Het was zo eenvoudig begonnen

Evolutie en Biodiversiteit

Pagina 6 van 43

Bloemopener

Zonder vleerhond geen vruchten aan Dillenia-boom

Vleerhond is nodig om bloemen van Dillenia biflora te openen

De bloemen van de boom Dillenia biflora kunnen uit zichzelf niet opengaan. Daarom heeft de bestuiver, een vleerhond, een extra klusje te doen, schrijven Sophie Petit en collega’s.

De relatie tussen een plant en zijn bestuivers kan bijzonder zijn, en misschien spant de boom Dillenia biflora wel de kroon. De eigenaardige bloemen gaan niet vanzelf open. De kroonbladeren zijn vergroeid tot een bolle stolp die meeldraden en stamper afdekt.

Er bestaan tientallen Dillenia-soorten die worden bestoven door bijen als zij stuifmeel komen verzamelen; nectar is er niet. Het was dus een raadsel hoe dat zit bij Dillenia biflora, met zijn potdicht blijvende bloemen en onbereikbare meeldraden. Er moeten bestuivers zijn, want de boom vormt vruchten met zaden en de bloemen kunnen zichzelf niet bestuiven. Sophie Petit en collega’s vroegen zich af: wie zijn de bestuivers, en hoe doen ze het?

Lange tanden

licht-gekleurde bloem van Dillenia biflora zit potdichtDe bloemen zijn geurig, licht gekleurd, groot en dik en ze blijven slechts één nacht goed. Het was mensen opgevallen dat er ’s nachts grote vleermuizen, oftewel vleerhonden, op de bomen afkomen, en in uitwerpselen van vleerhonden was stuifmeel aangetroffen. Het leek er dus op dat deze dieren een rol spelen bij de bestuiving. Op de grond waren bloemstolpen te vinden met vier gaatjes erin.

Om te achterhalen wat er gebeurt, plaatsten de onderzoekers ’s nachts, als vleerhonden actief zijn, videocamera’s bij bomen. Ze deden hun onderzoek op de twee grootste eilanden van Fiji, Vanua Levu en Viti Levu. Dillenia biflora groeit daar in regenwouden.

De videobeelden spraken duidelijke taal. De bomen krijgen ’s nachts bezoek van Notopteris macdonaldi, een vleerhond die overdag in grote groepen in grotten verblijft. De dieren pakken de stolp van een bloem vast met hun vier lange hoektanden, trekken hem los en laten hem vallen. De honderden meeldraden en een stamper zijn dan vrij.

Wederzijdse afhankelijkheid

Een vleerhond doet dat werkje niet voor niets: de bloemen van Dillenia biflora blijken, anders dan die van andere soorten, een royale hoeveelheid nectar te bevatten. Terwijl het beestje daarvan drinkt, komt zijn snuit onder het stuifmeel te zitten, waarvan een deel bij een bezoek aan een volgende bloem op de stamper terecht zal komen. Die bloem is dan bestoven en zal zaden vormen.

Dat een bloem uit zichzelf dicht blijft, heeft voordelen. Zo is de inhoud beschermd tegen regen, tegen insecten die ervan eten of tegen motten en gekko’s die wel nectar snoepen, maar de bloemen niet bestuiven.

De onderzoekers vermoeden dat er meer Dillenia-soorten zijn die zo’n exclusieve relatie met vleerhonden hebben, want er zijn meer soorten waarvan de bloemen niet vanzelf opengaan. Ze denken ook dat er meer vleermuissoorten zijn die zulke bloemen openmaken en de verborgen voedselbron gebruiken, zoals de tongavleerhond, Pteropus tonganus.

Deze bomen zijn helemaal afhankelijk van nectar-etende vleerhonden die de bloemstolpen verwijderen: zonder hun bezoek sterven de bloemen vruchteloos af. Omgekeerd is nectar de belangrijkste voedselbron voor deze vleerhonden. Dat heeft gevolgen voor natuurbehoud. Veel Dillenia-soorten zijn bedreigd, en om ze te behouden is het noodzakelijk dat de vleerhonden talrijk blijven. Op zijn beurt is de vleerhond Notopteris macdonaldi een kwetsbare soort, en zijn behoud vereist weer dat de bomen niet verdwijnen.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: Ook de tongavleerhond Pteropus tonganus opent mogelijk Dillenia-bloemen; hij eet vruchten, stuifmeel en nectar. Paul Asman, Jill Lenoble (Wikimedia Commons, Creative Commons, CC BY 2.0)
Klein: Genummerde bloem van Dillenia biflora. © Sophie Petit

Bron:
Sophie Petit, S., A.T. Scanlon, A. Naikatini, T. Pukala, R. Schumann, 2022. A novel bat pollination system involving obligate flower corolla removal has implications for global Dillenia conservation. PLoS ONE 17: e0262985. Doi: 10.1371/journal.pone.0262985

Kleppen dicht

Mosselen leren infectie met parasieten te vermijden

mosselen sluiten zich als parasiet in de buurt is

Mosselen passen hun gedrag aan als er parasitaire larven in de buurt zijn, blijkt uit onderzoek van Christian Selbach en collega’s.

Tijdens de voedselopname lopen gewone mosselen, Mytilus edulis,  een risico. De tweekleppige weekdieren voeden zich door water te filteren. Door een instroomopening komt dat binnen en het stroomt langs bladkieuwen, die niet alleen zuurstof uit het water halen, maar ook voedseldeeltjes, voornamelijk plankton. Die deeltjes komen terecht op een slijmlaag en worden naar de maag getransporteerd. Via een uitstroomopening gaat het water weer naar buiten.

Met het instromende water kunnen de mosselen larven binnenkrijgen van een schadelijke parasiet.

Mosselen die al eerder met de parasiet in aanraking zijn geweest, hebben geleerd om voorzichtig te zijn. Merken ze dat er parasieten aanwezig zijn, dan sluiten ze de kleppen en stoppen ze met water filteren om een nieuwe infectie te vermijden, laten Christian Selbach en collega’s zien.

Tussengastheer

De parasiet, de zuigworm (of trematode) Himasthla elongata, heeft een ingewikkelde levensloop waarin mosselen onmisbaar zijn. Het begint in een vogel die aan of op zee leeft, zoals een scholekster, eidereend of zee-eend; in deze dieren gedijen volwassen parasieten. Ze paren en produceren eitjes die met de uitwerpselen van de vogel in het water terecht komen. De eitjes komen uit en de larven, zogenoemde miracidia, worden opgegeten door alikruiken; de kleine slakken fungeren als eerste tussengastheer.

De parasieten ontwikkelen zich in de slakjes tot een volgend larvenstadium, de cercariae, die ook weer in het zeewater terechtkomen. En dat zijn de larven die filterende mosselen infecteren, die de tweede tussengastheer zijn. Mosselen leven in de getijdenzone, niet ver van de kust, en kunnen daar grote schelpenbanken vormen.

Na opname door mosselen, vormen de parasitaire larven cysten, een soort ruststadium. Geïnfecteerde mosselen groeien slecht en zijn kwetsbaar voor mossel-etende vogels als scholekster, eidereend of zee-eend. En dat maakt de cirkel rond: die vogels zijn de eindgastheer. Als een vogel geïnfecteerde mosselen heeft gegeten, worden de parasieten volwassen en begint het verhaal van voren af aan.

Afsluiten

Zijn er infectieuze larven in het water, dan kunnen mosselen niet voorkomen dat ze die binnenkrijgen als ze filteren. Het enige wat ze kunnen doen is stoppen met water innemen. Maar dat heeft een prijs, want het betekent ook dat ze geen zuurstof en voedsel kunnen opnemen.

Toch doen ze het, blijkt uit proeven van Selbach waarin mosselen aan parasieten werden blootgesteld. Maar ze moeten het wel leren.

Mosselen zonder eerdere ervaring met de parasieten filteren door als ze aan de larven worden blootgesteld. Maar dieren die al eerder met de parasiet in aanraking kwamen en geïnfecteerd raakten, sluiten zich nu af. Ze filteren langzamer en doen de kleppen dicht. Dat kost energie, want ze moeten de sluitspier aanspannen. Maar het is kennelijk erger om nog eens een portie parasitaire larven binnen te krijgen.

Nu zou het interessant zijn om te achterhalen hoe de mosselen merken dat er infectieuze larven in de buurt zijn, want dat is nog onduidelijk.

Willy van Strien

Foto: Gewone mossel. Inductiveload (Wikimedia Commons, publiek domein)

Bron:
Selbach, C., L. Marchant & K.N. Mouritsen, 2022. Mussel memory: can bivalves learn to fear parasites? Royal Society Open Science 9: 211774. Doi: 10.1098/rsos.211774

Vliegende schotels

Dansvliegvrouw toont kwaliteit door zich breed te maken

Vrouw langstaart-dansvlieg maakt zich breed

Als ‘vliegende schotel’ probeert een vrouwelijke langstaart-dansvlieg de aandacht te trekken van mannen. Haar brede vorm is een teken van kwaliteit, schrijven Jessica Browne en collega’s.

Vrouwen van de langstaart-dansvlieg (Rhamphomyia longicauda), die leven in Noord-Amerika, maken er werk van om bij mannen in de smaak te vallen. Ze hebben zakken aan weerskanten van hun achterlijf en stevige zwarte borstels aan hun poten. Door de zakken op te pompen zodat die zijwaarts uitsteken en de poten er tijdens het vliegen omheen te vouwen maken ze zich breed. Zo laten ze hun kwaliteit zien, betogen Jessica Browne en collega’s.

Rollen omgekeerd

Bij de meeste diersoorten zijn vrouwen kieskeurig en prijzen mannen zich aan door zich op te doffen en uit te sloven. Maar bij de langstaart-dansvlieg is het net omgekeerd: de mannen zijn kieskeurig, de vrouwen proberen hen te verleiden om te paren.

De reden daarvoor is dat vrouwen niet in staat zijn om zelf hun voedsel te verzamelen. Ze moeten eten om eitjes te kunnen produceren, maar kunnen niet jagen op de kleinere insecten waarvan ze leven. Daarom laten ze zich door mannen van voedsel voorzien. Een man die wil paren, brengt een prooi mee als bruidsgift. Vrouwen paren graag vaak, want elke paring levert een maaltje op. Maar mannen moeten eerst een prooi bemachtigen. Daar hebben ze een zware dobber aan, en na al die moeite zal een man zijn gift alleen aanbieden aan een vrouw die het waard is.

Silhouet

Om mannen te lokken verzamelen vrouwen zich op een baltsplaats. In ochtend- of avondschemering vormen ze een zwerm van tientallen individuen op een open plek in het bos en ‘dansen’ daar op ongeveer een halve meter boven de grond. Mannen die een prooi hebben gevangen benaderen zo’n zwerm van onderaf en zien de vrouwen als silhouetten afsteken tegen de zwak verlichte hemel. Als een man een aantrekkelijke vrouw ziet, gaat hij vlak onder haar hangen. Zij laat die kans niet schieten en valt onmiddellijk op hem, letterlijk.

Samen verlaten ze de zwerm om te paren. Zij slaat zijn sperma op om er later eitjes mee te bevruchten.

De voorkeur van mannen gaat uit naar grote vrouwen. Die spelen daarop in door hun zakken te vullen en hun poten op te trekken en eromheen te vouwen, zodat hun silhouet veel breder wordt. Ze veranderen als het ware in vliegende schotels. Hoe breder een vrouw is, hoe meer kans ze heeft om uitverkoren te worden.

Maar wat heeft zo’n groot silhouet te betekenen? Wat heeft een man eraan om zo’n opgeblazen vrouw te kiezen?

Verschil uitvergroot

Voor een vrouwelijke langstaart-dansvlieg geldt: wie het breed heeft laat het breed hangen, laten Browne en collega’s zien.

Een dansvlieg begint zijn leven als made. Na verpopping komt een volwassen vlieg tevoorschijn die vaste afmetingen heeft; ook het formaat van de zakken en de borstels op de poten van vrouwen ligt vast. Waarschijnlijk is de grootte van een volwassen vlieg een teken van kwaliteit en een gevolg van hoe goed hij het als made gehad heeft. Nu blijkt dat hoe groter een vrouw is, hoe groter in verhouding haar rekbare zakken en haar pootbekleding zijn. Omdat grote vrouwen zich in verhouding extra breed maken, vergroten de verschillen in kwaliteit die er bestaan tussen vrouwen zich nog eens uit.

Dat mannen opgeblazen vrouwen prefereren betekent dus dat ze gaan voor kwaliteit.

Vaderschap onzeker

Dat is een goede keus, want een brede vrouw heeft het vermogen om veel eitjes te produceren. En omdat ze aantrekkelijk is, zal ze vaak gekozen worden en veel hapjes toegestopt krijgen, zodat ze die eitjes inderdaad tot ontwikkeling kan brengen. Ze heeft bovendien een goede kans om lang genoeg in leven te blijven.

Alleen: een man die zo’n aantrekkelijke vrouw uitkiest moet maar hopen dat hij de vader van een deel van dat grote nageslacht zal worden. Als hij de eerste is die met haar paart, zal zij zijn bruidsgift gebruiken om eitjes tot ontwikkeling te gaan brengen, maar tegen de tijd dat ze die gaat leggen heeft ze van veel meer mannen sperma opgeslagen en is de spoeling dun. Een man maakt waarschijnlijk de grootste kans op veel vaderschap als hij de laatste is die met haar paart voordat ze eitjes gaat leggen, als die bijna volgroeid zijn.

Maar in welk stadium de eitjes van een aantrekkelijk ogende vrouw zijn, kan een man aan haar omvang niet zien. Hij moet niet alleen kieskeurig zijn, maar hij moet ook geluk hebben.

Willy van Strien

Foto: Vrouwtje langstaart-dansvlieg (Rhamphomyia longicauda) met opgeblazen zakken. ©Heather Proctor

Bronnen:
Browne, J.H. & D.T. Gwynne, 2022. Deceived, but not betrayed: static allometry suggests female ornaments in the long‑tailed dance fly (Rhamphomyia longicauda) exaggerate condition to males. Evolutionary Ecology, 7 januari online. Doi: 10.1007/s10682-021-10148-3
Murray, R.L., J. Wheeler, D.T. Gwynne & L.F. Bussière, 2018. Sexual selection on multiple female ornaments in dance flies. Proceedings of the Royal Society. B 285: 20181525. Doi: 10.1098/rspb.2018.1525
Funk, D.H. & D.W. Tallamy, 2000. Courtship role reversal and deceptive signals in the long-tailed dance fly, Rhamphomyia longicauda. Animal Behaviour 59: 411-421. Doi: 10.1006/anbe.1999.1310

Tevreden met een tweede plaats

Bonte vliegenvanger wil soms wel bijvrouw zijn

Vrouwtje bonte vliegenvanger wil soms op tweede plaats komen

Een kwalitatief goede man is zoveel waard, dat een vrouwtje bonte vliegenvanger soms bereid is om zijn tweede vrouw te zijn. Mits het niet te zwaar is om zonder zijn hulp voor de jongen te zorgen, schrijven Simone Santoro en collega’s.

Net als de meeste andere zangvogels is de bonte vliegenvanger (Fidecula hypoleuca) voornamelijk sociaal monogaam. Maar sommige mannen houden er een tweede vrouw op na. Deze bijvrouw krijgt weinig hulp van hem als ze haar jongen grootbrengt, maar in goede jaren, als voedsel ruim voorhanden is, telt dat niet als groot bezwaar, denken Simone Santoro en collega’s.

Kort broedseizoen

De mannen komen half april als eersten terug van het overwinteringsgebied in Afrika. Ze zoeken een geschikte nestholte op, hetzij een boomholte of een nestkast, en verdedigen een klein territorium daaromheen. Als een man eenmaal de eigenaar is van een goede plek, probeert hij een vrouw aan te trekken om mee te gaan broeden. Vrouwen nemen bij een aantal mannen een kijkje voordat zij hun keuze maken.

Daarna is een koppel zo’n vijf weken zoet. Zij legt vijf of zes eieren; als het legsel compleet is, gaat ze broeden. Beide ouders voeren daarna de jongen totdat ze uitvliegen, en pa verdedigt het gezin. Het broedseizoen beslaat de maanden mei en juni. In die periode kan slechts één legsel worden grootgebracht. Maar sommige mannen willen meer.

Goede erfelijke kwaliteit

Daarvoor zal zo’n ambitieuze man dan een tweede nestplaats moeten bezetten en nog een partner aan zich binden. Als dat lukt, zal hij zijn vaderlijke inzet over twee nesten moeten verdelen. De onderzoeksgroep, die werkt in Spanje, had al laten zien hoe dat gaat.

Mannen die kans zien om een tweede nest te beginnen zijn vogels die vroeg zijn gearriveerd en gaan broeden, en die in staat zijn om twee nesten tegen rivalen te verdedigen. Dat zijn sterke mannen: van hoge erfelijke kwaliteit en in goede conditie. Zo’n man blijft bij zijn eerste partner in de week dat zij aan het leggen is. Gaat zij broeden, dan probeert hij een extra vrouw te versieren. Een tweede nest bevindt zich meestal vlakbij het eerste.

Als in het eerste nest de jongen uitkomen, gaat hij daar helpen met voeden. De primaire vrouw krijgt zijn volledige aandacht. Pas als het eerste nest is uitgevlogen, biedt hij zijn diensten aan op het tweede nest.

De tweede vrouw is dus slechter af, want ze moet een tijdlang in haar eentje de kleintjes te eten geven: dat is hard werken en ze zal minder jongen zien uitvliegen. Maar er staat tegenover dat die jongen een goede erfelijke kwaliteit van hun vader erven. Daarom kan een vrouw ervoor kiezen om de bijvrouw van een kwalitatief goede man te zijn in plaats van de enige vrouw van een mindere man.

Vette en magere jaren

Vooral laat in het seizoen – als er geen geschikte vrijgezelle mannen meer zijn – kan de keuze om bijvrouw te worden redelijk uitpakken, want dan is het tijdsverschil tussen vaders eerste en tweede leg groter en zal hij zijn tweede vrouw eerder kunnen bijstaan. Nu laten de onderzoekers zien dat ook de beschikbaarheid van voedsel ertoe doet.

Omdat bijvrouwen harder moeten werken dan vrouwen in een monogame relatie is hun overlevingskans lager. (Dat geldt overigens ook voor primaire vrouwen. Voor hen is de situatie blijkbaar ook niet ideaal, maar zij hebben er niet voor gekozen.)

Maar de lagere overlevingskans van bijvrouwen is een gemiddelde over de jaren heen; de onderzoekers volgden de vogels gedurende 26 seizoenen. De overlevingskans verschilt van jaar tot jaar. In goede jaren is het voor een bijvrouw minder moeilijk om de jongen groot te brengen en is haar overlevingskans bijna net zo hoog als die van een vrouw in een monogame relatie. Of een jaar goed of slecht was, leidden de onderzoekers af uit het percentage jongen dat overleefde en uitvloog. Een goed jaar is waarschijnlijk een jaar waarin volop voedsel te vinden is. In zo’n jaar kan een vrouw makkelijker een positie als bijvrouw accepteren.

En dat doet ze soms ook, zo blijkt: in vette jaren komt het vaker voor dat een man twee gezinnen heeft dan in magere jaren. Maar ook dan blijven monogame relaties in de meerderheid.

Willy van Strien

Foto: Caroline Legg (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Meer over paarvorming bij bonte vliegenvangers

Bronnen:
Santoro, S., P. Fernández‑Díaz, D. Canal, C. Camacho, L.Z. Garamszegi, J, Martínez‑Padilla & J. Potti, 2022. High frequency of social polygyny reveals little costs for females in a songbird. Scientific Reports 12: 277. Doi: 10.1038/s41598-021-04423-0
Canal, D., L. Schlicht, J. Manzano, C. Camacho & J. Potti, 2020. Socio-ecological factors shape the opportunity for polygyny in a migratory songbird. Behavioral Ecology 31: 598–609. Doi: 10.1093/beheco/arz220

En snel een beetje

Plectrohyla kikkermannen bijten vrouwen een boodschap toe

Plectrohyla-man bijt partner tijdens paring

Mannen van drie Plectrohyla-kikkersoorten geven hun partner een chemische boodschap tijdens de paring. Ze gebruiken daar hun boventanden bij, laten Lisa Schulte en collega’s zien.

Tijdens de paring drukken mannen van een aantal soorten Plectrohyla boomkikkers hun bovenlip op de kop of rug van hun partner. Dat is niet bepaald een liefkozing, integendeel: ze schrapen hun tanden eroverheen, ontdekten Lisa Schulte en collega’s. De krassen zijn na afloop duidelijk te zien. Waarom doen ze dit?

Dikke lippen

Vrouwen met krassen op kop of rug zijn gevonden bij drie soorten: Plectrohyla hartwegi, Plectrohyla matudai en Plectrohyla sagorum. De afstand tussen de krassen komt inderdaad overeen met de afstand tussen de boventanden van de mannen, die lang zijn en uitsteken. Deze kikkers leven in de Zuid-Amerikaanse tropen.

Naast lange tanden hebben de mannen gezwollen bovenlippen gedurende het broedseizoen, en die blijken vol te zitten met gespecialiseerde, grote klieren. Die produceren slijm en scheiden dat af op de binnenkant en de buitenkant van de lippen. In het slijm troffen de onderzoekers verschillende eiwitten aan, waaronder eiwitten die van salamanders bekend zijn als boodschapperstoffen waarmee de dieren met elkaar communiceren.

Directe boodschap

De conclusie van dit alles is dat de mannen tijdens de paring met tanden en lippen klierslijm in de huid van hun partner inbrengen. De eiwitten daaruit worden waarschijnlijk door het bloed opgenomen en elders afgeleverd. Het effect is dat de eitjes sneller worden gelegd, denken de onderzoekers.

Dat zou gunstig zijn. Bij de paring klemt een kikkerman zich vast aan een vrouw met een paargreep of amplexus. Ze blijven zo uren of zelfs dagen zitten, totdat zij haar eitjes legt en hij zijn zaad erover kan uitstorten. En al die tijd is zo’n gekoppeld stel minder wendbaar dan een enkele kikker, en dus een makkelijke prooi voor roofvijanden. Hoe eerder een paring is afgerond, hoe korter die onveilige toestand duurt.

De mannen gedragen zich weinig zachtzinnig, maar als de paring daardoor eerder klaar is, profiteren beide partners daarvan. Of de paring echt sneller verloopt, weten de onderzoekers nog niet.

Hoe dan ook: de mannen van deze kikkers geven tijdens de paring een chemische boodschap af en het is zeker dat die binnenkomt.

Willy van Strien

Foto: Plectrohyla sagorum. Ruth Percino Daniel (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 3.0)

Ook bij de Ottonkikker blijven vrouwen niet ongeschonden

Bron:
Schulte, L.M., A. Martel, R. Cruz‑Elizalde, A. Ramirez‑Bautista & F. Bossuyt, 2021. Love bites: male frogs (Plectrohyla, Hylidae) use teeth scratching to deliver sodefrin precursor‑like factors to females during amplexus. Frontiers in Zoology 18: 59. Doi: 10.1186/s12983-021-00445-6

Poetslipvis beduvelt de klant stiekem

Vrouw beseft wanneer partner haar gedrag ziet

in een paartje gewone poetslipvis kan een conflict ontstaan

Een vrouwtje gewone poetslipvis jaagt een klant soms weg door een hap uit zijn slijmlaag te bijten. Maar als ze weet dat haar partner kan zien wat ze doet, gedraagt ze zich iets beter, melden Katherine McAuliffe en collega’s.

Gewone poetslipvissen (Labroides dimidiatus) werken vaak in paren. Dan inspecteren man en vrouw gezamenlijk hun klanten, vissen die een schoonmaakbeurt willen. Met hun spitse snuitje pikken de poetsers uitwendige parasieten en dode huidcellen weg. Het is een schoolvoorbeeld van samenwerking tussen soorten, oftewel mutualisme: klanten raken van hun parasieten af, poetsers hebben er een maaltje aan.

Bij poetslipvissen die als stel opereren ontstaat soms een conflict doordat de vrouw een klant bijt; die klant vertrekt dan, waardoor de man zijn maaltje misloopt. Een vrouwtjespoetser misdraagt zich meer als ze weet dat haar partner niet kan zien wat ze uitspookt, ontdekten Katherine McAuliffe en collega’s.

Straf

Als een vrouwtje poetslipvis bijt, heeft ze daar een goede reden voor. Ze neemt dan een hap uit de beschermende slijmlaag van een klant. Dat is vooral in de broedtijd verleidelijk omdat ze veel energie nodig heeft en vissenslijm voedzamer is dan de parasieten die ze behoort te eten. Maar een gebeten klant maakt dat hij wegkomt, en het mannetje, dat wel netjes werkt, is de dupe: omdat zij vals speelt, raakt ook hij de klant kwijt – maar dan zonder een fijn hapje slijm op te hebben zoals zij.

Daarbij komt nog een risico dat hij zijn territorium, waarbinnen meerdere vrouwtjes leven, verliest. Want poetslipvissen wisselen tijdens hun leven van geslacht. Jonge vissen zijn altijd vrouwtjes die, als ze een zekere grootte hebben bereikt, mannetjes worden. Een vrouw die voedzaam slijm eet, groeit goed. Als ze bijna even groot is als haar partner, kan het elk moment gebeuren dat ze man wordt en hem uitdaagt; misschien slaagt ze erin hem te verjagen en zijn territorium over te nemen.

Logisch dus dat een man het niet pikt als zijn partner een klant bijt. Doet ze dat, dan straft hij haar door haar weg te jagen of te bijten. Uit eerder onderzoek was bekend dat hij strenger straft naarmate het om een grotere klant gaat, waar meer te halen valt. De straf is ook zwaarder als zijn partner ongeveer even groot is als hijzelf, dus als het risico op machtsovername reëel is.

Na een straf bindt de vrouw in en werken de partners weer goed samen.

Modelklanten

McAuliffe wist al dat poetsers hun klanten beter behandelen als andere vissen, potentiële klanten, toekijken. Want toeschouwers vertrekken als ze zien dat klanten gebeten worden. Nu wilde ze weten of een gewone poetslipvis-vrouw een klant ook minder snel beduvelt als ze weet dat haar partner haar kan zien.

De poetsvissen leven op koraalriffen, waar ze, alleen of als stel, een ‘poetsstation’ bemannen. Het is lastig om daar waar te nemen wat er precies gebeurt tussen poetsers en hun klanten. Daarom deden de onderzoekers experimenten in het lab. Ze brachten daar poetsvispaartjes in contact met kunstmatige klanten: plaatjes van plexiglas met hoopjes voedsel erop geplakt. Een prutje van garnaal, dat poetsvissen lekker vinden, stond model voor het slijm van een klant; een mengsel van visvlokken en garnaal, dat de poetsers minder waarderen, stelde parasieten voor.

De poetsvissen leerden eerst om met deze modelklanten om te gaan. Aten ze, tegen hun voorkeur in, visvlokmengsel, dan telde dat als goede schoonmaakservice. Maar namen ze een hapje garnalenprut, dan gold dat als vals spelen en trokken de onderzoekers de modelklant weg.

De onderzoekers gingen na die training eerst na hoe vrouwtjes zich gedragen als hun partner van hen was gescheiden door ofwel een doorzichtige afscheiding, ofwel een ondoorzichtige. Zo gauw een vrouw een hapje garnalenprut had genomen, werd de modelklant verwijderd en haar partner toegelaten.

Slechte dienst

Als hun partner zichtbaar was, en hij hun dus ook kon zien, aten gewone poetslipvis-vrouwen gemiddeld wat meer happen visvlokmengsel voordat ze een hap garnalenprut namen en de modelklant verdween. Dan leverden de vrouwen dus een betere dienst. Waren de partners onzichtbaar voor elkaar, dan aten vrouwen minder visvlokmengsel. Met andere woorden: in het geniep speelden ze eerder vals.

Mannen, die hun vrouw konden straffen nadat ze van de garnalenprut gegeten had, straften minder streng naarmate zij eerst meer visvlokmengsel geconsumeerd had. Vreemd genoeg maakte het voor de strafmaat na vals spel niet uit of mannen het gedrag van hun partner daadwerkelijk hadden gezien of niet. Kennelijk merkten ze op een of andere manier toch wel aan hun partner hoe ernstig ze vals had gespeeld.

Twee keer kiezen

Het lijkt er dus op dat vrouwen beseffen dat hun partner wel of niet kan zien wat ze doen, en dat ze zich eerder misdragen tegenover een klant als de partner niet kan toekijken.

Een volgende, wat ingewikkelder proef bevestigde dat. In deze opstelling zat de man weer achter een doorzichtige of ondoorzichtige afscheiding, maar nu waren er twee modelklanten achter extra afscheidingen. Een van de klanten was voor de man zichtbaar achter een transparante afscheiding – als die man tenminste zelf achter een doorzichtige afscheiding zat; de andere was voor hem verborgen achter een ondoorzichtig scherm. De vrouw kon kiezen welke modelklant ze behandelde. Ze mocht twee keer kiezen; tussendoor werd de man toegelaten, die haar al dan niet strafte.

De eerste keer kozen vrouwen vaker voor de modelklant achter de ondoorzichtige afscheiding als hun partner kon toekijken dan wanneer hij dat niet kon. Maar de tweede keer gingen ze onder zijn toezicht juist vaker naar de modelklant achter de doorzichtige afscheiding. Dat was waarschijnlijk omdat mannen hun partner na de eerste keer vaker straften als ze de verborgen modelklant had bezocht. Maar, in overeenstemming met het vorige experiment: mannen straften onafhankelijk van of ze hadden kunnen zien dat zij daarheen was gegaan. Kennelijk verraadde ze zich op de een of andere manier.

Knappe soort

De hoofdconclusie van de onderzoekers: een gewone poetslipvis-vrouw speelt eerder vals tegenover een klant als ze weet dat haar partner, die slecht gedrag afstraft, niet kan zien wat ze doet. In de eerste proef namen vrouwtjes sneller een hap garnalenprak, die stond voor de beschermende slijmlaag van een klant. In de tweede proef bezochten ze in eerste instantie liever een voor de partner verborgen modelklant dan een zichtbare.

Dat zij beseft wat hij kan zien, geeft blijk van indrukwekkende verstandelijke vermogens. Dat deze poetsvissoort daarover beschikt, bleek al eerder: de visjes herkennen zichzelf in een spiegel.

Maar de vraag is wel waarom het een vrouw iets kan schelen of haar partner haar slechte gedrag daadwerkelijk kan zien of niet, want dat maakte voor de straf niet uit.

Het verhaal is dus nog niet af. Maar er komt vast een vervolg, want de onderzoeksgroep doet al jarenlang grondig onderzoek aan deze poetsvissen.

Willy van Strien

Foto: Gewone poetslipvis aan het werk bij een koran keizersvis (Pomcanthus semicirculatus). Longdongdiver (Vincent C. Chen) (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Meer over de gewone poetslipvis: huichelachtig, klantvriendelijk karakter, schoonmakers in het gareel.

Bronnen:
McAuliffe, K., L.A. Drayton, A. Royka, M. Aellen, L.R. Santos & R. Bshary, 2021. Cleaner fish are sensitive to what their partners can and cannot see. Communications Biology 4: 1127. Doi: 10.1038/s42003-021-02584-2
Kohda, M., T. Hotta, T. Takeyama, S. Awata, H. Tanaka, J-y. Asai & A.L. Jordan, 2019. If a fish can pass the mark test, what are the implications for consciousness and selfawareness testing in animals? PLoS Biol 17: e3000021. Doi: 10.1371/journal.pbio.3000021
Raihani, N.J., A.I. Pinto, A.S. Grutter, S. Wismer & R. Bshary, 2012. Male cleaner wrasses adjust punishment of female partners according to the stakes. Proceedings of the Royal Society B 279: 365-370. Doi: 10.1098/rspb.2011.0690

Honingdauw met dopamine

Japanse bijvoetluis dwingt extra bescherming af van mieren

Japanse bijvoetluis manipuleert de mier die hem beschermt

Een kolonie van de Japanse bijvoetluis maakt mieren agressiever, laten Tatsumi Kudo en collega’s zien. Daardoor krijgen vijanden nog minder kans om de luizen te eten.

De samenwerking tussen bladluizen en mieren is een van de best bekende voorbeelden van samenwerking of mutualisme. Bladluizen, die leven van het sap van planten, scheiden overtollige suikers uit in een plakkerig goedje, de honingdauw. Voor mieren is dat een mooie voedselbron. Ze verzamelen de honingdauw, oftewel: ze melken de luizen. Om de oogst veilig te stellen beschermen ze de luizen tegen vraatzuchtige vijanden alsof het hun vee is. De partijen ruilen dus voedsel uit tegen bescherming, en beide partijen profiteren van deze samenwerking.

Zo’n samenwerking bestaat ook tussen de Japanse bijvoetluis (Macrosiphoniella yomogicola), die op bijvoet (Artemisia montana) leeft, en verschillende soorten mieren, waarvan Lasius japonicus de belangrijkste is. Deze bladluis maakt de mieren die hem beschermen extra agressief tegen roofvijanden door dopamine in de honingdauw af te scheiden, ontdekten Tatsumi Kudo en collega’s. Met andere woorden: de luizen manipuleren het gedrag van de mieren.

Dopamine

Eerder al had de Japanse onderzoeksgroep al laten zien dat de mier de luizen manipuleert. Van de Japanse bijvoetluis komen twee kleurvormen voor en de mieren begunstigen de vorm die zich het langzaamst vermenigvuldigt maar de beste honingdauw produceert. Nu schrijft het team dat de Japanse bijvoetluis zich op zijn beurt niet als gedwee melkvee gedraagt.

In de honingdauw van de luizen troffen de onderzoekers namelijk dopamine aan, een stof die inwerkt op het zenuwstelsel. De krop van mieren die de honingdauw hadden geoogst bevatte ook dopamine.

En dat had invloed op het gedrag van de mieren. De onderzoekers deden proeven om te zien hoe agressief de mieren waren tegen het Aziatisch lieveheersbeestje (Harmonia axyridis), een belangrijke roofvijand van de luizen. Mieren die net een bladluiskolonie hadden bezocht waren agressiever dan mieren die dat niet hadden gedaan. Dat ligt aan de dopamine, bleek uit andere experimenten: toediening van dopamine maakte de mieren agressiever dan normaal, terwijl kunstmatige honingdauw zonder dopamine dat niet deed.

Extra voordeel

Zo halen zowel de Japanse bijvoetluis als de mier Lasius japonicus die hem beschermt extra voordeel uit de samenwerkingsrelatie. De bladluis dwingt de mier om een betere bescherming te geven, de mier manipuleert de luizenkolonie zo dat er extra veel voedsel van hoge kwaliteit beschikbaar is.

Vooral voor de bladluis is de relatie met mieren belangrijk. Zonder zijn mieren-lijfwachten zou een kolonie het niet redden.

Willy van Strien

Foto: Japanse bijvoetluis. ©Ryota Kawauchiya

Op YouTube: lieverheersbeestjeslarve die luizen eet wordt door mier gebeten

Zie ook hoe de mier de luizenkolonie manipuleert

Bron:
Kudo, T., H. Aonuma & E. Hasegawa, 2021. A symbiotic aphid selfishly manipulates attending ants via dopamine in honeydew. Scientific Reports 11: 18569. Doi: 10.1038/s41598-021-97666-w

Broedstoof

Mieren brengen hun larven en poppen onder in warm vogelnest

bossteekmier, Myrmica ruginodis brengt broed over naar nest van fluiter

In het nest van een fluiter groeien soms niet alleen jonge fluitertjes op, maar ook mieren, ontdekten Marta Maziarz en collega’s. Larven en poppen doen het in het vogelnest waarschijnlijk beter dan in hun eigen nest.

In het voorjaar zijn nesten van Europese bosmieren, met name de bossteekmier (Myrmica ruginodis) en de rode of gewone steekmier (Myrmica rubra), vaak zo koel dat de larven en poppen niet groeien. Hun ontwikkeling komt pas op gang als het 16°C , maar zo warm worden mierennesten zelden voor de zomer. Ze liggen namelijk op de bodem van het bos, tussen afgevallen bladeren van loofbomen. De mieren kunnen geen warmte produceren, dus zonder zonlicht hebben de nesten dezelfde temperatuur als de omgeving. Een temperatuur van 20 à 25°C is voor het broed het beste; die optimale temperatuur bereiken de nesten in het voorjaar nooit.

Maar er zijn wel warme plekken in de buurt beschikbaar, laten Marta Maziarz en collega’s zien. Want op de bosbodem maakt de fluiter, een zangvogel die broedt in Europese bossen, een overdekt nest van grassen, bladeren en mos. De lichamen van vogelouders en later ook hun bijna volgroeide jongen houden het nest warm.

Verhuizen

Als de vogelouders de eieren bebroeden, in de tweede helft van mei, wordt het in het nest vaak 16°C of meer; zeker op koude dagen is het verschil met de buitentemperatuur dan groot. Als de jonge vogels eenmaal goed in de veren zitten, in de eerste week van juni, stijgt de nesttemperatuur zelfs tot 20°C en hoger.

Dat is een lekkere temperatuur voor de steekmieren, en zij komen dan ook op de warmte van een fluiternest af. In mei als het koud is en in de eerste week van juni verplaatsen ze larven en poppen vanuit hun eigen nest naar een vogelnest en stoppen ze in de zijwanden. Verhuizing is een heel karwei, maar het is kennelijk de moeite waard.

Wanneer de jonge fluiters zijn uitgevlogen, koelt het lege nest weer af. Maar de mieren halen hun broed dan niet meteen weg; ze stellen dat tot twee weken uit. Het heeft ook geen haast, want het vogelnest is weliswaar niet meer zo warm, maar ook niet kouder dan het mierennest.

Van de fluiternesten in het oerbos van Białowieża in Polen, waar Maziarz het onderzoek deed, gebruiken de mieren 10 à 30 procent als broedstoof. De vogels hebben geen last van de inwoners, maar ze hebben er ook geen voordeel aan. Een fluiter die een nest gaat maken zoekt dan ook niet speciaal mierenkolonies op. Het zijn de mieren die de relatie aangaan en ervan profiteren.

Willy van Strien

Foto: Bossteekmier met broed. Jan Anskeit (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 4.0)

Meer over de gewone steekmier: minikoninginnen

Bronnen:
Maziarz, M., R.K. Broughton, L.P. Casacci, G. Hebda, I. Maak, G. Trigos‑Peral & M. Witek, 2021. Interspecific attraction between ground‑nesting songbirds and ants: the role of nest‑site selection. Frontiers in Zoology 18: 43. Doi: 10.1186/s12983-021-00429-6
Maziarz, M., R.K. Broughton, L.P. Casacci, A. Dubiec, I. Maák & M. Witek, 2020. Thermal ecosystem engineering by songbirds promotes a symbiotic relationship with ants. Scientific Reports 10: 20330. Doi: 10.1038/s41598-020-77360-z

Tuin of naambord?

Waarom vicuña’s altijd op de grote hoop schijten

vicuña’s plassen en poepen op vaste plaatsen

Vicuña’s leven in droog, koud en kaal gebied, hoog in de Andes. Ze richten daar vaste plekken in om te poepen en te plassen en blijven die toiletplaatsen tientallen jaren gebruiken. Er is discussie over de vraag waarom ze dat doen.

Hoog in het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte, waar de bodem droog, stenig en kaal is, vallen enkele plaatsen op doordat ze groen zijn, begroeid met planten. Die groene eilanden zijn ontstaan doordat vicuña’s daar bij herhaling komen om te poepen en te plassen; het zijn hun vaste toiletplaatsen. Waarom gebruiken ze daar vaste plaatsen voor? Om tuintjes te creëren waar planten groeien die ze kunnen eten, opperen Kelsey Reider en Steven Schmidt. Nee, de mesthopen zijn een soort naambordjes die hun territorium markeren, denkt William Franklin.

Stug gras

Vicuña’s zijn een van de weinige diersoorten die in de Andes leven op een hoogte van meer dan 4000 meter, tot aan de rand van de sneeuw. Ze leven voornamelijk in groepen die rondtrekken op een territorium van bijna 20 vierkante kilometer. Ook hier is klimaatverandering merkbaar; gletsjers slinken en trekken zich terug op de bergtoppen. Waar ze smelten komt een kale bodem tevoorschijn. Die is arm aan voedingsstoffen voor planten, zodat het tientallen jaren duurt voordat er een noemenswaardige begroeiing is ontstaan. Vicuña’s betreden als eerste de vrijgekomen grond aan de rand van de gletsjers.

Met hun uitwerpselen brengen ze daar voedingsstoffen op de bodem. Ze poepen en plassen uitsluitend op vaste toiletplaatsen of mesthopen die ze tientallen jaren blijven gebruiken. Zo ontstaan bemeste plaatsen waar de vegetatie zich sneller kan ontwikkelen.

Eerst verschijnt een vegetatie waarin het stugge en weinig voedzame Peruviaans vedergras, Stipa pichu, de boventoon voert. Pas honderden jaren later ontwikkelt zich een graziger begroeiing, met het gras Calamagrostis vicunarum, andere grassen en kruiden.

Vreedzaam

Op die grazige plaatsen foerageren vicuña’s het liefst. Omdat de weitjes ook nog als toiletplaatsen in gebruik zijn, lopen de dieren er het risico om darmparasieten op te pikken. Maar plekken met smakelijke vegetatie zijn zo schaars dat ze dat risico op de koop toe nemen.

Reider en Kelsey menen dan ook dat de vicuña’s vaste toiletplaatsen aanhouden om daar hun mest te concentreren en zo plaatselijk de ontwikkeling van een voedzame begroeiing te versnellen. Met andere woorden: toiletplaatsen zijn tuinen waar ze voedsel kweken.

Maar Franklin denkt daar anders over. Vicuña’s die aan de rand van een gletsjer een jonge toiletplaats gebruiken of een nieuwe toiletplaats beginnen, profiteren daar zelf niet van. Want voordat er iets lekkers staat, zijn ze generaties verder. Als het om voedselkweek gaat, zou een dier beter een oudere toiletplaats kunnen kiezen waar de plantengroei al goed op gang is.

Hij denkt eerder dat de mesthopen het territorium van een groep markeren. Dat is belangrijk, want als een dier per ongeluk het territorium van een andere groep betreedt, wordt het aangevallen en met geweld verjaagd en loopt het een risico om zwaargewond te raken. Door het territorium, vooral aan de grenzen, op vaste plaatsen te markeren met de kenmerkende groepsgeur, weet een groep haar leden binnen het veilige eigen terrein te houden. Zo kan het gebeuren dat bij een grens twee groepen vreedzaam naast elkaar staan te grazen, elk op zijn eigen terrein.

Bij-effect

Aan die geurmarkeringen draagt elk groepslid bij, en wie bijdraagt profiteert er zelf ook van dat het naambord op die manier in stand blijft.

En zo ontwikkelt zich op kale grond een vegetatie die langzaamaan aantrekkelijker wordt. Dat is een mooi bijeffect voor toekomstige vicuña-generaties en andere zoogdieren die de grazige plekken bezoeken: de Cuvierhaasmuis (Lagidium viscacia) en de Andesvos (Lycalopex culpaeus).

Willy van Strien

Foto: Dick Culbert (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)

Bronnen:
Franklin, W., 2021. Vicuña dung gardens at the edge of the cryosphere: Comment. Ecology 102: e03522. Doi: 10.1002/ecy.3522
Reider, K.E. & S.K. Schmidt, 2021. Vicuña dung gardens at the edge of the cryosphere. Ecology 102: e03228. Doi: 10.1002/ecy.3228

Travestie bij witnekkolibrie

Mannenkleed geeft vrouw meer rust

witnekkolibrie-man is fel gekleurd

De meeste vrouwen witnekkolibrie zijn duidelijk van mannen te onderscheiden door een minder felle kleur, maar voor 20 procent van de vrouwen geldt dat niet: zij zien eruit als man. Jay Falk en collega’s wilden weten waarom zij afwijken van het normale patroon.

Bij kolibries, een vogelfamilie met meer dan 300 soorten, zijn mannen doorgaans feller gekleurd dan vrouwen. Maar bij één op de vier soorten komen vrouwen voor die het verenkleed van een man dragen, rapporteerde de onderzoeksgroep waar Jay Falk deel van uitmaakt eerder dit jaar. Nu zocht hij uit waarom die vrouwen zich in mannenkleed hullen. Zijn conclusie is dat zij rustiger kunnen foerageren. Ze worden minder lastiggevallen door zowel soortgenoten als andere kolibries.

Meeste vrouwen witnekkolibrie zijn minder fel gekleurd, maar sommige zien eruit als een manDat kolibrievrouwen normaal gesproken minder kleur hebben dan mannen – al zijn ze vergeleken met veel andere vogels beslist niet saai te noemen – is omdat zij degenen zijn die de jongen grootbrengen. Als ze op of rond het nest zijn, is een gedekte kleur veiliger: hun roofvijanden zien hen minder makkelijk. Kolibriemannen hebben geen gezinstaken en zijn vrij om vrouwtjes te versieren. Zij moeten het dan onder meer hebben van flitsende kleuren, waar vrouwen gek op zijn.

Witnekkolibrie

Maar er zijn dus kolibriesoorten met vrouwen die zich een opvallend mannelijk uiterlijk hebben aangemeten. De witnekkolibrie, Florisuga mellivora, is daar een voorbeeld van. Ongeveer 20 procent van de volwassen vrouwen heeft net zo’n glanzende blauwe kop, spierwitte buik en staart en witte vlekken in de nek als mannen. Waar zou dat goed voor zijn?

Misschien hebben ook mannen een voorkeur voor een felgekleurde partner, dacht Falk eerst. Maar dat bleek niet zo te zijn toen hij mannetjes liet kiezen uit verschillende opgezette vogels: hun voorkeur gaat juist uit naar een vrouw met een niet-mannelijk verenkleed.

Lastiggevallen

Een andere mogelijkheid is dat felgekleurde vogels minder vaak worden lastiggevallen als ze foerageren. Kolibries zijn kleine vogels met een hoge stofwisseling die veel moeten eten. Daar zijn ze dus een groot deel van de dag mee bezig; ze zuigen nectar uit bloemen. Er is veel concurrentie om voedsel en ze zijn behoorlijk agressief rond bloemen met een hoog nectargehalte. Voortdurend proberen ze elkaar te verjagen.

Vrouwtjes witnekkolibrie in een normaal vrouwelijk verenkleed, zo bleek uit observaties, delven daarbij het onderspit. Ze boezemen andere vogels kennelijk weinig ontzag in. Ze worden meer verjaagd dan felgekleurde dieren, zowel door soortgenoten als door andere kolibries. Omgekeerd zijn ze zelf minder agressief. Daarbij komt dat ze waarschijnlijk ook nog eens vaker seksueel worden lastiggevallen. Vrouwen in mannenkleed, daarentegen, kunnen rustiger hun gang gaan.

Vrouwen met het uiterlijk van mannen bleken dan ook vaker op bezoek te komen op een plaats waar nectar werd aangeboden dan vrouwen in een niet-mannelijk verenpak, en ze bleven er langer.

Het voordeel van een mannelijk verenkleed voor vrouwen is dus inderdaad dat ze daarmee minder lastiggevallen worden.

Overigens ziet een witnekkolibrievrouw met een mannelijk verenkleed er niet precies hetzelfde uit als een man. Als de vogels de staartveren spreiden, wordt een zwarte band zichtbaar die bij deze vrouwen breder is dan bij mannen. Ook hebben zij wat groen op de staart.

Broedzorg

Er is nog een aanwijzing dat de mannelijke vermomming beschermt tegen agressie: alle jongen zijn felgekleurd, terwijl jongen van diersoorten doorgaans schutkleuren hebben. Ook een jonge witnekkolibrie kan met een volwassen mannelijk uiterlijk zonder al te veel last foerageren.

Jonge vrouwen zijn dus allemaal fel gekleurd. Als ze volwassen worden, behoudt 20 procent van de vrouwen dat kleurige verenkleed, terwijl de meerderheid, 80 procent, overstapt op een minder opvallend uiterlijk. Waarom blijven ze er niet allemaal als man uitzien, als ze daardoor makkelijker kunnen foerageren?

Waarschijnlijk omdat overeind blijft dat een vrouw tijdens de broedperiode niet moet opvallen. Dan is een minder felle kleur juist beter. Jonge vrouwtjes hebben die zorg nog niet.

Willy van Strien

Foto’s:
Groot: witnekkolibrie man. Kathy & sam (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY 2.0)
Klein: witnekkolibrie vrouw in normaal, dus niet-mannelijk verenkleed. Joseph Boone (Wikimedia Commons, Creative Commons CC BY-SA 4.0)

Ook libellenvrouwtjes kunnen er uitzien als mannetjes

Bronnen:
Falk, J.J., M.S. Webster & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like ornamentation in female hummingbirds results from social harassment rather than sexual selection. Current Biology, 26 augustus online. Doi: 10.1016/j.cub.2021.07.043
Diamant, E.S., J.J. Falk & D.R. Rubenstein, 2021. Male-like female morphs in hummingbirds: the evolution of a widespread sex-limited plumage polymorphism. Proceedings of the Royal Society B 288: 20203004. Doi: 10.1098/rspb.2020.3004

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2025 Het was zo eenvoudig begonnen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑