (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Ook libellenvrouwtjes kunnen er uitzien als mannetjes

Bronnen:
Falk, J.J., M.S. Webster & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like ornamentation in female hummingbirds results from social harassment rather than sexual selection. Current Biology, 26 augustus online. Doi: 10.1016/j.cub.2021.07.043
Diamant, E.S., J.J. Falk & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like female morphs in hummingbirds: the evolution of a widespread sex-limited plumage polymorphism. Proceedings of the Royal Society B 288: 20203004. Doi: 10.1098/rspb.2020.3004

Succesvol als poepje

Krabspin vermomt zich als verse vogelflats

krabspin Phrynarachnae ceylonica imiteert vogelpoepje

Het ziet eruit en het ruikt als een vogelpoepje. Maar het is de krabspin Phrynarachne ceylonica, die in deze vermomming rustig wacht tot een vliegje argeloos naast haar gaat zitten, laten Long Yu en collega’s zien.

Krabspinnen komen aan hun maaltjes door roerloos te gaan zitten wachten tot er een prooidier binnen bereik komt. Dan kunnen ze plotseling toeslaan. Het helpt daarbij als ze niet op een spin lijken, maar zich vermommen. Zo heeft Phrynarachne ceylonica succes als vochtig vogelpoepje, schrijven Long Yu en collega’s.

Deze krabspin lijkt niet alleen op een verse flats, maar ruikt ook zo. Bekend was al dat ze daarmee haar roofvijanden, zoals grotere springspinnen, misleidt; die zien haar letterlijk niet zitten.

De spin komt voor in Sri Lanka, China, Japan en Taiwan.

Mineervliegen

Nu blijkt die vermomming dubbel nuttig. De stiekeme spin trekt namelijk smakelijke insecten aan, constateert Yu, die een aantal jonge en vrouwelijke krabspinnen in het veld observeerde. Vooral mineervliegjes komen eropaf. De larven van deze vliegjes vreten gangen in bladeren, maar volwassen exemplaren hebben een ander dieet, en voor hen is verse vogelpoep een fijne bron van voedingsstoffen.

Yu verfde een aantal krabspinnen helemaal wit of zwart; deze geverfde spinnen trokken de vliegjes niet aan.

Hij laat zien dat de krabspin Phrynarachne ceylonica in de ogen van insecten dezelfde kleuren heeft als verse vogelpoep. Met wat spinsel bootst de spin een begin van uitdroging langs de randen na. En het werkt: er landen insecten vlak naast haar. De spin trekt er minder dan een echt vogelpoepje, maar dat is niet erg als ze al na één maaltje verzadigd is.

Jammer genoeg melden de onderzoekers niet of de krabspinnen de vliegjes inderdaad pakken en opeten.

Willy van Strien

Foto: LiCheng Shih (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Een andere krabspin vermomt zich als bloem

Bron:
Yu, L., X. Xu, Z. Zhang, C.J. Painting, X. Yang & D. Li, 2021. Masquerading predators deceive prey by aggressively mimicking bird droppings in a crab spider. Current Zoology, 24 juli online. Doi: 10.1093/cz/zoab060

Oogschaduw

Slechtvalk ziet goed bij felle zon dankzij baardstrepen

slechtvalk ziet ook in zonlicht goed dankzij baardstrepen

Schitterend zonlicht kan scherp zicht belemmeren. Michelle Vrettos en collega’s maken aannemelijk dat de zwarte baardstrepen van een slechtvalk daartegen helpen tijdens de jacht.

Met een indrukwekkende duikvlucht suist een jagende slechtvalk naar beneden om een prooi in de lucht te pakken. Hij is de snelste vlieger onder de vogels – hij haalt in een duikvlucht 350 kilometer per uur – en hij jaagt al vliegend op andere vogels en vleermuizen. Waarschijnlijk, schrijven Michelle Vrettos en collega’s, helpen de opvallende zwarte strepen onder zijn ogen hem om goed zicht te houden op zijn snelle en wendbare prooien.

Flikkeringen

Het idee dat die zwarte strepen, de zogenoemde baardstrepen, van belang zijn voor een scherpe blik bestond al. Lichte veren zouden zonlicht van de wangen in de ogen weerkaatsen en het beeld onscherp maken, maar donkere veren absorberen het licht. Zo zou een jagende slechtvalk minder last hebben van flikkeringen. Andere valkensoorten en sommige zangvogels en jagende zoogdieren hebben ook zulke donkere strepen of een oogmasker. En sommige Amerikaanse sporters maken de bovenkant van hun wangen zwart met eye black om lichtschittering tegen te gaan en snelle ballen beter te kunnen volgen. Helpt het?

Het lijkt er wel op, althans bij de slechtvalk. Vrettos bekeek foto’s die op internet geplaatst waren van een paar duizend slechtvalken van over de hele wereld; behalve op Antarctica komt de vogel overal voor. Ze mat de baardstrepen op elke foto op. Zo ontdekte ze dat die groter en donkerder zijn naarmate de gemiddelde jaarlijkse zonnestraling hoger is in het gebied waar een foto is genomen. En dat terwijl donkere veren in zonovergoten gebieden het nadeel hebben dat ze warm worden.

Bewezen is het nog niet dat baardstrepen het zicht verbeteren door zonnestraling te absorberen; daarvoor zijn experimenten nodig. Maar treffend is het wel.

Willy van Strien

Foto: Een slechtvalk met flinke baardstrepen. Kevin Cole (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bron:
Vrettos, M., C. Reynolds & A. Amar, 2021. Malar stripe size and prominence in peregrine falcons vary positively with solar radiation: support for the solar glare hypothesis. Biology Letters 17: 20210116. Doi: 10.1098/rsbl.2021.0116

Hoor de spotlijster

Strofen van zang volgen elkaar mooi op

De spotlijster stelt zijn zang zorgvuldig samen

De Noord-Amerikaanse spotlijster heeft een buitengewoon lange, afwisselende en complexe zang. Tina Roeske en collega’s leggen uit waarom wij zijn lied zo mooi vinden.

Minuten achtereen kan de spotlijster, Mimus polyglottos, zijn lied ten gehore brengen. Zijn zang is welbekend in Noord-Amerika, waar de zangvogel veel voorkomt in tuinen en parken. Hij maakt strofen waarin hij een lettergreep met één of enkele tonen een aantal keer herhaalt, zoals ook onze zanglijster doet, en rijgt die strofen aaneen tot een afwisselend en complex geheel.

Een prachtig muzikaal geheel, vinden wij. Tina Roeske en collega’s weten waarom wij ervan genieten: de vogel laat opeenvolgende strofen mooi op elkaar  aansluiten.

Autoalarm

Een zingende spotlijster beschikt over een repertoire van een paar honderd verschillende strofen. Daar zitten eigen deuntjes bij, maar hij imiteert ook roepen en liedjes van veel andere vogels uitstekend. Hij bootst daarnaast andere dierengeluiden na en kan zelfs onnatuurlijke geluiden nadoen, zoals een autoalarm.

Toch is zijn zang geen ratjetoe. De onderzoekers – een neurowetenschapper, een bioloog en een muziekfilosoof – laten zien dat hij opeenvolgende strofen meestal zo kiest dat ze op elkaar lijken; ze klinken als herhalingen die een beetje vervormd zijn. De onderzoekers onderscheiden vier typen vervormingen die voor ons goed hoorbaar zijn.

Samenhang

Twee opeenvolgende strofen hebben vaak dezelfde toonhoogte en hetzelfde ritme, maar verschillen van klankkleur of timbre. De eerste heeft bijvoorbeeld heldere tonen, bij de volgende zit er wat ruis in.

In andere gevallen is een strofe een herhaling van de vorige, maar dan op een andere toonhoogte. Of hij heeft een sneller of juist een langzamer tempo. Soms is een combinatie hoorbaar: een strofe is bijvoorbeeld sneller en hoger van toon dan zijn voorganger. En tussen twee op elkaar lijkende strofen zit soms een contrasterend element.

Doordat opeenvolgende strofen meestal akoestisch verwant zijn, gaan ze subtiel in elkaar over en heeft de zang samenhang. Componisten passen dezelfde strategieën toe om variatie in hun muziek aan te brengen. Ze gebruiken instrumenten met verschillende klankkleur (bijvoorbeeld fluit en viool), herhalen een motief op andere toonhoogte (het bekende begin van Beethovens Vijfde Symfonie) of ze spelen met het tempo.

Bij de spotlijster zingen zowel mannen als vrouwen. Maar mannen doen het meer en uitbundiger, en ze doen het om vrouwen te bekoren. Ongetwijfeld hebben ze daar succes mee, maar wat een spotlijstervrouw nu precies waardeert aan de zang is niet bekend.

Willy van Strien

Foto: AidenD (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Hoor hoe een spotlijster zingt en hoe de onderzoekers de zang ontleden

Andere heel muzikale vogels: zwartkeelorgelvogel en orpheuswinterkoning

Bron:
Roeske, T.C., D. Rothenberg & D.E. Gammon, 2021. Mockingbird morphing music: structured transitions in a complex bird song. Frontiers in Psychology, 4 mei online. Doi: 10.3389/fpsyg.2021.630115

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑